305 jaar geleden wordt op het Sint-Jansfeest in Londen de speculatieve vrijmetselarij geboren: vier bestaande loges richten de Grootloge op met als eerste Grootmeester Anthony Sayer (1672–1741, zie ook bovenstaande afbeelding).
Eigenlijk begrijp ik daar niets van. Hoe kon de vrijmetselarij nu “geboren” worden als er al loges bestonden? Misschien zit het in het adjectief “speculatieve”, maar tegenover wat staat dat dan eigenlijk? Bovendien worden in onderstaand stuk dat al jaren op mijn blog staat, twee andere namen genoemd als oprichters…
GESCHIEDENIS
In 1614 verscheen het eerste manifest van de Rozenkruisers, geschreven door de Duitse theoloog en esotericus Johann Valentin Andrea. Met een scherpe aanval op de katholieke kerk kon het natuurlijk op weinig sympathie van die kant rekenen, maar de liberale groeperingen binnen het protestantisme waren wél enthousiast. Aangezien de zogenaamde “Christelijke Unies” waren opgericht om de kennis te beschermen die door de kerk als ketters werd beschouwd, lagen ze ook aan de basis van de vrijmetselarij, die in 1717 in Londen door twee priesters, James Anderson en de Franse banneling (Hugenoot) Jean-Théophile Desaguliers werd opgericht (*).
De “Grand Lodge” is altijd deïstisch gebleven en bovendien zeer conservatief: vrouwen werden van bij de aanvang niet toegelaten, later verzette men zich ook tegen het algemeen stemrecht en toen midden de twintigste eeuw er in de Angelsaksische landen – dus ook in de Verenigde Staten (**) – allerlei loges ontstonden van kleurlingen, weigerde de “United Grand Lodge” die te erkennen.
Deze conservatieve houding druist wel een beetje in tegen de progressieve ideeën die volgens sommigen aan het ontstaan van de loge ten grondslag liggen (zij het wel met een reactionair, want anti-rationeel ondertoontje). Volgens hen is de loge immers een typisch verschijnsel uit de preromantiek: het romantische gedachtengoed dat begint op te boksen tegen de Eeuw van de Verlichting.
Vandaar dat de Encyclopedisten b.v. geen vrijmetselaars waren, al bestaat de loge ook sedert 1728 in Frankrijk (overigens de eerste continentale loge). Daarbij haakte men in op de “concerts spirituels”, de eerste publieke concerten, die de mens ook wilden “verheffen”. Voltaire werd slechts kort voor zijn dood ingewijd en dan nog in de enige Parijse loge die enigszins een verlicht karakter had, “Les neufs soeurs”. Benjamin Franklin was daar toen “achtbare meester”.
Dat de vrijmetselarij aan de basis lag van de Franse Revolutie is een mythe. Binnen de loge heerste dan zogezegd wel de standengelijkheid die de Eeuw der Verlichting predikte, maar toen het conflict uitbarstte, kozen de leden van de loge wel partij al naargelang van de stand waartoe ze behoorden.
In 1737 werd de eerste Duitse afdeling van de loge opgericht in Hamburg en één van de eerste leden was de jonge koning van Pruisen, Frederik II, zelf een uitstekend fluitist en componist, zodat ook hier vele muzikanten lid werden van de loge, zelfs als die een jaar later wordt afgekeurd door de Kerk.
Op 24 april 1738 was er de pauselijke bul “In eminenti apostolatus specula” van Clemens XII waarin het katholieken verboden wordt vrijmetselaar te worden op straffe van excommunicatie.
Prior to the American Revolutionary War, Prince Hall (1735-1807) and fourteen other free black men petitioned for admittance to the white Boston St. John’s Lodge. They were turned down. The Masonic fraternity was attractive to some free blacks like Prince Hall because freemasonry was founded upon ideals of liberty, equality and peace. Having been rejected by colonial Freemasonry, Hall and 14 others sought and were initiated into Masonry through Lodge No.441 of the Grand Lodge of Ireland on March 6, 1775. The military lodge was attached to the 38th Foot (renamed “The 1st Staffordshire Regiment”) in 1782. The Lodge was attached to the British forces stationed in Boston. Hall and other freedmen founded African Lodge No.1 and he was named Grand Master.
