Vandaag is het 105 jaar geleden dat L.L. Zamenhof is gestorven. Dertig jaar eerder had hij het eerste Esperantoboek laten verschijnen. De verwachting, of liever ijdele aspiratie, was dat honderd jaar later de hele wereld deze taal zou spreken en schrijven, want Esperanto is bedoeld als een makkelijk te leren, politiek neutrale, internationale kunsttaal. Onder het pseudoniem Dr.Esperanto – ‘iemand die hoopt’ – publiceerde Zamenhof het boek met de titel La internacia lingvo (de internationale taal). De taal werd echter bekend onder Zamenhofs pseudoniem en kreeg zo de naam Esperanto. En na 135 jaar is ze weer op sterven na dood. In 1982 heb ik voor De Rode Vaan een lang interview over Esperanto gedaan.

Wat is er gemeenschappelijk aan Radio Vatikaan, Radio Peking en Radio Warschau? Lach niet, het is geen grap, al deze zendstations geven immers geregeld programma’s in het Esperanto.
Of kent u deze? Is het waar dat de vroegere president van de Verenigde Staten, Jimmy Carter, ooit heeft verklaard dat hij het Poolse volk « vleselijk » wenste te leren kennen? Ja en nee, het was in feite de tolk die Carters intenties om « de opinies te leren kennen en hun wensen voor de toekomst te begrijpen » zo kernachtig overbracht.
Het is een voorbeeld dat Esperantisten graag aanhalen. Net als de reclame voor Amerikaanse kogelpennen die in het Spaans beloofde dat men erdoor geen ongewenste zwangerschappen zou krijgen, waar men eigenlijk bedoelde dat ze geen vlekken maken. De Babelse spraakverwarring is reeds vanuit de oertijden een begrip en alle moderne communicatiemedia ten spijt verbetert de toestand er niet op.
Is Esperanto voor al deze problemen een oplossing? Is het gebruik van eenzelfde, waardenvrije taal een stap naar de vrede? Daarover hebben we het op de volgende bladzijden. In ons land grepen namelijk twee congressen plaats met het Esperanto als inzet. Er was eerst van 24 tot 31 juli het 67ste Wereldcongres in Antwerpen en daarna van 31 juli tot 7 augustus een Internationaal jeugdcongres in Leuven.
We gingen tweemaal een kijkje nemen en praatten er met organisatoren en deelnemers. « Mi esperas, ke ciuj mondaj gvidantoj agnoskos la valeron de Esperanto por internacia komprenigo kaj sian respondecon antaù la popoloj realigi gian potencialion ». (« Ik hoop dat alle wereldleiders de waarde van Esperanto voor het internationale begrip zullen erkennen en tevens hun verantwoordelijkheid aanvaarden om het gebruik te realiseren. »)
67ste wereldcongres: een succes
Een recordopkomst werd het niet, maar toch boden meer dan tweeduizend Esperantisten uit 51 landen zich in Antwerpen aan op het 67ste wereldcongres. Vooraf werd gesteld dat het doel van dit congres was de Esperanto-sprekenden uit de hele wereld bijeen te brengen om de problemen te bespreken die direct verband houden met de organisatie, de informatie en de verwezenlijkingen van de Esperanto-beweging, maar ook om de deelnemers de gelegenheid te bieden elkaar beter te leren kennen, vriendschap te sluiten en op die manier bij te dragen tot de versteviging van de nieuwe, groeiende internationale gemeenschap.
Tevens wenste men aan de niet-Esperanto-sprekenden te bewijzen dat het Esperanto een even rijke en waardevolle taal is als de etnische talen, in staat om de rol van internationale, neutrale taal volwaardig te spelen en iedere vorm van rechtstreekse communicatie tussen anderstaligen mogelijk te maken. In die zin werden er ook vier congresresoluties goedgekeurd.
De eerste handelt over het Internationale jaar van de Jeugd (1985). De wereldbond roept alle Esperanto-organisaties op tot een maximum aan steun aan alle initiatieven van de Esperanto-jeugd.
