Op woensdag 19 maart 2008, meer bepaald op het middaguur, is in het Antwerpse Middelheimziekenhuis Hugo Claus overleden. Hij had om euthanasie gevraagd, aangezien hij aan Alzheimer leed. Zoals hij tegen mezelf nog had gezegd: “Ik ben niet bang om oud te worden en ook niet bang om dood te gaan. Wel ben ik bang voor aftakeling in de zin dat ik niet meer het vermogen zou hebben om dingen te onderscheiden of, wat ik nog het ergste vind, dat ik in een toestand zou komen dat ik niet meer zou kunnen beslissen of ik er een eind wil aan maken of niet. Als ik iets van angst heb in die richting, is het dat. Dat ik niet meer zou kunnen zeggen: geef mij een pilletje.”
Hugo Claus zou het zelf fantastisch gevonden hebben: zelfs met zijn dood joeg hij Onze Moeder de Heilige Kerk nog de gordijnen in! Ik vond het al zo hypokriet dat de vertegenwoordigers van CD&V en Vlaams Belang in het parlement deelnamen aan de minuut stilte ter nagedachtenis van de auteur, maar nu komt hun ware aard weer boven. Waar bemoeien die tsjeven zich toch altijd mee? De media zouden de dood van Claus als “te positief” voorstellen. Alsof het vermelden dat Claus voor euthanasie heeft gekozen meteen inhoudt dat iederéén met Alzheimer dat zou moeten doen. “Door zo maar uit het leven te stappen, omzeilt men het probleem van het lijden,” aldus kardinaal Danneels in zijn paasboodschap, “en omzeilen is geen heldendaad.” Alsof het hier over heldendaden zou gaan! Maar de problematiek van het lijden, daar wil ik het wel eens over hebben met Danneels. Lijden hééft geen zin, mijnheer Danneels! Door te lijden geraak je niet in de hemel of een andere zalige toestand van die strekking. Nee, aan ondraaglijk lijden waaraan geen uitzicht op genezing vastzit, dient meteen een einde te worden gemaakt. Of beter gezegd: dat vind ik en daaraan hebt gij niks te zeggen. Want dat is het ergste met die tsjeven: die willen altijd hun wil opleggen aan andere mensen. Het is niet zo omdat ik vind dat euthanasie de uitkomst is dat ik dit aan iedereen wil verplichten. Maar nee, Onze Moeder de Heilige Kerk weet het weer beter en gaat dan b.v. op zoek naar de “misdadigers” die die ongelukkige vrouw uit Frankrijk hebben geholpen om uit het leven te stappen! Of geneesheren die moeten beslissen over de levenskwaliteit van zeer gehandicapte baby’s.
In plaats van terug te keren op ethische kwesties die door de voorbije paarse regeringen zijn ingevoerd, zoals in de marge van het regeerakkoord wordt gefluisterd, hebben we dus juist nood aan een meer “liberale” euthanasiewetgeving – en ik gebruik opzettelijk dat adjectief omdat ik hoop dat de VLD zich op dat gebied niet laat ringeloren in deze regering. Op dit moment ontkennen ze nog, maar “voor het smeer…”
We hebben dus een uitbreiding nodig van de euthanasiewetgeving, zodanig dat Hugo Claus inderdààd niet verplicht is op een helder moment uit het leven te stappen. Men zou bij Alzheimer-patiënten (en bij uitbreiding voor iedereen, want in coma geraken kan men b.v. bij niemand voorzien) de mogelijkheid moeten laten dat zij bij leven en welzijn beslissen dat als ze niet meer “van deze wereld” zijn zij door een vertrouwensarts uit hun lijden kunnen worden verlost. En gelovigen, probeer dan eens op déze manier uw hemel te verdienen: door mensen die anders denken dan jullie hiervoor geen strobreed in de weg te leggen, dan zullen die andersdenkenden misschien ook wat meer respect kunnen opbrengen voor uw opvattingen.
En vandaag is het dus reeds tien jaar geleden dat Hugo Claus besloot van ons heen te gaan. Tijd dus voor tal van herdenkingsprogramma’s zou je denken, maar de documentaire die gisteren op Canvas werd uitgezonden, was er eigenlijk één van vijf jaar geleden. Net zoals andere memorabilia als “Hugo Claus, een hommage” van Marc Didden (Antwerpen, De Bezige Bij, 144 blz., 17,50 euro). Niks op tegen, integendeel zelfs, maar in de Gazet van Antwerpen van 16 maart 2013 geeft Didden enige toelichting en dat klinkt dan als volgt: “Na Claus’ dood doken er ineens mensen op die hem één keer ontmoet hadden, maar wel beweerden zijn vriend te zijn.” En dan ga je je natuurlijk afvragen: wie bedoelt hij daar nu mee? Zelf schat ik dat ik Hugo Claus zo’n keer of tien heb ontmoet. Dat is dus veel te weinig om arrogant te kunnen stellen: “Ik heb een vriend verloren”, zoals ik vijf jaar geleden al schreef, maar ik voegde er wel aan toe dat ik zijn heengaan eerder op het menselijke vlak aanvoelde dan op het “literaire” of “culturele”, zonder daarmee uiteraard afbreuk te doen aan de geweldige literator en kunstenaar die Hugo Claus was. Die paar keren dat ik met hem heb mogen praten, klikte het immers geweldig en daar ben ik heel fier op. Marc Didden heb ik ongeveer evenveel keer ontmoet en met hem klikte het niet, dat mag wel duidelijk zijn…
Maar laat ik dus eens proberen die keren met Claus op een rijtje te zetten. Twee keer heb ik hem uitgebreid geïnterviewd. Die uitgeschreven teksten vind je trouwens elders op mijn blog, in een uitgebreider versie dan ze destijds in De Rode Vaan zijn verschenen. Het eerste interview (en ook de eerste kennismaking) was n.a.v. “Het Verdriet van België” en in het kader daarvan heb ik hem dan nog een paar keren ontmoet, o.a. op de voorstelling van het boek in de Hotsy Totsy, maar ook nog ongeveer een week na afloop van het interview, toen ik bij hem thuis (toen woonden we nog in elkaars buurt) een gesigneerd exemplaar van zijn meesterwerk mocht ophalen, “op voorwaarde dat ik het daarmee uitgespaarde geld niet aan onnozelheden zou verprutsen”.
