De Russische danser en choreograaf Valery Panov viert vandaag zijn 85ste verjaardag. Ik zie nu op het internet dat hij een eigen gezelschap heeft (The Panov Theatre), maar ik heb destijds kennis gemaakt met hem toen hij werd aangetrokken door het Ballet van Vlaanderen.
« Cross-overs » tussen verschillende media en dan vooral tussen theater enerzijds en muziek en dans anderzijds zijn we reeds enigszins gewend als we vertrekken vanuit een theateropvoering. Het treft ons echter toch nog bijzonder als men b.v. in het ballet theatrale elementen gaat verwerken. Vooral als het dan nog het Ballet van Vlaanderen betreft dat onder de leiding van Jeanne Brabants tot nu toe degelijke maar voorspelbare opvoeringen bracht, zelfs als het om « modernistische » choreografieën ging. Sedert het seizoen 1984-85 is de leiding echter in handen van de uitgeweken Sovjetrus Valery Panov en reeds bij de eerste productie, een bewerking door Panov zelf van Tsjechovs « Drie zusters », voelt men dat er een nieuwe wind waait door het gezelschap.
Blijft de choreografie zelf nog vrij klassiek (met vooral open doekjes voor de pas-de-deux van de drie zusters Olga, Masja en Irina met hun respectievelijke minnaars dan heeft Panov toch loflijke pogingen gedaan om de poort open te gooien naar een verbreding van het genre. Akkoord, weinig dansers zijn met het theatermedium vertrouwd, maar in samenspraak met de ingehuurde (KJT-) acteurs Aimé Anthoni en Mieke Verheyden werd dan blijkbaar maar voor een humoristische aanpak geopteerd, wat nog geslaagd is ook.
De grootste verdienste gaat echter naar pianist Robert Groslot die zonder partituur de geselecteerde fragmenten uit het oeuvre van Rachmaninov vlekkeloos en gevoelsvol vertolkt. Bovendien wordt zijn aanwezigheid theatraal goed opgevangen, net zoals die van sopraan Bernadette Degelin, die in het David Hamilton-decor van Andrei Ivaneanu goed tot haar recht komt. Deze glansrijke start laat het beste verhopen voor dit nieuwe seizoen, dat vervolgde met “Moves”, een eigen choreografie van Valery Panov op muziek van François Glorieux en opgebouwd als een vierdelige symfonie.
Het virtuoze “Recuerdos de Viajes” opent de avond. Het zijn composities gesproten uit reisherinneringen van François Glorieux aan Spanje, Venezuela, Guatemala en Brazilië. Een ballet waarin klassieke techniek en karakterdans verweven zijn. De “Japanse liederen”, het andante van de symfonie, is de persoonlijke en romantische interpretatie van de componist van vier liederen, alle gekenmerkt door een diepe nostalgie. De liederen geven uitdrukking aan het zoeken naar harmonieuze menselijke relaties en aan de betrachting de ideale liefde te vinden. In “Manhattan”, het scherzo, worden tal van aspecten van de grootstad New York belicht, zoals de mengelmoes van rassen, nationaliteiten en godsdiensten, het gevecht om te overleven, het “star”-element, de jacht op dollars, de drugs, de eenzaamheid en zelfmoordpogingen… Het laatste deel is een “Hulde aan Michael Jackson”, een choreografie rond “het idool” in het algemeen. Dit ballet geeft als een videoclip flitsen uit het leven van een popster.
Een gevarieerde avond dus, die echter de verwachtingen niet volledig beantwoord heeft. “Recuerdos de Viajes” was eigenlijk een zwak afkooksel van flamenco- en tango-passen, bij “Japanse Liederen” was er dan anderzijds weinig Japans te bespeuren en in “Manhattan” kwamen Fred Astaire en Michael Jackson om de hoek kijken. Deze laatste kreeg als slot zelfs een hele “tribute” (met Bart De Block in de rol van de zanger). Panov is veel te expliciet (Stijn Celis als “drugverslaafde” of Vivien Loeber als een pseudo-Marilyn Monroe, inclusief opwaaiende jurk, in Manhattan, een aap en een slang bij Michael Jackson enz.) om nog iets aan de verbeelding over te laten. Bovendien blijkt het zo geroemde technische peil toch niet zo hoog te zijn.
Valery Panov heeft voor deze moderne werken blijkbaar niet de affiniteit die hem inspireerde voor de Prokofiev-avonden (“Romeo & Julia” en “Assepoester”). Het geheel komt routineus over met als lichtpunten enkel de “Japanse liederen” (Sophie-Anne Séris, David Krügel, Annick Petit, Jannick Boquin) en de Marilyn Monroe-figuur in “Manhattan” (Vivien Loeber).
Het aanwenden van dieren (hond, aap, slang) in het laatste deel kan een goedkoop effect worden afgedaan, alhoewel wijzelf erg ontroerd waren toen we de wordingsgeschiedenis van die honden-affaire (met Pierre, de hond van Panov) persoonlijk meemaakten in de repetitieruimte van het BVV. Het dient natuurlijk gezegd dat dit toen gebeurde met de haast goddelijke Koen Onzia, die nog gracieuzer met het cola-blikje (sponsor?) dribbelde dan Diego Maradona. Onzia is ondertussen echter getransfereerd (om in de voetbalterminologie te blijven) naar Londen en Bart de Block heeft blijkbaar nog niet de plankenvastheid om hem te doen vergeten.