In een tweede resolutie over het Jaar van de Communicatie (1983) wordt een oproep gedaan tot meer aandacht aan de sociale en linguïstische facetten van dit fenomeen.
Voor wat het toerisme betreft wordt nog eens de aandacht getrokken op de aanbeveling in de Verklaring van Manilla over het toerisme in de wereld, waarin het talenondericht wordt aanbevolen, en « vooral dan deze met een universele bestemming zoals Esperanto ».
Tenslotte wordt aangestipt, n.a.v. het Wereldcongres over de Veroudering, dat gelijktijdig te Wenen liep, en dat ingericht werd door de Verenigde Naties, dat Esperanto een apart middel is tot culturele verrijking voor de mensen van de derde leeftijd.
Esperantobeweging voor het behoud van de vrede
In de marge van het wereldcongres kwamen op 27 juli zowat tweehonderd personen uit dertig landen bijeen die samen de Esperantobeweging voor het behoud van de vrede (MEM) vormden. Immers, zei Zamenhof zelf reeds niet : « Esperanto ne estas religie, filozofio aù ideologie, kaj veregi ne estas mem celo red nur rimedo, kiu povas helpi la realigon de pace en la monde kaj internacian komprenigon » (« Esperanto is geen godsdienst, filosofie of ideologie, en eigenlijk is het geen doel maar remedie, die de realisatie van vrede en internationaal begrip in de wereld kan helpen realiseren ») ?
Voorzitter Dr. Imre Pethes uit Hongarije schetste in zijn voordracht dan ook de dreiging van een mogelijke atoomoorlog en deed een oproep om zich nog meer in te zetten voor het behoud van de wereldvrede.
Het Esperanto helpt bij het ontwikkelen van de intense betrekkingen tussen alle volkeren en de vriendschappelijke verstandhouding en samenwerking, aldus Dr. Pethes, die in dit verband tevens prof. Humphrey Tonkin uit de VSA citeerde die een brief met 130.000 handtekeningen van Bulgaarse Esperantisten voor de vrede heeft overhandigd aan de Verenigde Naties.
Op het einde van de bijeenkomst, die ook werd bijgewoond door de erevoorzitter van de MEM de heer Nikola Alexeiev, ex-medewerker van George Dimitrov, kondigde Dr. Pethes nog aan dat in november van volgend jaar een seminarium zal plaats hebben in Berlijn-DDR. Tenslotte werd een resolutie van de beweging tegen de dreiging van een wereldoorlog aanvaard.
In België wordt de MEM vertegenwoordigd door de heer Claude Glady, Marnestraat 36, 1030 Brussel, tel. 02/242.49.86.
Dankzij de goede zorgen van pers-attaché Ivo Durwael konden wij met de hulp van een tolk (de heer René Budts uit Gent) achteraf een gesprek voeren met Dr. Pethes in het Esperanto. We vroegen o.a. hoe en wanneer deze vredesbeweging was ontstaan.
Dr. Pethes : Onze vredesbeweging is ontstaan in 1923. Sedertdien worden we op alle vredescongressen uitgenodigd. Zo ben ikzelf lid van de Wereldvredesraad voor de Vrede en heb reeds de gelegenheid gehad deze toe te spreken in het Esperanto. Wanneer de jongste bijeenkomst voor de Wereldvredesraad in Sofia plaatsvond, had er parallel een soortgelijke vergadering plaats in het Esperanto. Onze beweging is democratisch en wenst contact te leggen met alle andere bewegingen die hetzelfde nastreven. Om de drie jaar organiseren wij een conferentie, waarop wij de problemen behandelen die in de beweging bestaan en tevens maken we van de gelegenheid gebruik om een nieuw bestuur te kiezen. Dit jaar zijn er echter maar weinig veranderingen in aangebracht omdat de huidige wereldsituatie het noodzakelijk maakt dat zoveel mogelijk personen zich inzetten voor de vrede. Dit werd blijkbaar door de meeste mensen zo aangevoeld, want we konden vaststellen dat binnen het kader van het wereldcongres onze bijeenkomst het drukste werd bijgewoond. Ik ben ook zeer gelukkig dat deze vergadering voor de eerste keer in een kapitalistisch land plaatsvond, want daardoor kunnen we aan de hele wereld tonen dat onze beweging zich richt naar álle mensen, ongeacht hun politieke of religieuze opvattingen.
