35 jaar geleden ging ik in het NTG kijken naar “De miraculeuze come-back van Mea L.Loman”. Hieronder mijn recensie voor De Rode Vaan.
In de NTG-schouwburg aan het Sint-Baafsplein lopen nog de draaischijf-voorstellingen door KNS-Antwerpen van Trijntje Cornelis, de amusante ‘vodderij’ uit 1653 van Constantijn Huygens, waarin deze de Hollanders en de Vlamingen tegen elkaar uitspeelt. Fons Goris regisseerde en paste waar nodig de tekst aan; Peggy de Landtsheer speelt de titelrol van het Hollands schippersvrouwtje op de dool in het ruige Antwerps schipperskwartier.
Eveneens in de schouwburg is als eenmalige draaischrijfvoorstelling door KVS-Brussel Nachtwake te zien van Lars Noren, Jean-Pierre de Decker regisseert Ronny Waterschoot, Chris Lomme, Ingrid de Vos en Dirk Buyse. De vertaling is van Norèn-kenner en -vriend Karst Woudstra; het decor van Marc Cnops.
Dit stuk speelt in het appartement van John en Charlotte. Johns moeder is gestorven en het echtpaar komt terug van de rouwdienst; ze hebben de urn bij met de as. Later verschijnen Alan, de oudere broer van John, en zijn vrouw Monica. De strijd van de sexen kan ontbranden, genadeloos; gespeeld wordt het spel van liefde en haat. Zijn er overwinnaars?
En op zaterdag 20 februari 1988 heeft dan de première plaats van de nieuwe NTG-productie De miraculeuze come-back van Mea L.Loman.
Dit toneelspel dat bij de creatie door Globe in 1979 enig opzien baarde in Nederland, werd geschreven door het duo Guus Vleugel (ooit tekstleverancier van Jasperina de Jong) en Ton Vorstenbosch (huisauteur van Toneelgroep Centrum) dat in de loop van de jongste jaren aan het Nederlandstalig repertoire een aantal titels heeft toegevoegd die staan voor goed en vakkundig gemaakt toneel met inhoud, dat boeit, ontroert, laat lachen.
Zo ook Mea Loman, waar het drama zich enerzijds ontrolt bij Mea thuis (zenuwtoestanden, een geestelijk labiele zoon, een werkloze man, huwelijksproblemen, een wel zeer eenzaam buurvrouwtje…), en anderzijds in het benepen wereldje van een amateuristisch variétégezelschap waar Mea Loman ooit deel van uitmaakte en waarin ze graag weer zou staan blinken als koningin van het Franse chanson.
Daarnaast wordt het toneel nog bevolkt door de artiesten van Zon en Vreugd: de rivale die Mea’s plaats heeft ingenomen, een flauwe moppentapper, een virtuoze met een iets te grote accordeon, een voordrachtkunstenaar met Boerke Naas als kroonstuk, een potent pianist… Voorwaar een fraai zootje.
Hoe zielig, hoe tragisch de feiten ook zijn, toch slagen de auteurs er weer in van de raak getekende figuren en van het stuk die spiegel te maken van dromen, drama’s en zelfbedrog, waarin we onszelf in die wereld van vandaag kunnen herkennen, maar dan wel zo in kleur gezet dat we er ook nog kunnen om schateren.
