Het zal morgen al 55 jaar geleden zijn dat de Brusselse literator Herman Teirlinck is overleden.

Toen het honderd jaar geleden was dat Herman Teirlinck werd geboren, sprak het vanzelf dat deze verjaardag werd aangewend om deze eminente grootmeester van de Nederlandse letteren te herdenken. Er werd hard gewerkt om van Teirlincks huis op de Beerselse Uwenberg een museum te maken, de Centrale voor het Brusselse Amateurtheater kreeg de nodige subsidies om een toneelwerk van Teirlinck op te zetten, het 45ste Koninklijk Landjuweel, een toneeltornooi voor amateurgezelschappen dat indertijd nieuw leven werd ingeblazen door de auteur, zal in de decembermaand zijn verloop kreeg in het Paleis voor Schone Kunsten van Teirlincks eigenste Brussel, dit mede naar aanleiding van het Brusselse millenium. En dan was er nog de « vzw Zenne en Zoniën » die een boekje publiceerde over « Herman Teirlinck, Leven en Werk ». Hierin schetst Urbaan de Becker op een vlot en aangenaam leesbare manier het leven van Teirlinck. De lezer maakt er kennis met de Teirlinck van de Vlaamse Beweging, de epicurist, de liberaal, de levensgenieter, het voorname heerschap, de leraar Nederlands aan het hof, de man die volkse tradities en volksgeest minde. Dr.Hugo Bousset heeft het over het literaire werk van Teirlinck, waarbij de aandacht gaat naar zijn dilettantisme en naar de aanwezigheid van het Pajottenland en het Zoniënbos in de romans van de auteur. Dr.Van Schoor handelt over het werk van deze toneelvernieuwer in en rond de Brusselse KVS. Boeiend en ontroerend soms ook, zijn de getuigenissen over Teirlinck van personaliteiten die hem hebben gekend. « Herman Teirlinck. Leven en Werk » is een vlot, interessant boek, geschreven voor een breed publiek. (Frank Jacobs in De Rode Vaan nr.40 van 1979)
Als ambtenaar bij het Brussels stadsbestuur moest Herman Teirlinck van 1902 tot 1906 de maandelijkse verslagen van de KVS in het Frans te vertalen. Zo groeide zijn belangstelling voor toneel en wilde hij het peil van deze volksschouwburg geleid door Edmond Hendrikx, die vooral goedkope 19de eeuwse draken bracht, optillen via de oprichting van het “Kunstkommiteit”. Hij stelde zichzelf als 23-jarige samen met de acteur Laroche trouwens kandidaat voor een tweeledig directeurschap van de KVS. Als amateur deed hij immers zelf aan diverse vormen van toneel, het liefst als vrouw verkleed, naar verluidt. Hij trad zelfs op als zanger. Het was echter tevergeefs, ook bij een tweede poging in 1907.
In 1908 schrijft Teirlinck “De kunst van het theater”, waarin hij de opvattingen van Edward Gordon Craig vergelijkt met de toestand van het Vlaamse en Hollandse theater (dat er zeer bekaaid vanaf komt).
In massaspelen zoals “Het A-Z-spel” in Leiden (A-Z is Alva-de-Zwijger, die evenwel aanleiding is voor beschouwingen over “het leven van a tot z”) toont Teirlinck zijn belangstelling voor volkskunst, zoals die b.v. in het grootste openluchtspel ooit, “De bestorming van het Winterpaleis” van Nikolaj Evreinov, in Leningrad werd vertoond.
In 1922 wordt in de KVS het eerste landjuweel voor amateurtoneel georganiseerd. Uiteraard alweer op advies van Herman Teirlinck, die hiermee het gebruik van het ABN (zoals het toen nog heette) poogde aan te wakkeren bij de bevolking.
Datzelfde jaar schrijft Herman Teirlinck zijn expressionistisch toneelstuk “De vertraagde film”. In het eerste (realistische) bedrijf zien twee geliefden geen uitkomst meer. Ze binden zich vast aan elkaar en springen in het water. In het tweede bedrijf zien ze in het water hun leven in flashback passeren. In het derde bedrijf (opnieuw realistisch) worden ze gered. Ze gaan uit elkaar zonder nog een woord te wisselen. Dat “expressionisme” is de opvatting van Anton van Wilderode. Jaak Van Schoor is het daar helemaal niet mee eens. Volgens hem is dit surrealisme en hij verwijst naar de (latere) invloed van Pirandello op Teirlinck. (Deze zorgde ervoor dat in de KVS de eerste Pirandello in Vlaanderen werd opgevoerd.)
In “De Man zonder Lijf” vinden we invloeden terug van Vsevolod Meyerhold, waarmee Teirlinck wellicht via het verblijf aan onze kust van Ilja Ehrenburg heeft kennisgemaakt. Diens secretaresse Olga, de vroegere secretaresse van Meyerhold, vertaalde overigens Teirlincks werk in het Russisch. Sommige passages zijn ook echo’s van Alexander Blok, met dien verstande dat Blok sympathiek stond tegenover de vooruitgang van de wetenschap, terwijl dit Teirlinck eerder huiverig stemde.
In 1924 komt de Nederlander Eduard Verkade in Brussel een lezing geven over hoe acteurs een persoonlijke interpretatie aan hun rol moeten schenken, een idee dat gretig door Teirlinck werd overgenomen.
In 1928 krijgt Teirlinck de toneelafdeling van Ter Kameren in handen, het Hoger Instituut dat door bouwmeester en designer Henry van de Velde was opgericht parallel met het Bauhaus. Daar ontwikkelt Teirlinck zijn theorie dat het licht de opperste vorm van toneelregie is. Voor de acteerlessen trekt hij Gust Maes en Rezy Verschueren van de KVS aan en voor de dans, “de oervorm van theater” (Craig), de Gentse Elsa Darciel.
Met “Het ivoren aapje” schreef Herman Teirlinck ondertussen in 1908 de eerste grote Vlaamse stadsroman. In 1920 schetst Herman Teirlinck in “De nieuwe Uilenspiegel” de typische vitalistische karaktertrekken van het Vlaamse volk, zoals Felix Timmermans dat deed in “Pallieter” en later Gerard Walschap met “Houtekiet”. Teirlinck was dan ook de zoon van de volkskundige Isidoor Teirlinck, die hem als liberaal-vrijzinnige naar de ULB stuurde voor geneeskundestudies. Teirlinck buisde zo grondig, dat het dan maar Germaanse in Gent werd. Ook hier zette hij met Karel van de Woestijne dermate de bloemetjes buiten dat het weer niks werd. Dan maar ambtenaar bij het Brussels stadsbestuur. Aangezien één van zijn taken erin bestond de maandelijkse verslagen van de KVS in het Frans te vertalen, groeide zijn belangstelling voor toneel en kon hij zich zodanig ontwikkelen, dat hij uiteindelijk nog zal eindigen als leraar van Leopold III en Boudewijn I. Hij weigerde de grafelijke titel die hem daarvoor werd aangeboden, maar werd na de dood van Vermeylen wel directeur van het Nieuw Vlaams Tijdschrift.
In 1940 verschijnt “Maria Speermalie”. In het hoofdpersonage dat fictief leefde van 1875 tot 1937 is heel de hoogmoed, de machtswil en de sensuele ontaarding van haar adellijke geslacht geïncarneerd. Zij strijdt op leven en dood met haar vader, een oude vereenzaamde zonderling, zij heeft een langdurige liefdesverhouding met een jonge rabauw (het boek is ongetwijfeld schatplichtig aan “Lady Chatterley’s Lover” uit 1928), zij onderhandelt met een sluwe bosheks, en als zij getrouwd is met één van haar adellijke aartsvijanden, brengt zij die met de hulp van haar minnaar om het leven.