— Dertig landen die deel uitmaken van de vredesbeweging, dat is natuurlijk mooi, maar in totaal zijn er 51 deelnemende landen, vanwaar dan dat verschil?
Dr. Pethes :
Dat is gewoon om praktische redenen. Tegelijkertijd vonden immers ook nog andere bijeenkomsten plaats en sommige landen waren maar met één of twee afgevaardigden vertegenwoordigd.
– De Esperanto-vredesbeweging is dus niet hoofdzakelijk Oost-Europees getint ?
Dr. Pethes :
Niet uitsluitend. De laatste tijd wordt de vredesbeweging ook sterker in de westerse landen en wij zoeken nu naar de juiste weg om met die mensen in contact te treden. Uit naam van het bestuur hebben wij aan alle grote manifestaties een groet gezonden en getracht contacten met hen te leggen. Zo ben ik ten zeerste verheugd dat wij voor Zuid-Amerika een nieuwe vertegenwoordiger hebben gevonden, meer bepaald in Brazilië. Verder maken sinds kort ook vertegenwoordigers uit Denemarken, Zweden, Frankrijk, Spanje, Portugal en andere westerse landen deel uit van onze organisatie. Wij wensen trouwens ook contacten te hebben met vredesbewegingen die geen lid zijn van de Wereldvredesraad, want wij wensen onze informatie te verbreden. Vandaar dat van nu af aan geregeld vlugschriften zullen worden verspreid over onze beweging in het Frans, het Engels en het Duits. Ter gelegenheid van het congres van volgend jaar in Budapest wensen we een grote vredesmanifestatie te organiseren en nodigen alle deelnemende landen daarop uit. Als echte Esperantisten en volgelingen van Zamenhof zijn we immers verplicht ons in te zetten voor de vrede daar het de bedoeling was Zamenhof om via een gemeenschappelijke, neutrale taal de contacten tussen de volkeren te verbeteren.
Als we echter willen vragen of het spreken van eenzelfde taal een garantie biedt voor de vrede, dan zegt onze « tolk » dat hij hierop zelf wel kan antwoorden, hij vindt dit immers een tamelijk idealistische visie. Een standpunt dat we overigens ten volle kunnen bijtreden..
De Esperanto-beweging in Oost-Europa
Zonder tolk, want in het Frans, hadden we nadien nog een gesprek met Dontcho Hitrov, de verslaggever van de vredesbeweging, die bovendien nog hoofdredacteur is van het Bulgaarse blad « Bulgara Esperantisto » en voorzitter van de ILEF, de internationale vereniging van Esperantistische foto-, film- en geluidsbandamateurs. Deze vereniging besliste tijdens het wereldcongres overigens een documentaire 16 mm-klankfilm te maken over de geschiedenis van de honderdste verjaardag van het Esperanto (1987).
Dontcho Hitrov is ook één van diegenen die het Esperanto beschouwt als een vredebrengend element. « Niet enkel via de MEM, » zo zegt hij, « ook via alle andere organisaties ». En net zoals Dr. Pethes bevestigt hij dat in de Esperantistische vredesbeweging mensen van alle landen en standen vertegenwoordigd zijn. « Er zijn onderling geen problemen », zegt hij, « integendeel, bij ons vindt u zowel priesters als ex-officieren ». Dan draaien we de rollen maar even om en vragen of alle landen dan wel het Esperanto gunstig gezind zijn?
Dontcho Hitrov : Zoals bij elke beweging verloopt de ontwikkeling natuurlijk niet gelijk. In sommige delen van de wereld zijn we reeds verder geëvolueerd dan elders. Maar globaal genomen kunnen we stellen dat men overal positief tegenover het Esperanto staat. Op het « recordcongres » van Varna in 1975 was ik verantwoordelijk voor de pers en ik moet zeggen dat dit werkelijk een geweldige ervaring was. Mensen van overal ter wereld die één taal spreken, zonder tolken, zonder complicaties .