Tot zover de perstekst. Ik was helaas niet op de première van « De miraculeuze comeback van Mea L. Loman » (na al die jaren kan ik wel verklappen dat ik op het jaarlijks feest van mijn wielerploeg zat), zodat ik niet weet hoe de « prominenten » hebben gereageerd op de exhibitionistische etalering van wansmaak, waaraan ze op het einde worden verwacht nog deel te nemen ook via een meezinger. Op de flauw bijgewoonde derde voorstelling was enkel een West-Vlaamse klas uit het beroepsonderwijs bereid op de uitnodiging in te gaan, maar zelfs hier bewees het overdreven meewiegen dat het eerder ironisch bedoeld was. Dat de voorstelling dus gemaakt is « met een warm hart » voor dit soort volksvermaak, zoals regisseur Hugo Van den Berghe beweert, is gewoon klinkklare nonsens. Akkoord dat hij inderdaad niet de satirische toer is opgegaan, maar toch wordt de « realiteit » zodanig in de verf gezet dat wij eraan twijfelen of de mensen (vooral oudjes) van wie verondersteld wordt voor dit soort amusement plat te gaan, zich wel zouden aangesproken voelen. Als ze niet al te veel eelt op de ziel hebben, zouden ze eerder diep beledigd moeten zijn. Eender welke toeschouwer trouwens, want wie heeft er nu een boodschap aan het schaamteloos uitstallen van vulgariteit zonder enige diepere bedoeling?
Maar waarover hebben we het eigenlijk? Wel, het stuk speelt zich af in de smartlappensfeer. Niet voor niks is Van den Berghe nog vlug even bij Eddy Wally langsgelopen vooraleer ermee uit te pakken. Toch is de « vervlaamsing» van dit oorspronkelijk Hollandse werk van Guus Vleugel en Ton Vorstenbosch niet helemaal een meevaller geworden. Men spreekt nu wel over Kortrijk i.p.v. over Amstelveen en over poepen i.p.v. neuken, maar de vraag is nog of in Vlaanderen in die sfeer wel over poepen wordt gesproken, laat staan over afzuigen, pornofilms draaien en met twee vrouwen tegelijk naar bed gaan. Het is best mogelijk dat dit in Holland reeds tot het normale gedragspatroon behoort, hier in Vlaanderen wordt dat misschien (of zelfs wellicht) wel gedààn, maar erover spreken (en zeker in die kringen), ho maar! Als men dan rekent dat het amateurgezelschap « Zon en vreugde », dat we hier volgen, vooral optreedt voor oudjes die worden verzorgd door « paterkes en nonnekes » dan zouden die met hun liedjes over « Jef die heeft ne slappe en Jan die heeft ne stijve » wel gauw met hun kloten buiten vliegen, om in de terminologie van het stuk te blijven.
Maar het ergste is nog de manier waarop de zelfmoord van de jonge Freek (Erik Van Herreweghe) daarin wordt verwerkt. Door zijn « registrerende aanpak » (om een confrater te citeren) doodt Van den Berghe alle dramatiek en heeft de zogezegd hartverscheurende slotscène van moeder Mea die « Non, je ne regrette rien » zingt geen enkel effect. Blanka Heirman zingt trouwens zo vals dat het hele kitscherige decor (rookmachine incluis) als een tang op een varken slaat. Vanwaar zou ze die plotselinge vedettenstatus gehaald hebben? Gewoon de heropneming in de groep (waarom het allemaal te doen was), zou theatraal reeds voldoende geweest zijn. Trouwens, over het decor gesproken : Mark Cnops was deze keer niet in zijn beste dag. Je moet immers niet enkel oog hebben voor de esthetiek, ook voor de mechaniek en die liep alvast maandag helemaal in het honderd.
Om het niet helemaal tot een verloren avond te maken, waren er een paar lekker gechargeerde acteerstaaltjes van (vooral) Lieve Moorthamer als oversekste buurvrouw en Bob Van der Veken als de echtgenoot-met-het-buitengewoon-grote-geslacht. In een klein rolletje zorgde Chris Thys nog voor een leuke typering, maar voor de rest was het met gekrulde tenen afwachten tot alweer een slecht gezongen versie van « My way » (alle strofen, jongens!) achter de rug was. We zullen ons best doen deze voorstelling zo snel mogelijk te vergeten. En zeggen dat we daags tevoren « Romeo en Julia » van Dirk Tanghe hadden gezien. Het verschil kon niet groter zijn ! (Ronny De Schepper in De Rode Vaan nr.10 van 1988)