Het is vandaag 125 jaar geleden dat de Gentse volkszanger Karel Waeri met als bijnaam “den Gentschen Béranger” is overleden.
Hij werd geboren in de Gentse Veerstraat. De ouders van Karel Waeri waren wevers en zorgden er zelfs voor dat Karel tot zijn zestiende naar school kon gaan (zeer uitzonderlijk in die tijd), maar toen zijn vader ontslagen werd en zich aan de drank begaf (de normale gang van zaken in die duistere tijden), was het thuis niet meer te harden. Van zijn vader Piro had hij wel de gave van de rijmelarij geërfd. Op café was deze daarmee een populair figuur. “Ongelukkiglijk was hij niet zo lollig in zijn huisgezin, waar hij meest dronken en zonder loon aanlandde,” bekloeg Karel zich en op zijn achttiende trok hij er vanonder om met twaalf stielen en dertien ongelukken toch genoeg geld voor een viool te verdienen. Samen met zijn oudere broer Jan werd hij dan “professioneel”, wat eigenlijk betekende dat hij voortaan zijn brood zou verdienen door te gaan zingen op kermissen en markten, aan de kerken en in herbergen.
Alhoewel Waeri zich met deze professionele aanpak duidelijk inschakelde in de traditie van de “marktzangers” (in tegenstelling tot de “straatzangers” of “bedelzangers”, betààlden de marktzangers voor een standplaats op de markt), was er toch een groot verschil. Het fenomeen van de marktzangers (vaak gehandicapten die geen “normaal” beroep konden uitoefenen) was ontstaan in de zeventiende eeuw (cfr. de bundel van Denijs Bauwens) en had te maken met de opkomst van de (uiteraard burgerlijke) pers. De eerste kranten richtten zich immers niet tot het gewone volk en de marktzangers namen deze dan ook door op zoek naar een “pakkend verhaal” om dit via de markten te verspreiden. Dat kunnen we afleiden uit een aantal liederen die o.m. de executie van een moordenaar in Oostakker in 1743 en een verhaal van kerkschenders in Brussel in 1767 vertellen.
Deze zangers (zoals b.v. Joseph Sadones) waren echter zeer conservatief. Niet alleen droegen ze de heersende moraal uit, hun liederen waren op hun beurt ook nog eens moraliserend en dan wel in die zin dat men pleitte voor deugdzaamheid, eerbied, onderdanigheid, vaderlandsliefde, gezag (cfr. ook het Narrenschip of de Blauwe Schuit in door de overheid georganiseerde stoeten die de losbandigen “naar de hel” voert). Het merkwaardige is dat ze dit deden om populariteit te oogsten. Alhoewel Marx dus nog zijn voornaamste werken moest schrijven, had hij toch al kunnen inzien dat VTM zijn ondergang zou betekenen.
In de “duistere” negentiende eeuw was het volk echter al meer tot opstand geneigd en kregen de marktzangers een andere functie. Bovendien werd vanaf 1795 in Vlaanderen de pers systematisch verfranst, zodat de gewone volksmens zeker geen toegang meer had tot het medium dat nochtans echt begon door te breken als massamedium door technische innovaties als het mechanische letterzetten en de rotatiepers, naast natuurlijk de uitvinding van de telegraaf en de spoorweg.
De nieuwe beweging bracht met zich mee dat Karel Waeri’s eerste nummers antiklerikaal van inslag waren (“Pater Klokkeluider” en “De spiegelkas” b.v.), omdat het op de eerste plaats de clerus was die het volk zo tam hield. Daarmede was hij z’n broodwinning gedeeltelijk kwijt, want men duldde hem niet overal meer. Hij keerde dan maar terug naar zijn geboortestad Gent en opende “Het groot koffiehuis De Nieuwe Klaver” in de Veerstraat 73. Daar bracht hij vooral amusementsliederen, want politiek gezien was hij toen nog eerder liberaal (b.v.”De pompiers van Ledeberg”). Het is pas later dat hij zich voor de socialistische wagen zou spannen. Het bekende “Koevoet es beter dan boelie” is dan ook niet van Waeri, want het is een stakerslied uit 1860, toen hij dus nog maar 18 jaar was.
