Ik ben in de Gentse opera terecht gekomen als opvolger van Jan Melicaen. Deze Jan Melicaen was een merkwaardig figuur. Hij moet naar verluidt ooit nog lid geweest zijn van het operakoor, maar tegen de tijd dat ik op de redactie verscheen, was hij al stokoud. Toch was zijn bijdrage een topprioriteit op De Rode Vaan…
Iedereen die in het vak zit (en eigenlijk gewoonweg iedereen met wat gezond verstand) weet dat een weekblad niet op één dag gemaakt wordt. Er is m.a.w. een katern die vroeger wordt opgemaakt, terwijl voor de politieke actualiteit andere pagina’s tot op het laatste blijven “open” liggen. De cultuurpagina’s van De Rode Vaan behoorden uiteraard tot de eerste kategorie, maar voor de bijdrage van Jan Melicaen werd een uitzondering gemaakt. Hij belde zijn recensie altijd door op maandagmorgen en het was uiteraard uw dienaar die de hoorn mocht opnemen en het verslag neerpennen en uittikken. Ik kan u verzekeren, dat was geen pretje. Mijn voornaamste taak ’s maandags bestond uit het redigeren van de gewestelijke bijdragen en vooral het samenstellen van de kalender (*), die voornamelijk gewijd was aan debatten, betogingen, vergaderingen enz. Enfin, mijn kop stond niet echt naar opera en Melicaen had er bovendien een handje van weg om er nogal met de losse pols doorheen te gaan. Zo moet ik tot mijn schaamte bekennen dat ik op een keer, toen ik het mij blijkbaar te veel was geworden, ik zijn bijdrage eens letterlijk heb weergegeven, dus zonder in te grijpen als eindredacteur, zodat het stukje die keer de hele tijd over de opera van Veronika ging (voor alle duidelijkheid: Jan bedoelde de opera van Verona). Niet te verwonderen dat collega Jan Mestdagh erop stond dat Jan Melicaen met M.J. tekende, om alle misverstanden te vermijden (dit doet denken aan een vergelijkbaar incident tussen Raymond De Smet en mij, waarbij ik echter aan het kortste eind trok en mijn bijdragen met R.D. moest ondertekenen).
Waarom Melicaen desondanks met zoveel égards werd bejegend, bleef een raadsel. Tot wij er op de een of andere manier achter kwamen dat hij steenrijk moet zijn geweest en dat de partij, bij gebrek aan rechtstreekse erfgenamen, erop rekende dat de erfenis haar zou toekomen. En wat wil nu het toeval, dat zich weer van zijn cynische kant liet kennen? Kort voor zijn dood kwam Melicaen in botsing met de partij, aangezien deze in Gent veertig jaar geleden had deelgenomen aan een betoging ter ondersteuning van Solidarnosc (bovendien sta ik nogal prominent op bovenstaande foto), en de erfenis werd hen door de neus geboord!
Maar genoeg gelachen, je zou van zo iemand ook denken dat die zich wat recensies betreft een beetje op de vlakte zou houden en, ook al wegens zijn gevorderde leeftijd, alles voor zoetekoek aanvaarden. Maar wat blijkt? De eerste recensie van Melicaen die ik onder handen krijg (uit maart 1978), maakt brandhout van zowat alles en iedereen. Ik moet wel toegeven: dit was eerder uitzonderlijk. Maar toch…
Ronny De Schepper
De populairste opera van Giuseppe Verdi, “La Traviata”, naar de roman “La Dame aux Camélias”, werd zaterdagavond voor een zeer goed bezette zaal hernomen. Aan de hand van de affiche had het een prachtige vertoning moeten worden. Zo werd Violetta geïncarneerd door de gekende Bulgaarse sopraan Valerie Popova.
Was deze artieste verkouden? Had ze trak? Niemand kon ons daarover inlichten. In ieder geval bleef ze ver beneden haar peil. Haar grote aria zong ze zonder gevoel en overtuiging.
Haar rechtstreekse partner, tenor Vittorio Terranova als de jonge dichter Alfred, viel ook veel te licht uit. Marco Stecchi liet als vader ook geen bijzondere indruk en zong daarbij bijwijlen onder de toon.
Tijdens het eerste bedrijf zong het koor het orkest voorbij en meester Maes had alle moeite van de wereld om zangers en orkest weer op één lijn te brengen.
De regie van De Jonghe was niet al te fris en oude, gekende decors kwamen op het toneel.
Jan Melicaen
(*) Op 6 juni 2015 hoorde ik in een radiouitzending dat voetballer Wesley Sonck in café Madelon in Ninove is grootgebracht. Nu, alhoewel ik denk dat ik nooit in café Madelon in Ninove ben geweest, kén ik dat café toch. De enige reden die ik kan bedenken, is dat de lokale KP-afdeling daar vergaderde en dat ik dit dus vaak moest opnemen in deze kalender.