Vandaag is het 375 jaar geleden dat de Spaanse auteur Tirso de Molina is gestorven.
Als we spreken over klassiek Spaans theater, met een eigenheid en kwaliteit die tot op vandaag haar sporen nalaat, dan hebben we het over een periode die zowat een eeuw beslaat. Het belang van de Spaanse cultuur stijgt met de opkomst van Spanje als wereldrijk en neemt af met de aftakeling ervan. De zeventiende “gouden” eeuw (ca.1580-1680) is een kroon die prijkt op de cultuurgeschiedenis van het Iberisch schiereiland. Cervantes, Lope de Vega, Calderon en vele anderen schreven de Spaanse literatuur naar een internationaal hoogtepunt. De bloei van de Spaanse dramaturgie (1550 tot 1650) ging gepaard met het Spaanse imperialisme en een groeiend bewustzijn van de vrije wil en het individuele gevoelsleven.
“Het leven een droom” van Pedro Calderón de la Barca (Madrid, 17 januari 1600 – aldaar, 25 mei 1681) dateert van op het laatste van deze periode: een levensbeschouwing wordt belicht, parallel met een amoureuze verhouding, het accent valt echter op de levensvisie. Het noodlot van Sigismundo, erfprins en zoon van koning Basilio van Polen, keert zich uiteindelijk ten goede, nadat deze zoon door zijn vader jarenlang verbannen is geweest. Als Sigismundo één dag op de troon van zijn vader heeft mogen zitten, en daarna weer ontwaakt in zijn eenzame toren, denkt hij dat alles een droom is geweest. De droom en vooral de twijfel omtrent droom en werkelijkheid spelen een belangrijke rot in de ontwikkeling van dit verhaal. Een optimistisch en evenwichtig einde getuigen van de Spaanse levensopvattingen rond die periode.
Dat is ook het geval bij Tirso de Molina (pseudoniem voor monnik Gabriel Tellez, 1584-1648) die met de creatie van de figuur van Don Juan zeker de bedoeling heeft gehad een soort van “schelm” neer te zetten, ook al kijken wij daar nu heel anders tegenaan.
De centrale thematiek van zijn stuk “El Burlador de Sevilla y Convidado de Piedra” (“De Spotter van Sevilla en de Stenen Gast”) is op de eerste plaats de wraak van de gehoonde dode op de overmoedige spotter. Het stuk valt uiteen in twee delen: het verhaal van een verleider en de ontwijding van de dood. Voor het tweede luik inspireerde de Molina zich op volksverhalen. Tot in het hoge noorden (met name in Noorwegen) vindt men in de volkssprookjes verhalen terug over een levende die spot met de dood, door ze uit te nodigen voor het eten. Ook in het oude Griekenland (met name bij Aristoteles) vinden we reeds dit thema terug, waarbij iemand wordt gewroken doordat een standbeeld op zijn onheilsbrenger valt.
Dat deze stenen gast net tijdens de barok zijn (her)intrede doet in het theater is niet verwonderlijk. De theatraliteit van zo een beeld was immers een uitgelezen middel om met grootse machinerie spektakel te brengen op scène. Nieuw echter aan de Molina’s komedie is de koppeling aan het personage van de verleider. Met zijn Don Juan creëert de Molina een van de eerste “anti-helden”: hij schetst geen beeld van “zo moet je leven”, maar toont het publiek juist hoe het niet moet. Als een waar kind van de contrareformatie propageert hij ideeën van moralistische en religieuze aard. Een woelige tijd als de barok leverde hem inspiratie en, naar men vermoedt, voldoende concrete voorbeelden tot creatie van zijn hoofdpersonage.
Zo zou de Spotter van Sevilla drie levensechte voorbeelden hebben gehad. In de kronieken van het 15de eeuwse Sevilla ontmoet men Don Juan Tenorio, een man die een commandeur zou hebben gedood en die er dan met diens dochter vandoor ging (Tenorio bekent niet voor niets “vrouwenverleider” in het Spaans). Don Juan de Tassis daarentegen was een tijdgenoot van de Molina die door de koning werd terechtgesteld omdat hij de maîtresse van de koning had verleid. Don Juan de Manara tenslotte was een verleider die alle wetten aan zijn laars lapte, maar op latere leeftijd berouw toonde, zich bekeerde en zich inzette voor de minderbedeelden. Deze persoon wordt in Sevilla nog steeds als een heilige vereerd, o.a. met een jaarlijkse indrukwekkende processie. Toch kunnen we hem uitsluiten als inspiratiebron voor de Molina, aangezien hij amper drie was toen de Molina is gestorven.
Hoe het ook zij, de figuur van Don Juan (die dus alleszins niets met de historische landvoogd te maken heeft) is sindsdien niet meer weg te denken uit de literatuur- en dan vooral de theatergeschiedenis. Onder invloed van de Italiaanse Commedia dell’Arte is hij een lichtvoetig en sarcastisch vrijdenker geworden, een figuur die de filosofie van zijn tijd verwoordt, maar tegelijk ook een nietsontziende verleider. Alhoewel de begrippen vaak dooreen worden gehaspeld vertoont hij dus eerder in die eerste hoedanigheid overeenkomsten met Casanova en is hij wat het tweede betreft eerder precies het tegendeel: Casanova had juist een enorme eerbied voor de vrouwen die hij veroverde.
De Engelse toneelschrijver Shadwell was na Molière de eerste om “El Burlador de Sevilla” van Tirso de Molina te bewerken. Purcell zette in 1676 dit stuk op muziek. Hij was daarmee de eerste van een lange rij om het Don Giovanni-thema gestalte te geven. De bekendste is uiteraard Wolfgang Amadeus Mozart, die hierbij op enkele raadgevingen kon rekenen van… jawel Casanova!
Ronny De Schepper
(met dank aan Dirk De Keyzer)