“Walewein” is geschreven door Penninc (die het eerste gedeelte schreef, tot v.8000) en Pieter Vostaert (tot v.11000), twee dichters die in de tekst zelf worden vermeld. Twee afschrijvers hebben het handschrift van 1350 gemaakt, maar het werk (dat vermoedelijk oorspronkelijk Nederlands is) dateert wellicht van ca.1200. Hieronder volgt de samenvatting in de opvatting van Anton van Wilderode.
v.1-241: te Carlicen (Carlioen) in de hofzaal van Koning Arthur vergaderen de ridders van de tafelronde. Plotseling komt er een schaakbord binnenzweven dat daarna weer verdwijnt. De koning belooft land en kroon (na zijn dood uiteraard) aan de ridder die het hem zal achterhalen. Walewein aanvaardt de opdracht en vertrekt met zijn toverpaard Gringolette. (De naam Walewein was, net als de namen van andere ridders van de Tafelronde, erg populair in die tijd, zij het dan vooral onder het afgeleide “Gawein”.)
v.242-11062: de queste naar het toverschaakbord van koning Wonder. Walewein treft zijne majesteit aan terwijl hij met zijn zoon Alisonde zit te schaken. Wonder is bereid het schaakbord te geven in ruil voor een toverzwaard met twee ringen.
Walewein dus op queste naar het toverzwaard van koning Amoraen. Deze is dan weer bereid hem het zwaard te overhandigen, op voorwaarde dat Walewein voor hem jonkvrouw Ysabele verovert.
Op zoek naar deze schoonheid ontmoet Walewein de vos Roges, die eigenlijk een betoverde prins is. Aangezien de betovering zal worden doorbroken, als Roges Wonder, Alisonde, Walewein en Ysabele in één groep samenziet, is deze uiteraard bereid van hem te helpen. Met zijn hulp kan Walewein in het slot van haar vader koning Assentijn geraken. Ysabele lokt Walewein naar haar kamer, maar iemand bespioneert hen door een gaatje in de muur en zo worden ze verraden. Na een gevecht wordt Walewein gevangen genomen, maar hij kan ontsnappen en samen met Ysabele vluchten.
Als ze samen op het kasteel van Amoraen verschijnen, is deze zo vriendelijk geweest van te overlijden, want – hoeft het nog gezegd? – Walewein en Ysabele waren ondertussen natuurlijk verliefd op elkaar geworden. Toch krijgt hij nog het toverzwaard, dat hij nadien kan ruilen voor het toverschaakbord.
v.11063-11198: wanneer op het kasteel Carlicen Wonder, Alisonde, Walewein en Ysabele samenzijn, wordt Roges weer een prins. De auteur laat in het midden of Walewein nu al dan niet met Ysabele trouwt.
De grondgedachte is dus duidelijk dat van de held die àlle moeilijkheden overwint om z’n doel te bereiken. En dat ondanks alle tegenstand van mens, natuur of omstandigheden en dankzij zijn moed, hoofsheid en christelijke levensopvatting, drie kwaliteiten die de held uit Arthurromans typeren.
Walewein is dan ook de volmaakte hoofse ridder (cfr. zijn houding tegenover de vrouw), maar ook een christelijke ridder (die de lekebiecht hoort van de Rode Roofridder die hij heeft verslagen, maar wiens uitvaartmis hij wel verzorgt) en vooral een moedige ridder: tot driemaal toe wordt hij in het verhaal “der avonturen vader” genoemd.
Ysabele daarentegen komt in het verhaal niet zo concreet naar voren. Zij is bovendien niet zo verfijnd als Walewein, alle middelen zijn immers goed om haar doel te bereiken (ze laat de man ombrengen die haar geheime verblijfplaats heeft gebouwd en per slot van rekening bedriegt ze toch haar eigen vader).
Ondanks de christelijke en hoofse motieven is er toch nog heel wat brutaliteit weer te vinden, vooral bij de beschrijving van het gevecht.
Er is ook op talrijke plaatsen humor weer te vinden en af en toe is er ook een natuurbeschrijving (een bos in de ochtend, de zee, een boomgaard…).
En natuurlijk zijn er ook weer merkwaardige spreuken: “Beter es camp dan hals ontwee” (het is beter weerstand te bieden dan zich zo maar te laten doden); “Drouve herte slaept gerne” (iemand die bedroefd is, zoekt troost in de slaap); “Daer goet hoede is, daer es goet vrede“.