In 1979 ben ik er dan toch in geslaagd om voor de derde aflevering van “Maria Speermalie” voor het (mij dikwijls irriterende scherm) plaats te nemen. Als ik het goed begrepen heb, dan moet Maria Speermalie een “hartstochtelijke vrouw” zijn. Een collega vergeleek haar zelfs met Lady Chatterley. In die optiek was de keuze van Tessy Moerenhout als Speelmarietje zeer gerechtvaardigd – oh Tessy, is het niet zo dat ik zo’n tien jaar geleden in Gente Arca-keldertje al je talenten mocht ontdekken? (*) – maar in deze derde aflevering was daar weinig van te merken. Zowel in het scenario – denk maar aan die amateuristische scène die de verschrikkelijk verstandige (**) Luk De Koninck moest verwerken – als in het spel van Tessy zelf. Zei mijn vrouw: “Ik vind haar beter als Betty Bossé in De Collega’s.” Een simpele, maar voorwaar juiste opmerking.
Maar naar het schijnt heb ik de sleutelscène wat dit betreft (***) gemist. Deze schijnt namelijk in de tweede aflevering te zijn voor gekomen. Zonder ze echter gezien te hebben, stel ik mij er niet veel van voor. Dit op basis van het volgende fragment uit de Haarlemse Courant van 11 februari 1978 (vorig jaar dus, ter gelegenheid van de opname). Men vraagt daar aan Dora Van der Groen waarom één Nederlandse actrice (Teuntje de Klerk) verloren loopt tussen al die Vlamingen. Antwoord van Dora: “Waarschijnlijk voor de naaktscènes.” Gaat de schrijver dan verder: “En inderdaad. Teuntje de Klerk wordt ingezet bij de naaktscènes, waarbij ook hoofdrolspeelster Tessy Moerenhout uit de kleren gaat. Een productiemedewerker weet ons echter te verzekeren dat door de camera-opstelling en het gebruik maken van de plaatsing van de lichten er allemaal weinig schokkends te zien is. Daar zijn de Belgen dus blijkbaar nog niet aan toe.
Johan Boonen zegt daarover: “Wij Vlamingen hebben een bepaalde schroom en hebben het daarom ook zo sober mogelijk gehouden. Voor de sensatie hoeft men dus het toestel niet in te schakelen. Daar heeft ook de BRT voor gezorgd. Er is en blijft natuurlijk toch een soort pre-censuur.”
Ja, onbenullige Speelmarietjes hebben wij Vlamingen wel genoeg, maar als er dan eens een echte Speelmarie uit de kleren moet, dan moet het ineens allemaal zeer kunstzinnig gebeuren. Wij zijn immers een volk van grote, maar vooral kleine kunstenaars. (Als Jan Segers in De Voorpost)
Later volgen nog, in 1944: “Rolande met de Bles” (briefroman), in 1952: “Het gevecht met de engel” en in 1955: “Zelfportret of het galgemaal” (zie Weisgerber p.137-159).