TOLSTOI
Dat de oorspronkelijke Vrijmetselaars niet enkel gelovig, maar zelfs streng gelovig waren, vinden we ook bij de Russische schrijver Lev Tolstoï, meer bepaald als hij de inwijdingsritus beschrijft van Pierre Bezoechov in “Oorlog en Vrede” (p.292-305). Deze ritus wordt zodanig beschreven dat ik de passage kan aanraden aan iedereen die iets meer wil vernemen over de Vrijmetselarij. Meer zelfs, aan bepaalde details (b.v. de haren die verstrikt raken in het aanbinden van een blinddoek en dat dit Pierre pijn doet of zijn trouwring die niet onmiddellijk van zijn vinger wil) kan men zelfs herkennen dat Tolstoï zijn eigen inwijdingsritus beschrijft. Persoonlijk vind ik trouwens dat zo’n ritus veel overeenkomst vertoont met een sm-spel – maar dan enkel met mannen natuurlijk, want vrouwen waren (en zijn meestal nog altijd) niet welkom in de Loge.
IN DE BAN VAN DE KERK
Atheïsten waren nog steeds niet welkom in de loge tot een eind in de 19de eeuw. Misschien daarom dat iemand als Emiel Moyson niet enkel antiklerikaal was, maar ook anti-loge (Mijnheer Emiel, p.55). Hij werd overigens toevallig geboren precies op de dag dat de vrijmetselaars in de ban van de kerk werd geslagen (9 januari 1838).
De orangistische beweging werd vooral geïnspireerd door de Gentse vrijmetselarij met aan het hoofd Hippolyte Metdepenningen (1799-1881), wiens standbeeld aan het Justitiepaleis prijkt.
In 1834 besliste het episcopaat een katholieke universiteit op te richten in Mechelen. Dit stuitte op heftig verzet van de loge, die tot dan toe nochtans niet antiklerikaal was. Het was b.v. de katholieke vrijmetselaar Théodore Verhaegen die uit reactie datzelfde jaar de Vrije Universiteit van Brussel oprichtte. Daarop reageerde het episcopaat in 1837 met een herderlijke brief, die de aanloop vormde om de vrijmetselaars in de ban van de kerk te slaan.
Vanaf dat moment werd het Grootoosten een strijdbare vrijzinnige actiegroep. Ze werden dan ook niet meer erkend door de United Grand Lodge en daarom scheurden sommigen zich af om de Grootloge op te richten. Doch ook hier ging men al vlug de antiklerikale toer op, zodat het nogmaals tot een scheuring kwam en de Reguliere Grootloge werd opgericht, die helemaal aansluit bij de deïstische Angelsaksische loges, waarvan b.v. ook de Amerikaanse presidenten traditiegetrouw deel uitmaken. Aangezien al deze loges uitsluitend voor mannen zijn, is er nog een afscheuring te vermelden, namelijk toen in het begin van de twintigste eeuw de gemengde loge Droit Humain werd gesticht.
Een wijd verbreid misverstand is dat de passer in de vlag van de DDR ook naar de loge zou verwijzen. Het tegendeel is echter waar: in de DDR bleven de anti-loge-wetten, zoals die in nazi-Duitsland werden uitgevaardigd, gelden en de Stasi hield zich actief bezig met het opsporen van mensen die zich met de vrijmetselarij inlieten. Binnen de Belgische Communistische Partij was de loge echter wél zeer sterk aanwezig.
DE LOGE VANDAAG
Want, jawel, zelfs op het einde van de 20ste eeuw was de rol van de loge nog niet uitgespeeld. Toen schrijver Jan Emiel Daele in het nieuws kwam nadat hij op 15 februari 1978 zijn vrouw Digne vermoordde en daarna zelfmoord pleegde, werd dit in verband gebracht met zijn lidmaatschap van de Pieter de Zutter-loge in Gent. Volgens Jan Hoet (Knack 14/4/1999) was Daele trouwens lid geworden van de loge om voorzitter te kunnen worden van de Vereniging voor Hedendaagse Kunst.