— In Oost-Europa staat de Esperanto-beweging wel erg gunstig aangeschreven ?
Dontcho Hitrov :
In Bulgarije alleszins. Tot in de hoogste staats- en partij-apparaten hebben wij sympathisanten. De secretaris-generaal van de communistische partij, Todor Jivkov, heeft op het gymnasium van Botelgrad nog Esperanto gestudeerd. De KP steunt de beweging dan ook financieel en moreel in grote mate. Dit doen ook andere politieke en sociale organisaties zoals het « Front van het Vaderland », een tamelijk grote organisatie die alle sociale milieus in ons land behelst. Omgekeerd maakt de Bulgaarse Esperanto-beweging trouwens deel uit van dat « Front ». In het gebergte dat Bulgarije van Griekenland scheidt, hebben we zelfs een soort « paleis » van het Esperanto. Onder de meest comfortabele omstandigheden kan men daar uit de hele wereld samenkomen om op twintig dagen de beginselen van het Esperanto te leren, gekoppeld aan een relaxerende vakantie. Buitengewoon interessant is natuurlijk ook dat het ministerie van onderwijs het Esperanto heeft ingevoerd als facultatief vak in alle gymnasia van het land.
— Is dat uniek voor Bulgarije ?
Dontcho Hitrov :
Het komt me voor dat dit ook het geval is in Hongarije.
– Die positieve houding van de Oost-Europese landen, vindt die haar oorsprong in het feit dat de Slavische talen internationaal minder goed aangeschreven staan dan b.v. het Engels en het Frans of zit daar een ideologie achter ?
Dontcho Hitrov :
Let op, Zamenhof, de uitvinder van het Esperanto, heeft van bij het ontstaan gezegd dat het nooit de bedoeling kan zijn dat Esperanto de levende talen zou vervangen. Anderzijds is het wel een betrachting van onze beweging dat het Esperanto als officiële taal bij de vergaderingen van de Verenigde Naties zou worden aanvaard. De heer Moustapha Masmoudi, ambassadeur van Tunesië bij de Unesco, heeft hierop trouwens gealludeerd in zijn feestrede. Ik vind dit persoonlijk geen utopie en ik beschouw mezelf, journalist zijnde, toch als een redelijk man. Men zegt wel eens dat het Esperanto niet in staat zou zijn om alle nuances van het menselijke denken weer te geven maar dat is larie. Zamenhof heeft zowel Shakespeare, Poesjkin als de bijbel vertaald en er wordt zelfs poëzie in het Esperanto geschreven ! Maar anderzijds bestaat er natuurlijk een soort van taalchauvinisme bij de grote naties. Ik zou niet durven zeggen dat ze bang zijn van Esperanto, maar als men één taal als gezaghebbend beschouwt, dan sluit dat ook reeds een zekere goedkeuring van het politiek systeem in, het is zelfs een vorm van kolonialisering.
— Daar kunnen wij, Vlamingen, van meespreken…
Dontcho Hitrov :
Precies. En in de Sovjet-Unie is het net hetzelfde. Het Russisch wordt daar beschouwd als de officiële taal, al blijft men wel de andere talen onderwijzen, de eigen literatuur ook en de etnische karakteristieken, maar toch… Laten we hopen dat op een dag de mensen het nut inzien van zo’n gemeenschappelijke, neutrale taal.
Internationaal jeugdcongres
Alhoewel in het kader van het wereldcongres reeds een « kindercongresje » plaatshad (31 kinderen tussen 5 en 15 jaar uit 9 landen verbleven een hele week in het rijksinstituut te Keerbergen), had een écht jeugdcongres (voor jonge volwassenen eerder dan voor opgeschoten jongeren) een week later plaats op de universitaire campus Arenberg te Leuven. Dit was een organisatie van de TEJO (Tutmonda Esperantista Junulara Organizo), de jeugdorganisatie van de UEA die zo’n dertig aangesloten landen onder z’n leden telt. In totaal woonden zo’n driehonderd vijftig jongeren, vooral uit Europa, dit congres bij dat als thema « wetenschap en maatschappij » meekreeg.