Ik geloof dat het ook die keer was dat ik geprobeerd heb Nora Tilley aan een rolletje in zijn “Leeuw van Vlaanderen” te helpen. Dat was alleszins ook bij hem thuis in de Kasteellaan. Het ging echter niet door omdat ze zwartharig was.
Over films gesproken, een andere belangrijke ontmoeting was tijdens het draaien van “Het Gezin van Paemel”, waarvoor hij het scenario had geschreven. Het was aan tafel van de “Drabklok” dat hij me het verhaal vertelde van de ook ondertussen overleden Alain Robbe-Grillet die het SM-boek “L’image” had geschreven, dat onder de naam van zijn vrouw was uitgegeven.
Nog een leuke ontmoeting was, puur toevallig, op het perron van Gent Sint-Pieters. Ik had de gewoonte om één keer per jaar mijn kinderen mee te nemen naar De Rode Vaan, waar ze dan tafeltennis konden spelen of foto’s ontwikkelen in de donkere kamer van Jo Clauwaert of stripverhalen lezen op het bureau van Jan Mestdagh. En juist die ene dag moest ook Hugo Claus naar Brussel. Hij reed natuurlijk in eerste klasse, dus de ontmoeting bleef beperkt tot een kort gesprek op het perron, maar op die manier kunnen mijn kinderen tenminste ook zeggen dat ze ooit de hand hebben gedrukt van de reus uit onze Vlaamse letteren.
Daarnaast heb ik Claus ook een paar keren ontmoet op premières van één van zijn stukken. Zo o.a. “Thuis”, waar we aan de toog van de Vooruit over het mooie kontje van Hilde Van Mieghem hebben staan praten (*). En “Oidipoes in Kolonnos”, dat in de Sint-Baafsabdij werd opgevoerd. Ik zou dus kunnen zeggen “achter onze deur”, maar Claus zelf woonde toen al in Antwerpen. Hij was toen trouwens vergezeld van een vrouw die ik niet kende, maar die later zijn echtgenote zou worden.
Mijn laatste persoonlijke herinnering aan Hugo Claus is toen ik in FNAC een exemplaar van “Belladonna” liet signeren. “’t Is ver gekomen dat recensenten nu ook al hun eigen boeken moeten betalen,” grapte ik, want eigenlijk was ik op dat moment “journalist af” (toch wat recenseren aanging) en Hugo vroeg dan ook hoe het nu met me ging. Helaas moest ik dan wel heel beknopt antwoorden, want er stond nog een lange rij wachtenden. En zo is mijn laatste herinnering dan ook niet meer dan een fait divers. Maar vooral die eerste avond was “een memorabel avondje uit”…
Een memorabel avondje uit
Maar ik wil helemaal niet geboren worden!
Elly Overzier
De geliefden
Bruid in de morgen
Suiker
Mama, kijk zonder handen!
De vijanden
Masscheroen
Vrijdag
Het jaar van de kreeft
Het leven en de werken van Leopold II
Interieur
Pallieter
Het huis van Labdakus
De verzoeking
Sylvia Kristel
Het verdriet van België
Hamlet
Thuis
Gilles
Blindeman
De mensen hiernaast
De Witte van Walle
Het gezin Van Paemel
Pas de deux
Het sacrament
Avenue Claus
Het verdriet van België (de film)
Château migraine
Het haar van de hond
Het schommelpaard
Richard Everzwijn
Stukken op televisie
Dinska Bronska
De repetitie
Onder de torens
Belladonna
Oedipus
De geruchten
Ronny De Schepper
(*) Odo Claus over de begrafenis van zijn broer in Humo van 6/4/2010: “Achteraf bleek dat heel veel aanwezigen gedacht hadden dat ik Hugo’s reïncarnatie was. Hilde Van Mieghem kreeg het eventjes te zwaar toen ze me zag: ze schreeuwde het uit van ontzetting. Later op de middag hoorde ik dat mijn broer haar had gevraagd om op zijn begrafenis de lingerie te dragen die hij zo graag zag. En dat had ze gedaan!”