Jan Emiel Daele mocht zichzelf tot de vriendenkring van Louis Paul Boon rekenen. Toch schrijft deze later: “Ik heb altijd iets tegen de loge gehad. Ik weet dat de Kerk en de jezuïeten machtig zijn en alles naar hun hand willen zetten. En dat het nodig is daar tegenover ’n andere macht te zetten, zodat het schaakspel kan doorgaan. Maar waarom moet die andere macht zo geheimzinnig doen? Kom er verdomd vooruit wie of wat ge zijt, maar zet u geen masker van de Kluks‑Kluks‑Klan (sic) op. Ik heb vrienden gehad die paters jezuïeten waren, en die droegen het kenteken op hun borst. lk had vrienden waarvan ik nooit vermoedde dat het logemannen waren, en daar werd ik later lastig om. De jezuïeten hebben me gekloot, maar ik wist tenminste dat zij het waren. De logemannen hebben mij gekloot, maar ze gingen schuil achter ’n masker. En dat vergeef ik niet.”
En hoe staat Hugo Claus tegenover de vrijmetselarij? “Ik ken een aantal mensen die het zijn. Maar ik bemoei me er niet mee. Omdat het ‘geheim’ is, zijn ze nogal koddig, wat dat betreft zijn ze leuker dan de katholieke kerk. Of het er echter een noodzakelijk tegenwicht van is? lk weet het niet. Ik heb daar niet zo’n kijk op. Het is logisch dat vrijzinnigen zich groeperen, maar waarom dat in de vorm moet van de vrijmetselarij, dat ontgaat mij volledig. Is dat niet iets van de vorige eeuw? Voor mij is het een soort Rotary of serviceclub. En overigens, ze moeten ook in God geloven, hé, ‘de Grote Bouwmeester van het Heelal’. Kijk, daar begint de onzin al!”.
Toch beweert Jan Antonissen in “De Morgen” dat “Het Verdriet van België” structureel gebaseerd is op initiatierites van de loge.
Een andere bestseller waarin men – zij het onder het mom van fictie – heel wat kan terugvinden over de vrijmetselarij is uiteraard “De slinger van Foucault” van Umberto Eco (1988). Wellicht vertolkt het personage van Jacopo Bello nog het beste het standpunt van de schrijver zelf als hij zegt: “De vrijmetselarij is als Rick’s Bar in Casablanca. Precies het tegenovergestelde van wat men doorgaans denkt. De vrijmetselarij is geen geheim genootschap.” (p.446)
Toen Lode Hancké zich uit de SP terugtrok, gaf hij naast de zaak Agusta nog twee andere redenen aan: de komst van B.V.’s en “de versterkte invloed van de loge in Antwerpen”, waarmee hij eigenlijk twee keer hetzelfde (dezelfde) bedoelde: Tuur Van Wallendael (De Morgen, 2/4/99).
Ook Vuile Mong wordt door “Meesteres P.” in De Morgen ge-out als lid van de loge. Typisch is dat Siegfried Bracke (grote promotor van de loge en als “Valère De Scherp” columnist in “Doen”) meent te weten wie die mysterieuze Meesteres P. is, namelijk de germaniste Myriam Ros. Een geval van voorkennis?
En ook de Groenen mengen zich af en toe in het debat over de loge. Zo laat Ludo Sannen in De Standaard van 14/1/2004 optekenen: “Veel gevaarlijker dan het openlijk dragen van een hoofddoek door vrouwen, is dat er genootschappen bestaan van mannen, ook op grond van een levensbeschouwing en waarvan de grootmeesters tijdens de bijeenkomsten ook speciale kledij dragen, die afspraken maken over machtsuitoefening in het openbaar terrein, ook in het gemeenschapsonderwijs, maar hun optreden voor de buitenwereld geheim houden.”
Naast Agusta en de Lange Wapperbrug wordt ook “de operatie Kelk” (over het kindermisbruik in de kerk) toegeschreven aan de loge, meer bepaald aan onderzoeksrechter Wim De Troy. Dat wordt uiteraard ontkend door Frank De Fever, maar op kleinere schaal geeft hij wel toe dat bepaalde “broeders me dubieuze diensten vroegen. Zoals een luie student die vond dat ik hem er maar door moest laten.”