In 1868 huwde Karel Waeri met de muzikaal begaafde Sidonie De Meyer. Ze vergezelde haar man vaak op tournee, ze kon meezingen en begeleidde hem met de gitaar. Samen hadden ze zes kinderen die later studeerden aan het conservatorium. Wat hij betaalde met zijn inkomsten uit zijn optredens, die ruimschoots het inkomen van een arbeider overschreed.
Zijn eigen liederen uit de jaren ’70 (“Toone de knecht” uit 1877 en “Triene Versluis” uit 1879) zijn nog meer “amusement”.
Als overgang zou men “De kas es leeg” kunnen bestempelen, want in dit lied over de taks die het Gentse stadsbestuur wou heffen op het zingen van liederen, kan men het ontwaken van een politiek bewustzijn merken. Net zoals in “De controleurs”, geschreven t.g.v. de gemeenteverkiezingen van 25 oktober 1884. Hij heeft trouwens ook een liedje geschreven over de kieswet van 24 augustus van datzelfde jaar. Vanaf 1884 was hij immers zingende propagandist van de BWP, zodat zijn teksten af en toe werden afgedrukt in Vooruit, maar dan wel altijd onder een pseudoniem (Cies Knoopelinckx), want Waeri wilde toch nog altijd een slag achter de hand houden om ook in de burgercafé’s zijn bravere liedjes (politiek gezien dan) te gaan zingen. Dat bracht immers meer op. Eventueel zong hij daar ook zijn erotische liedjes, maar dan wel op voorwaarde dat er geen vrouwen en kinderen aanwezig waren en enkel met de volledige instemming van de toehoorders.
In totaal schreef hij ongeveer 500 liedjes. Teksten dan wel te verstaan, want zijn muziek was zoals gezegd meestal afkomstig van bestaande Franse schlagers. Hij was ook een grote fan van Pierre-Jean de Béranger, de zanger van de Commune. 235 van zijn liedjes staan in de “Verzameling der volledige kluchtige en politieke liederen van Karel Waeri”, uitgegeven in 1899 door zijn weduwe. Daarbij komen dan nog zijn “vetjes”, schunnige liedjes, vroeger alleen gezongen in de late uurtjes, tegenwoordig (gelukkig) ook al gewoon op LP te beluisteren.
Zowel Wannes van de Velde als Walter De Buck hebben namelijk dergelijke “vetjes” opgenomen. (“Adam en Eva”, “De eerste vrouwe”, “De klarinetzak” en “De Stier” b.v.), maar dat wil anderzijds niet zeggen dat alle dubbelzinnige liedjes ook van Waeri zijn. “De veugelmarkt” b.v. is van een anonieme schrijver en dat geldt ook voor “’t Vliegerke” of “Rosalie mijnen bon amie”…
Waeri stierf op 15 maart 1898 in zijn huis aan de Veerstraat, in de straat waar hij ook was geboren. Een paar dagen voordien was hij door katholieke studenten in elkaar getimmerd toen hij van zijn laatste optreden naar huis terugkeerde.
Op het Sint-Jacobsplein te Gent kan men het standbeeld ter ere van Karel Waeri vinden. In het beeld zitten de thema’s van zijn liedjes verwerkt: (slaven)arbeid, bloedbanden, verbondenheid… Het beeld, dat eigenlijk meer een zuil is, heet Den Gentschen Béranger en werd gemaakt door Walter De Buck die de liedjes van Waeri opnieuw populair heeft gemaakt, al dient opgemerkt dat Antwerpenaar Wannes van de Velde enkele jaren eerder reeds enkele nummers van Waeri had opgenomen.
Ronny De Schepper
Referentie
Dree Peremans, Naar de bronnen van de Folk, uitg. EPO