Hier ging het er veel meer ontspannen aan toe. Aan voorzitter Jean-Pierre Fertinel uit Leopoldsburg vroegen we om als tolk op te treden bij een gesprek in Esperanto tussen pot en pint met een paar jonge congressisten uit diverse landen. Daar tegelijkertijd een bezoek aan een bekende Leuvense brouwerij plaatshad én er grote voorbereidingen werden getroffen voor een verbroederingsfeest ’s avonds (hoorden we daar niet « Tulpen uit Amsterdam » in het Esperanto instuderen ?), waren het bijna uitsluitend bestuursleden die ons te woord stonden, meer bepaald Ian Tarrant uit Groot-Brittannië, Lou von Wunsch-Rolshoven uit de Bondsrepubliek en Gudmund Rommesmo uit Noorwegen. Toen deze laatste weggeroepen werd in het kader van die voorbereidingen werd zijn plaats ingenomen door Neven Kovacic uit Joegoslavië. Tenslotte was er ook nog een Pools meisje, dat geen bestuurslid was en dat overigens « om persoonlijke redenen » reeds gedurende een jaar in Denemarken woonde, zodat zij niet op de officiële lijst voorkwam noch onder de Deense, noch onder de Poolse delegatie en wij bijgevolg de juiste schrijfwijze van haar moeilijke Poolse naam schuldig blijven. Als we echter nog over een paar goede oren beschikken, menen wij dat zij de mooie voornaam Margaretha met zich meevoert. In de eerste plaats wilden we natuurlijk weten met welke motivatie zij ertoe gekomen waren zich om het Esperanto toe te leggen.
Gudmund : Ik ben in 1956 als Esperantist geboren
— Aha ! Proficiat ! En wat mag dát dan wel betekenen ?
Gudmund
: Dat toen ik klein was mijn ouders mij deze taal hebben onderwezen.
— Daarmee verleg je het probleem : waarom waren je ouders dan Esperantisten ?
Gudmund
: Die kwamen uit een vredesbeweging waarbij zij het als een noodzaak aanvoelden dat er voor een goede verstandhouding tussen de volkeren, één neutrale taal was. Hiermee ga ik volledig akkoord, vandaar dat ik mij engageer in congressen zoals dit.
Lou : Ik ben vijf jaar geleden Esperanto beginnen leren, toen was ik al 21, na een reis naar Italië waarbij ik had vastgesteld hoe moeilijk het is als men zich niet in de taal van de bewoners kan uitdrukken. En als men dan met verschillende nationaliteiten tegelijkertijd wil praten, zoals nu, dan ervaart men toch dat Esperanto een echte noodzaak is.
Ian : Ik was slechts elf jaar toen ik Esperanto heb geleerd, ik ben er nu 25. Bij mij was de aanleiding dat ik op een tentoonstelling in contact ben gekomen met een stand die het Esperanto propageerde.
— Is elf jaar niet verschrikkelijk jong ?
Ian
: Och, rond die tijd leerde ik ook Frans en alhoewel ik Esperanto slechts in mijn vrije tijd leerde, heb ik steeds een betere kennis van Esperanto gehad dan van het Frans.
Margaretha : Ik had hoegenaamd geen belangstelling voor Esperanto, toen ik er toevallig mee in contact kwam op het Gymnasium.
— Was het een verplicht vak op die school misschien ?
Margaretha
: Eigenlijk niet. Eén jaar Esperanto volgen duurt namelijk veel te lang omdat het zo beperkt is, daarom was het facultatief en misschien is precies dát de reden dat ik ervoor enthousiast ben geworden want als men aan een puber iets wil verplichten dan doet-ie het juist tegen z’n zin. Toen ik dan mijn eerste congres in Bulgarije bijwoonde en ik al die jongelui uit de hele wereld zag dan was voor mij het hek van de dam.