Dat er anderzijds ook “broeders” zijn, die eerder “drinkebroeders” zijn en de hele tijd in “de vochtige ruimte” (de logenaam voor de bar) doorbrengen, is nu ook weer niet wereldschokkend. Ik verdenk de logebroeder die mijzelf het meeste heeft wegwijs gemaakt in de geplogenheden van het genootschap ervan dat hij één van die exemplaren is…
De Fever maakt ook de vergelijking met een zelfhulpgroep… Als de interviewer echter opwerpt dat het in zijn ogen eerder een sekte is, weert De Fever zich als, ja als een duivel in een wijwatervat zal ik maar zeggen: “Het is een tegendeel van een sekte: je kunt er op elk moment opstappen (***), er zijn geen dogma’s, voor niemand, er is geen hiërarchie, geen leider. De grootmeester staat niet hoger dan de leerling.” (sic, RDS)
Volgens De Fever is de vrijmetselarij op dit moment erg populair. Zodanig zelfs dat men een “numerus clausus” heeft ingevoerd. “Een wijdverbreid misverstand is dat je gevraagd moet worden,” zegt De Fever. “Je kunt echter ook zelf solliciteren, gewoon door een mailtje te sturen naar een van de obediënties.”
DE LOGE EN DE ISLAM
En wat met de islam? Wim Van Rooy, de meest gezaghebbende islam-criticus in Vlaanderen, is lid van de “werkplaats Georges Beernaerts”. Jan Lippens en Peter Casteels voelen hem hierover aan de tand in Knack van 21/10/2015…
Van Rooy: Ik heb al tientallen bouwstukken (logejargon voor lezingen, nvdr.) voor broeders gegeven, en ze reageren zeer verdeeld. Ik mag niet uit de biecht klappen, maar er is even sprake geweest om me buiten te gooien. Dat is niet gebeurd. Ik mag blijven zeggen wat ik wil. Op dat vlak is de loge zeer open.
– In uw boek rekent u de loge nochtans bij de politiek correcte elite?
Van Rooy: De rol van de loge is uitgespeeld, maar soms hoor je er interessante dingen die je nergens anders hoort. Ik hoorde er bijvoorbeeld een bouwstuk van een gereputeerde arabist, ik noem geen naam, die over de islam kwam vertellen wat hij aan zijn universiteit al lang niet meer mag zeggen. Het feit dat zelfs die professoren niet meer hun diepste gedacht durven uit te spreken, zegt toch alles?
Ronny De Schepper
(*) In Engeland is de loge ook altijd nauw gelieerd geweest met het politie-apparaat, zoals o.m. blijkt uit afleveringen van “Inspector George Gently”, “Midsomer Murders”, “Wire in the blood”, “Silent Witness” en van zowel “Inspector Morse” (Masonic Mysteries) als de spin-offs “Lewis” en “Endeavour”, en zelfs van het humoristische “The thin blue line” van Ben Elton! Het was zelfs zo erg dat er in de jaren negentig een wetsvoorstel werd goedgekeurd (ingediend door Labour) waarbij voortaan nieuwe aanwervingen bij gerecht en politie verplicht worden bekend te maken of ze al dan niet lid zijn van een loge. Natuurlijk zijn er eveneens banden in de Verenigde Staten en Canada (“Murdoch Mysteries”). Ook in de Franse film “Rituels meurtriers” (Olivier Guignard, 2011) heeft men het over de banden aldaar tussen de loge en politie en gerecht. En hier wordt gesteld dat één op vier politiecommissarissen lid zijn van de loge. Voor België is de Gentse politiecommissaris George Bracke (Stefaan Van Laere, Kismet, p.103) bij de loge en heb ik verder twee aanwijzingen van Jef Geeraerts (zie ***) en een toespeling in “De Zaak Alzheimer” (p.97) en ook in de filmversie van “Code 37”.
(**) In de VS heeft de loge een totaal ander karakter dan op het continent. Zo zijn b.v. de meeste presidenten open en bloot lid van de loge. Wat ze daar doen, komt misschien nog het best tot uiting in… tekenfilms. Zo was zelfs Fred Flintstone al bij de loge, waar hij vooral veel dronk en ging bowlingen. Dezelfde activiteiten vinden we terug bij “The Stonecutters” van Homer Simpson, waar dit – zoals het hoort – op de korrel wordt genomen door Matt Groening. Als Homer op een bepaald moment Grootmeester wordt, verliest hij alle krediet bij zijn logebroeders als hij (onder invloed van Lisa) allerlei sociale acties begint voor te stellen.
