In ‘Souvenirs dormants’ (2017) (‘Slapende herinneringen’, Querido, 2018), laat Patrick Modiano deze keer zijn, niet bij naam genoemde, hoofdpersoon in zijn geheugen graven naar de vrouwen die ooit zijn pad kruisten.
Ooit.. dat betekent vooral en in eerste instantie de periode rond 1964 toen hij als 22-jarige ambieerde tekstschrijver te worden. Al start hij met een vage, prille jeugdliefde in 1959, de dochter van een Russische vriend van zijn ouders – een ijle droom. Ingrijpender is de kennismaking met Martine Hayward omdat haar appartement de locatie zal worden die uiteindelijk sterk in zijn leven zal ingrijpen. Er duiken, terwijl hij door de straten van Parijs dwaalt, halthoudt in bars, neerzijgt in restaurants, namen op, Mireille Ourousov bijvoorbeeld, die geboeid is door esoterie. Zij brengt hem in contact met Geneviève Dalame en haar bizarre broer die met zijn vriend, een fotograaf, een misdadig duo blijkt. Waar voeren de omzwervingen hen allen heen in de nachtelijke stad, de buitenwijken… hij graaft langzaam steeds dieper. Via Geneviève leert hij de rijke, mysterieuze Madeleine Péraud kennen. Die hem heel bizar raakpunten uit zijn prille jeugd aanreikt: waar hij ooit met zijn familie de zomervakanties doorbracht bleek ook zij te vertoeven in een soort genootschap rond een spirituele leermeester Gurdjieff. Hij zal een tijdlang zijn intrek nemen bij Madeleine. Bij wie hij een boek aantreft waarvan hij een exemplaar cadeau deed aan Geneviève, met een opdracht van een Irène die eveneens zal opdagen. Welke rol speelt de nachtclub ‘Le mauvais pas’ die hij zich uit zijn kinderjaren herinnert en die de ontmoetingsplaats moet geweest zijn van de adepten van de goeroe, in het verhaal? En waarom denkt Madeleine dat Geneviève gevaar loopt?
Even plots als ze in zijn leven verschenen blijken ze ook verdwenen: op een dag staat hij bij beide voor een gesloten deur, ze zijn in rook opgegaan. Ziet hij hen ooit terug? Zes jaren later doemt nog het beeld op van Geneviève die inmiddels een zoontje heeft, een gezamenlijke wandeling… Wel leerde hij via Madeleine mevrouw Hubersen kennen, een excentrieke dame, die teruggetrokken leeft in een appartement dat volgestouwd is met Afrikaanse en Polynesische maskers, Indische kunst, schilderijen… Met haar gaat hij dagenlang op stap, als haar begeleider, als haar hoeder – zij klampt zich aan hem vast. Het wordt, opnieuw, een reis door dat vreemde Parijs, op een heel andere wijze nu. Een andere duik in zijn verleden, langs toch weer straten, boulevards, parken. “Voor mij is Parijs bezaaid met fantomen, even talrijk als de metrostations en hun oplichtende lampjes, wanneer je op de knoppen drukte van het overzichtsbord dat alle verbindingen liet zien”. Verwarrend, een spinnenweb met een structuur waarin hij gravend en tastend zijn weg zoekt, nu, zoveel jaren later. Want toen was er een telefoontje, van een vriendin die hij niet wenst te identificeren omdat zij een misdaad beging. Betreft het iemand met wie we reeds kennis hebben gemaakt? Of niet? Zij sommeert hem naar het appartement te komen waar Mireille Ourousov woont, dat – zo weet hij – inmiddels een plaats geworden is waar veel feestjes plaats vinden. Daar treft hij haar aan bij een lijk: zij heeft een man vermoord. Hij wordt haar ‘medeplichtige’, dropt de revolver in een container, duikt met haar onder in een hotel. Nu ja onderduiken… hij schrijft zich in onder zijn naam en heel vreemd geeft als zijn adres op: dit van Mireille waar het lijk ligt! Dagenlang wachten ze in spanning op de gevolgen, in de kranten wordt niks vermeld over de moord, ze blijken niet te worden gezocht. Zelf dolen ze door de stad, belanden in cafés en restaurants, zwalpen door de straten. De misdaad, het ganse gebeuren zal verdwijnen in een nevel van het geheugen, verdrongen…
Heden, de schrijver van dit alles, die zich al deze vrouwen herinnert, vindt tussen oude papieren een grote enveloppe met paspoorten, rapporten uit het kindertehuis en enkele bladzijden van een politierapport – doorslagen – die verwijzen naar de moord. Daar ziet hij zijn naam, de gegevens van de hotelfiche, en de vermelding dat hij vergezeld was van een meisje wier identiteit niet kon achterhaald worden. Meteen reveleert het rapport de identiteit van de vermoorde, blijkbaar een Deen die al jarenlang door de zedenpolitie gezocht werd… Deze roman een detective, allerminst… Hier houdt het op, de herinnering is cruciaal, en waar zij eventueel een anker vindt met de realiteit – hoe broos ook, is van belang. Zoals de laatste pagina’s ons alweer misleiden: in een boek duikt een agendablaadje op waar een route op neergeschreven is, twee telefoonnummers. Is het zijn handschrift? Mogelijk… Geïntrigeerd reconstrueert hij de weg, de nummers zijn niet meer in gebruik. Hij gaat op pad… Autoroute du Sud… Nemours… Route de Sens… Remauville… een oprit… kasteel van de schone slaapster… Natuurlijk haakt ook dit in bij wat we eerder lazen, het esoterisch genootschap – het is alles een vreemd spel, een puzzel, net zoals ons brein, net zoals ons geheugen. Waar we drenkelingen zijn, net als de personen die in deze roman figureren ontspoorden zijn die aanknopingen zoeken dolend in de metropool. Peinzend, dromend tracht hij de realiteit te sturen, te bezweren, te ontkennen soms – het geheugen te bedriegen. Terwijl het dit geheugen zelf is dat een loopje neemt met hem, hem verwart. Niets is wat het lijkt. De schimmen uit het verleden worden de demonen van vandaag. En hij slaagt er niet in zich van hun ban te bevrijden. ‘Slapende herinneringen’… wat een vloek wanneer ze ontwaken.
In deze roman vinden we niet de melancholie die vaak de sfeer bepaalt bij Modiano. Hier domineert het mysterie, het duister. Geïncarneerd in al die vrouwen, en meteen breed uitgesmeerd in de talloze tochten door de stad, wandelend, in de auto of in de metro… Met soms troostende stops in bars of restaurants hoewel ook daar dan toch vaak nieuwe gevaren lijken te dreigen. Dat geen enkele vrouw zich aandient zonder een geheim met zich mee te dragen… een raadsel te zijn voor de schrijver en de lezer, ongrijpbaar en uiteindelijk onoplosbaar? Heeft Modiano hiermee een sluier over dé vrouw willen hangen? Zijn ze allen op een of andere wijze ontoegankelijk, niet te begrijpen – blijven ze een mysterie? In ieder geval blijft ‘de schrijver’ met zijn gevoelens, zijn liefdes, en zijn herinneringen op zijn honger zitten. Verward en eenzaam. Ook de lezer blijft wat verward achter – er worden geen oplossingen geboden. Maar genoten heeft hij wel. En er rest hem stof tot nadenken, veel stof.
Johan de Belie