Ian : Tiens, was jij daar ook ? Ik eveneens ! (Hier groeit iets moois, denken we, en we noteren een vraagje voor straks…)
Margaretha
: En over dat Frans van jou gesproken, vanaf het moment dat ik Esperanto kon, vlotte mijn studie van het Frans veel beter.
— Kortom, op uitzondering van Gudmund, ziet iedereen eerder het praktische nut in van Esperanto en niet zozeer de ideologische bijgedachte van vrede, solidariteit en vriendschap onder de volkeren ?
Lou
: Dat nut is maar één aspect, door het leggen van die internationale contacten schakel je je automatisch in in de vredesbeweging omdat de relaties tussen de volkeren erdoor vergemakkelijkt worden.
Ian : Wanneer men de mensen leert kennen en begrijpen, dan volgt de vrede daaruit op een natuurlijke wijze.
— Dat is uiteraard nogal een idealistische visie. Dat, gekoppeld aan het feit dat hier vegetarisch eten wordt opgediend en de niet-rokers voor één keer de wet dicteren aan de luchtvervuilers, zouden we daaruit mogen besluiten dat Esperanto spreken ook een andere levenswijze inhoudt. Ik zou bijna durven vragen, is de Esperanto-beweging een « sekte » ?
Margaretha
: Ik dacht van niet. Ook op andere bijeenkomsten vraagt men soms het roken te laten.
Gudmund : Ik zou het anders stellen. Het is niet het Esperanto dat een andere levenswijze insluit, maar iemand die dergelijke levenswijze aankleeft die vindt zich terug in de Esperanto-beweging. Vandaar die verkeerde associatie.
Lou : Over dat rookverbod is overigens heftig gediscussieerd en de vegetariërs onder ons vormen gelukkig niet de meerderheid (algemeen gelach), al lijkt het eten wel lekker.
— Waarover praten jullie onder elkaar ?
Lou
: Over om het even wat, over film, politiek…
Margaretha : Mij vragen vele congressisten b.v. wat meer uitleg over de situatie in Polen.
Ian : Door het feit dat wij bestuursleden zijn, zijn wij wel verplicht van bijna voortdurend met het thema van dit congres bezig te zijn. Eigenlijk zou je die vraag aan de congresgangers moeten stellen.
— Waarom wordt er zo gegrinnikt bij deze vraag ? Dat zulke congressen dienen om « contacten te leggen » wordt altijd bij hoog en bij laag verkondigd, ook « speciale » contacten misschien ? (Als Jean-Pierre deze vraag vertaalt, wordt er van alle kanten zeer beslist ontkennend met het hoofd geschud wat dan weer heftig ja-geknik wordt, wanneer ik vraag of ze allemaal nog vrijgezel zijn, alleen Jean-Pierre wijst discreet op zijn trouwring en fluistert me toe : « Ik ben wel degelijk gehuwd met een Frans meisje dat ik op dergelijke congressen heb leren kennen… », Zie je wel!).
Lou
: Men zou kunnen zeggen dat er drie soorten congresgangers zijn. Ten eerste de militanten van de Esperanto-beweging zelf die ik op zo’n 40 à 50 schat, ten tweede Esperantisten die vooral belangstelling hebben voor het thema en ten derde jongeren die inderdaad gewoon komen om in vriendschappelijke atmosfeer contacten te leggen. De meesten houden er trouwens een hoop pennevrienden en -vriendinnen aan over.
— Zo te zien zijn jullie allemaal studenten. Staan dergelijke congressen dan soms op universitair niveau?
Ian
: Jazeker, of alleszins toch op het hogere school-niveau.
Lou : Nou, dat varieert…
Margaretha : Inderdaad, in de socialistische landen hebben we immers soms heel andere congressen. Zo heb ik in Hongarije een congres met 500 deelnemers bijgewoond, die allen rond de vijftien jaar oud waren. Het spreekt dus vanzelf dat dit niet op universitair niveau kon staan. Een andere rol speelt natuurlijk het geld. Nogmaals, in de socialistische landen is dit van geen belang : de staat geeft daarvoor ruime subsidies, maar anders moet men er speciaal voor gaan werken of moeten de ouders betalen.