Ronny De Schepper

(*) Ofwel maak ik hier een grote vergissing, ofwel ben ik compleet vergeten waarover ik het wel mag hebben. Zat Tessy ook in die blote “Ulysses” misschien?
(**) Het is niet dat Luk niet sowieso “verschrikkelijk verstandig” kan zijn, maar het is misschien toch best te vermelden dat dit eigenlijk naar een toneelstuk met Raymond van het Groenewoud verwijst.
(***) Het erotische aspect.

2 gedachtes over “Herman Teirlinck (1879-1967)

  1. Beste,
    Een paar dagen na de vijftigste ‘verjaardag’ van Teirlinck’s overlijden keurde de Beerselse gemeenteraad ons (Sigrid Bousset & mezelf) voorstel voor het Herman Teirlinck huis goed. Dat vernam je wellicht. Het is onze bedoeling om ‘zijn breed belang’ niet allleen blijvend te herdenken maar om ‘Teirlinck indachtig’ aan toekomstige creativiteit ruimte en stimulans te geven.
    Je artikel werd zeer gewaardeerd. Het gaf inzicht vanuit nog ongekende hoek (zeker zijn jonge jaren).
    Groet,
    Hugo De Greef
    Hugo.de.greef@hekwa.eu

    Like

  2. kleine correctie ivm Teirlincks studie in de geneeskunde.

    U schrijft: ” Teirlinck buisde zo grondig, dat het dan maar Germaanse in Gent werd.”

    Volgens de eminente biografie van Stefan van den Bossche slaagde Teirlinck in 1897 zelfs met onderscheiding in het eerste jaar geneeskunde. Hij schreef zich in voor een tweede kandidatuur, maar nam niet deel aan de examens (hij verkoos het café- en liefdesleven). Hij houdt in de zomer van 1899 de geneeskunde definitief voor bekeken. Het volgende academiejaar schrijft hij – dan al 20 jaar – zich in voor Germaanse filologie in Gent. Maar ook voor die examens in juli komt Teirlinck niet opdagen (hij ging ook niet naar de lessen naar verluidt). Als feestpraeses verkoos hij het studentengenootschap ’t Zal wel Gaen.

    groet
    Guido De Bruyn

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.