(***) Dat komt dan toch niet zo te voorschijn uit het boek “Kainan” van Kim Smage. Als boektitel werd dit in het Nederlands vertaald als “De Witte Handschoenen”, maar eigenlijk betekent het “het Grote Noodteken”. Deze bezwering, “A moi, à l’enfant de la veuve de Naphthalie” terwijl met duim en wijsvinger van de beide handen een driehoek wordt gevormd op de hoogte van het voorhoofd, mag een logebroeder slechts in uiterste nood gebruiken. Het oorspronkelijke “kind van de weduwe Naphthalie” is Adoniram, die door koning Hiram als bouwmeester naar koning Salomon werd gestuurd en beschouwd wordt als de eerste vrijmetselaar. Volgens Jef Geeraerts zou Guy Jespers op zijn proces op een bepaald moment dit teken hebben gevormd om steun van zijn logebroeders te krijgen op zijn proces (“De zaak Jespers”, p.84).
Selectieve bibliografie
Herman Balthazar: Sociaal-democratie en Vrijzinnigheid, consistentie en ballast van een historische erfenis.
Jan Christiaens: Blinde haas, Leuven, Davidsfonds/Literair, 1999.
Frank De Fever: Waarom ik bij de loge ben, Houtekiet, 2010.
Brigitte De Mulder: In den beginne was het Licht…
Jan Fransen: Mogelijkheden en beperkingen van een “sociaal humanisme”. Omtrent ideologische conflicten binnen het Vlaams Humanistisch Verbond (1951-1961).
Gérard Gefen: “Les Musiciens et la Franc-Maçonnerie” (Parijs, Fayard, 1993)
Baudouin Groessens: L’Influence de la libre pensée l’idéologie scolaire du socialisme Belge (fin 19e-début 20e siècle).
Jacqueline Lalouette: Libre pensée et émancipation sociale en France 1860-1940.
Hubert Luns: “Een wortel die gal en gif voortbrengt” in Positief, een uitgave van het Thomas More-Genootschap, nr.406, november 2010. Let op: dit is wel een uiterst-rechts genootschap (ondanks het feit dat het leven van Thomas More in 1967 door “fellow traveler” Fred Zinnemann werd verfilmd als “A man for all seasons” naar het stuk van communist Robert Bolt). Een paar citaten: “De hecatombe aan abortusslachtoffers is inmiddels 100 maal groter dan de Shoa” en “toen de abortuswetgeving werd aangenomen werd er niet bij verteld dat dit de geesten moest rijp maken voor euthanasie”. Het volgende stukje (“Intermezzo” door George Mergaert) heeft het eveneens over de loge: “De irreguliere loge, die in België met haar 19.000 broeders de dienst uitmaakt, heeft een en ander gemeen met Al Queda (sic, RDS). Beide willen de katholieke Kerk vernietigen, en om dit doel te bereiken zijn ook voor beide alle loense middelen geoorloofd: intimidatie, liegen en bedriegen, lasteren en destabiliseren.” Voor wie desondanks nog meer wil weten: in dit nummer staat ook een stuk over pedofilie in de kerk (Dr.L.Kiebooms, Hoe het vertrouwen herstellen?).
Hans Moors: Helpt vrijdenken? Vrijdenkersorganisaties in negentiende-eeuws Nederland en België: naar een comparatieve benadering.
Anne Morelli: Les funérailles de dirigeants socialistes comme manifestations laïques.
Edward Royle: Freedom, Freethought and the State in Nineteenth Century Britain.
Guy Schrans: Vrijmetselaar te Gent in de 18de eeuw. Liberaal Archief, 1997.
Juha Seppo, Luc Lievijns: De Internationale Vrijdenkersbond 1880-1905.
Kim Smage: “Kainan” (1986).
Jeffrey Tyssens: M.N. Roy, grondlegger van de humanistische beweging in India.
Piet Van Brabant, De VrijMetselaars, Antwerpen, Hadewijch, 1990.
Paule Verbruggen: Bronnen voor de studie van de vrijzinnigheid in het AMSAB/CLM.
Kaat Wils: “Ons evangelie is een kolossale bibliotheek”. De Belgische vrijdenkersbeweging en het positivisme.