Orkest en François Glorieux als dirigent stonden in I en IV mee op het podium. De show die François Glorieux daarmee ten beste gaf deed ons bij momenten vermoeden dat er niet één, maar twéé apen bij de avond betrokken waren.
« Yevgeny Onegin »
Zou het van euvele moed getuigen indien wij zouden durven stellen dat onder invloed van het enorme succes van de Munt ook de Opera voor Vlaanderen een gewaardeerde inspanning doet om met kwaliteit voor de dag te komen ? Alleszins, na een hartstochtelijke « La Bohème » en een dynamische “Baas Gansendonck” werden we nu vergast op een intimistische « Yevgeny Onegin ». Dit lyrische werk van Peter Tsjaikovsky dat eveneens zeer weinig actie bevat werd in een rustgevende regie en decor van resp. Jo Dua en Andreï Ivaneanu voor het voetlicht gebracht, terwijl Kurt Brass zeer genuanceerd de dirigeerstok hanteerde. Zelfs Valery Panov himself stond deze keer garant voor het ballet. Toch werd het succes vooral gedragen door de twee hoofdvertolkers, Eduard Tumagian en Valerie Popova. Daarnaast vielen ook Ibolya Sarvari, Hein Meens en vooral Roger Heynen nog in onze smaak, wat niet mag beletten dat ook de kleinere rollen een vermelding zouden verdienen indien de plaats hier niet zo beperkt was.
Niet zo idioot
In de opera te Gent, bracht het Ballet van Vlaanderen de première van « De Idioot » in een choreografie van Valery Panov, artistiek directeur van het gezelschap, geassisteerd door Tom Van Cauwenbergh die zelf de rol van Rogoshin vertolkte en samen met zijn broer Ben als Mysjkin een onvergetelijke prestatie neerpootte. Zij werkten stimulerend op gans het gezelschap, waarbij wij vooral Andria Hall mogen vernoemen als Nastasja Filippovna. Ware het niet een soms krakende bandopname geweest met bruuske overgangen doch een live-orkest dan was het zeker grootser geweest.
Andrei Ivaneaunu bewees nogmaals een uitzonderlijke decorbouwer te zijn, die met eenvoudige middelen accenten weet te leggen en sfeer weet te scheppen. Alexander Vassiliev ontwierp kostuums die pasten in het geheel en elke beweging toelieten. Vernoemen wij nog Jaak Van de Velde voor de belichting dan hebben wij allen vermeld die elk voor hun opdracht bijdroegen tot het succes van het geheel, ook al kwam het traag op gang, wat natuurlijk te maken heeft met het feit dat ballet nu niet precies het geschikte medium is om een verhaaltje te vertellen.
Bovendien biedt de oorspronkelijke roman van Dostojevski natuurlijk veel méér dan « een verhaaltje » en dat kunnen balletdansers ondanks wanhopige grimassen (soms had men de neiging te zeggen : doe niet zo idioot) natuurlijk nooit waarmaken. Toch nam naarmate het ballet vorderde de intensiteit en de dramatiek toe, zodanig dat men zelfs de zoetgevooisde romantiek op het bekende thema dat ook voor het TV-feuilleton « Reilly » werd gebruikt gretig slikt. Het grote publiek schuwt trouwens geen overtrokken effecten, zoals het enorme succes van de circusfratsen op het einde (Mysjkin die in dichte rookontwikkeling, bengelend aan een klokzeel ten hemel wordt opgenomen) bewijst.
Valery Panov zorgde zelf voor de samenstelling van de muziekfragmenten uit het oeuvre van Dimitri Sjostakovitsj, waarmede hij een postume hulde wilde brengen aan een groot en zeker miskend kunstenaar. Velen hebben door de productie van de muziek van Sjostakovitsj leren genieten.
Anderzijds kan men zich wel de vraag stellen of hij van het Ballet van Vlaanderen niet het Ballet van (orthodoks) Rusland wil maken, na de twee Prokoviev-producties die hieraan voorafgingen. De creatie van « Tijl Uilenspiegel » naar Hugo Claus zal ons dat volgend jaar duidelijk moeten maken. Net zoals we ook wat meer aandacht zouden willen vragen voor het corps de ballet. Groepstaferelen zijn vaak soms één grote wanorde, wat schril afsteekt tegen de quasi-perfectie van de solisten. Zou Panov soms enkel oog hebben voor zijn « vedetten » ?
Referenties
Ronny De Schepper, Een frisse wind door het ballet, De Rode Vaan nr.42 van 1984
Ronny De Schepper, Intimistische « Yevgeny Onegin », De Rode Vaan nr.7 van 1985
Ronny De Schepper, Niet zo idioot, De Rode Vaan nr.15 van 1986