Ondertussen hebben Gudmund en Neven stuivertje gewisseld en we willen dan natuurlijk weten waarom onze Joegoslavische vriend zich op het Esperanto heeft geworpen.
Neven : Uit ideologie. Vooral dan onder invloed van de taalsituatie in mijn land, waar diverse talen worden gesproken. En ik kan het niet aanvaarden dat één taal de andere verdringt. Wat echter dat vredesaspect betreft ben ik iets genuanceerder dan mijn collega’s, want ook in landen waar slechts één taal wordt gesproken kan er burgeroorlog ontstaan.
— Tot slot, het is mij opgevallen dat Gudmund Esperanto sprak met een erg « Scandinavisch » accent, dus is Esperanto toch niet zo eenvormig als men het soms wel eens wil voorstellen. Bestaan er « dialectische » afwjikingen die het wederzijds begrip bemoeilijken ?
Neven
: De Zuid-Slavische landen spreken het gemakkelijkst zonder accent (protest van de anderen).
Margaretha
: Als Poolse mag ik misschien stellen dat ik het « echte » Zamenhof-esperanto spreek (hilariteit aan de tafel) en dan moet ik toch zeggen dat een nationaal accent of hoe men dat ook wil noemen niet verhindert dat men elkaar zou begrijpen.
Jean-Pierre voegt eraan toe dat men het zou kunnen vergelijken met een Limburger en een West-Vlaming die elkaar in hun dialect zouden te woord staan. Maar het is precies dat wat we bedoelen, want of die twee elkaar zullen verstaan is nog zeer de vraag. Dit gezegd zijnde moeten we anderzijds vaststellen dat dit echtelijke verbindingen over de dialecten heen niet uitsluit, zoals onze collega J.V. kan bevestigen. Maar het vrijen zal o.i. dan toch in het ABN moeten gebeuren… Wat zeiden de aloude hippies echter ook weer ? Make love not war… We denken dat de meeste Esperantisten zich bij deze slogan wel zullen kunnen aansluiten. Zij het dan dat zij zich wellicht tegen het gebruik van het Engels zullen keren en eerder zeggen : FARU AMON NE MILITON.

Voor wie meer wil weten over Esperanto
Internationaal :
– UEA Universala Esperanto-Asocio
Esperantowereldorganisatie: Nieuwe Binnenweg 176 – 3015 Rotterdam-Nederland (010) 36.15.39, internationale overkoepelende organisatie van landelijke Esperantoverenigingen, tijdschrift : Esperanto.
Nationaal :
— BEF Belga Esperanto-Federacio
Belgische Esperantofederatie, Europa Esperanto-Centro, Montoyerstraat 37 bus 24 – 1040 Brussel (02) 513.59.95, landelijke afdeling van UEA.
— FEL Flandra Esperanto-Ligo
Vlaamse Esperantobond, Esperantocentrum, Frankrijklei 140 – 2000 Antwerpen, (03)216.05.05, aangesloten bij BEF en UEA, tijdschrift : Esperanto-panorama.

Referentie
Ronny De Schepper, Esperanto voor de vrede, De Rode Vaan nr.34 van 1982

In De Rode Vaan nr.44 verscheen de volgende lezersbrief:
Zopas heb ik het geluk gehad het nummer 34 van de rode vaan te ontvangen. Met plezier heb ik vastgesteld dat daarin op een mooie, interessante wijze aandacht besteed werd aan de internationale Esperanto-beweging. Als Esperantist houd ik er dan ook aan u te bedanken voor de aandacht die u in uw blad willen besteden hebt aan de beweging. Aanvaard dan ook mijn gelukwensen voor het artikel van hoog niveau. Het beste in de toekomst en mijn beste wensen van vrede en vriendschap zend ik u toe.”
Dr. Imre Pethes (lid Wereldvredesraad; Voorzitter van de Wereldbeweging van Esperantisten voor de Vrede) -Budapest

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.