65 jaar geleden werd de oscar voor beste film toegekend aan “The Bridge on the River Kwai” van David Lean, die ook de oscar won voor beste regisseur. Alec Guiness (rechts op de affiche naast Jack Hawkins en William Holden) kreeg bovendien een oscar voor zijn vertolking van Lt.Col.Nicholson.
In de film wil Lt.Col.Nicholson de Japanners laten zien dat Britten een betere brug kunnen bouwen dan Japanners. De film heeft daarmee niet de bedoeling om iets te zeggen over collaboratie van Britse krijgsgevangenen, maar wil laten zien hoe een in principe goedwillend persoon verblind kan raken en met oprechte bedoelingen toch een verkeerde keuze kan maken. Wat de film ook duidelijk maakt, is dat gemeenschapszin, samenwerking en verbroedering een groep zo sterk kan maken, dat het een ondenkbaar groot werk tot stand kan brengen. De brug staat daarmee ook in overdrachtelijke zin voor het verbond dat de krijgsgevangenen onderling hebben gesmeed.
Het was juist de anti-Britse sfeer van het boek die Alec Guinness er aanvankelijk van weerhield om de rol van kolonel Nicholson te accepteren. Hij had bovendien weinig op met het personage van de kolonel en dacht niet er een behoorlijke vertolking van te kunnen maken. Daarbij had hij weinig zin om met regisseur David Lean te werken, tijdens de opnamen van de film Oliver Twist (1948) had hij al genoeg onenigheid met Lean gehad.
De film was een co-productie tussen Engelse en Amerikaanse productiemaatschappijen en werd grotendeels opgenomen in Kitulgala op Sri Lanka (toen nog Ceylon geheten)en dus niet aan de rivier de Kwai zelf, waar de echte brug in de plaats Kanchanaburi in Thailand lag. Overlevenden van de bouw van de bruggen die de film zagen vonden dat er weinig te zien was de vaak mensonterende manier waarop zij dagelijks aan de brug moesten werken. Er kwamen in totaal 13.000 krijgsgevangen en 100.000 arbeiders uit de omgeving om tijdens de bouw. De filmmakers excuseerden zich, maar bleven bij hun mening dat het uitbeelden van de gruwelijke werkelijkheid te veel zou eisen van het bioscooppubliek. In de film wordt majoor Saito, de Japanse commandant van de bouw van de brug, uitgebeeld als een derderangs schurk. In werkelijkheid was Saito (gespeeld door Sessue Hayakawa) een beminnelijk mens die de gevangenen humaan probeerde te behandelen. Luitenant-kolonel Toosey (de inspiratie voor Kolonel Nicholson) had veel respect voor de man en trad op als getuige voor de verdediging tijdens het oorlogsmisdadentribunaal waar Saito terechtstond. Het getuigenis van Toosey redde Saito van de galg. Ook Toosey was een ander mens dan de fictieve Nicholson. Hij was zeker geen collaborateur, die zich verplicht voelde om samen te werken met de Japanners. In werkelijkheid vertraagde en saboteerde Toosey het werk aan de bouw van de brug. Zo verzamelde hij termieten die werden losgelaten in het hout van de brug en werd er geknoeid met de mix voor het beton.
De film is gebaseerd op het boek Le pont de la rivière Kwaï van Pierre Boulle. Het was gebaseerd op zijn eigen ervaringen als dwangarbeider in Saigon tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1943 was Boulle in het toenmalig Frans Indochina (Vietnam) opgepakt door soldaten van de met nazi’s collaborerende Vichy-regering. In 1944 ontsnapte hij en sloot zich aan bij de Britse Special Forces. Zijn boek is ook gebaseerd op de bouw van twee bruggen over de rivier de Kwai in Birma. Het Japanse leger had deze bruggen nodig om troepen en materiaal te verplaatsen van Bangkok naar Rangoon.
Pierre Boulle kreeg the Oscar for Screenplay Based on Material From Another Medium, despite the fact that he did not know English. The actual writers, Carl Foreman and Michael Wilson were blacklisted at the time and did not receive screen credit for their work. Foreman and Wilson have since been acknowledged by the Academy for their contributions.
Ook producer Sam Spiegel, cameraman Jack Hildyard, editor Peter Taylor en componist Malcolm Arnold werden gelauwerd, al is de originele “Colonel Bogey March” a British march that was composed in 1914 by Lieutenant F.J.Ricketts (1881–1945) (pen name Kenneth J. Alford), a British Army bandmaster who later became the director of music for the Royal Marines at Plymouth.
The two marches were recorded together by Mitch Miller as “March from the River Kwai – Colonel Bogey”. Consequently, the “Colonel Bogey March” is often miscredited as “River Kwai March”. While Arnold did use “Colonel Bogey” in his score for the film, it was only the first theme and a bit of the second theme of “Colonel Bogey”, whistled unaccompanied by the British prisoners several times as they marched into the prison camp. Since the film depicted prisoners of war held under inhumane conditions by the Japanese, Canadian officials were embarrassed in May 1980, when a military band played “Colonel Bogey” during a visit to Ottawa by Japanese prime minister Masayoshi Ōhira.
Aanvankelijk wilde regisseur David Lean dat ze zingend het kamp binnenliepen op de muziek van de Colonel Bogey Mars, maar met de tekst van een al even beroemde parodie op de mars, Hitler Has Only Got One Ball. Sam Spiegel vond de tekst vulgair en had het idee dat alleen de Britse bioscoopgangers er iets van zouden begrijpen. Hij zei tegen Lean dat het gebruiken van een bestaand muzieknummer te veel geld ging kosten, maar Lean hield voet bij stuk. Uiteindelijk kwamen ze tot een vergelijk, de mars zou worden gefloten en niet gezongen. Het werd uiteindelijk het herkenningsnummer van de film en intens populair in de gefloten versie. Er kwam ook een Vlaamse versie door Tony Bell met als titel “Charel, ik heb uw kat gezien”. Daar werd nadien weer een schunnige tekst op gezet als “Sjarel, ik heb uw gat gezien”. En op het internet heb ik zelfs nog een derde versie gevonden: “Sara, en k’hè je gat gezien; Sara, t’was lijk een vliegmachien (alternatieve versie: twas niet om aan te zien)” maar al deze liedjesteksten hebben volgens mij geen diepere betekenis. [Wikipedia]
Ronny De Schepper