Na bijna dertien jaar nam de artistieke leidster van Theater Poëzien, Mieke Felix, in 1992 afscheid van het theater dat ze samen met Robert Van Yper heeft opgericht. Deze werd nu algemeen directeur. Als zakelijk leider werd hij opgevolgd door Yvonne Peiren en als nieuwe artistieke leider werd Eddy Vereycken aangezocht. Bij haar afscheid wilde Mieke Felix er eerst en vooral de nadruk op leggen dat haar vertrek bij Theater Poëzien “volledig” was…
“Ik zal m.a.w. ook geen deel meer uitmaken van de Raad van Bestuur. Omdat ik ervan overtuigd ben dat dit de zuiverste weg is. Als je nieuwe mensen carte blanche wil geven, dan moet je dat ook volledig doen. Anders zou de verleiding te groot zijn om vanuit de Raad van Bestuur toch opnieuw naar de oude orde over te gaan. Ik vind niet dat iemand, omdat hij of zij iets gesticht heeft, daar ten eeuwigen dage een patent op heeft.
Maar waarom ga ik weg? Voor een groot deel is dat financieel van aard. Theater Poëzien heeft nooit de mogelijkheid gehad iemand fulltime een wedde als artistiek directeur te betalen. Dat is eigenlijk nog altijd niet mogelijk, maar een belangrijke handicap in dat verband was toch dat ik geen regisseur ben. Ik wens dat ook niet te zijn, ik ambieer dat ook niet, maar op die manier kon ik ook geen dingen doen die geld zouden opbrengen, met name een productie regisseren. De laatste jaren heb ik gelukkig wel tot mijn grote vreugde een paar producties kunnen schrijven voor Poëzien en ik hoop dat ik later die kansen nog kan krijgen bij Poëzien of elders.
Maar financieel is natuurlijk niet voldoende. Het draagt er enkel toe bij dat je op de duur ook emotioneel weggroeit van een gezelschap dat je ooit met zoveel liefde en zoveel enthousiasme hebt opgestart. Wat was mijn bedoeling met Theater Poëzien? Ik wilde in de zuiverste vorm van het woord teksttheater brengen. Ik wilde dingen doen die draaiden rond poëzie in eerste instantie en verder rond allerhande vormen van literatuur, maar dan in een heel sobere, eenvoudige vorm. Omdat het de bedoeling was ermee overal terecht te kunnen: in de turnzaal, in de klas, op zolder, ik zou bijna zeggen, op straat.
De eerste jaren werkte dat heel goed in die zin dat we de goede hoop hadden dat beetje bij beetje de middelen ook zouden volgen. Maar uiteindelijk bleek dat niet voldoende te zijn, want het feit dat ik openlijk zei dat mijn keuze was: werken met literatuur, werd ons vanuit “het milieu”, dus niet vanuit het publiek, maar o.a. vanuit de pers, al onmiddellijk het verwijt toegestuurd dat wij niet aan theater deden. “Het is maar voordracht,” werd gezegd. Ik was daar zeer ontgoocheld over.
Men vraagt mij: doet dit afscheid geen pijn? Ja, uiteraard, maar dan eerder vijf, zes jaar geleden. Toen deed het pijn dat wat je wil, wat je echt graag wil doen, dat dit niet kàn. Omdat een hele groep mensen blijven vasthouden aan bepaalde etiketten. Dit is niet hedendaags, niet vernieuwend enz.
Ik wil niet bitter worden, maar mijn teleurstelling in die tijd was voornamelijk: is een gevarieerd theaterlandschap dan niet mogelijk? Is het niet mogelijk om vanalles te doen? Ook kleinschalige “parlando” projecten? Wij wilden zoveel mogelijk mensen kennis laten maken met de gesproken literatuur, de orale literatuur, de oorsprong van iedere literatuur. Maar op een bepaald moment bleek dat echt niet meer te kunnen en dan hebben we met de dood in het hart ‘een bocht’ gemaakt en hebben we dingen gemaakt, waar ik op artistiek vlak erg achter sta, maar die niet mijn keuze waren.
Het was een balsem om te ontdekken dat ik hiervoor dan toch nog teksten kon schrijven. Maar het bittere gevoel blééf. Daarom bleek dit emotionele weggroeien van elkaar noch voor mij, noch voor de medewerkers verder leefbaar. Het werd een zeer moeilijke, vaak pijnlijke situatie van onbegrip en misverstanden. En uiteindelijk hebben we dan verkozen iemand te zoeken die zijn eigen keuzes wél binnen deze kontekst kon waarmaken. Want stoppen kwam niet ter sprake. Met de gezonde financiële organisatorische situatie van Poëzien zou dat onzin zijn. Om de enthousiaste ploeg medewerkers en het publiek dat nooit heeft afgehaakt niet te vergeten.
Ik ga dan ook niet weg in woede, maar ik ben gelukkig dat het op deze manier kan gebeuren. Het is de tijd voor de mooie herinneringen. Af en toe zijn we er immers in geslaagd producties te brengen die helemaal waren wat ik bedoelde: het zonder decor gewoon vertellen van literatuur. Zo’n voorbeeld is Iedereen is een vieze ouwe man naar Charles Bukowski. Wij hebben de auteur daarmee trouwens in Vlaanderen geïntroduceerd, al heeft in eerste instantie de pers ons afgekraakt.”
De tweede goede herinnering voor Mieke Felix is ‘Anderland’, een vertelspektakel naar het werk van Paul Biegel met Frans Van der Aa. Vanaf 9 jaar (1992). “Mijn keuze. Helemaal zoals ik het wil. Dit was de mooie handdruk die ik van mijn medewerkers heb gekregen. En ik hoop dan ook dat dit soort theater ooit elders nog zal mogelijk zijn. Want ik hoor hier niet meer thuis. Dat is sans rancune en ik wens dan ook diegenen die het nu gaan doen zeer goede vaart. Want het ergste zou zijn dat door mijn afscheid de zaak die ik dertien jaar geleden met zoveel hoop en zoveel enthousiasme heb opgericht, zou kapot gaan. Ik ben dan ook heel blij dat Eddy Vereycken heeft toegezegd de zaak over te nemen. Ook al omdat hij nog de begintijd van Poëzien heeft meegemaakt. Hij heeft nog meegespeeld in één van onze allereerste producties Jantje zag zijn vader hangen. Hij heeft een eigenzinnige visie en ik weet dan ook dat hij zal slagen waar ik niet geslaagd ben. En ik weet ook zeker dat hij de beste medewerkers krijgt die hij kan krijgen, namelijk Robert Van Yper en Yvonne Peiren. Met dat driemanschap zal Theater Poëzien onder welke naam dan ook, want het is de bedoeling om er een nieuwe naam op te plakken, een goede toekomst tegemoet gaan.”
Ronny De Schepper
Robert Van Yper
Persconferentie seizoen 82-83
Het Rode Gras 1985
Het bad van de zandloper nr.3 van 1988
Iedereen is een vieze ouwe man nr.18 van 1988
Van Seppe xxx 1990