105 jaar geleden is die andere (naast Hemingway) Amerikaanse “macho” schrijver gestorven, Jack London. Hij was amper veertig jaar oud. London overleed in 1916 op zijn ranch te Glenn Ellen, met vergiftigingsverschijnselen. Aangenomen werd dat hij (net als Hemingway) zelfmoord pleegde, maar bij deze verklaring worden ook vraagtekens gezet: mogelijk leed hij aan ernstig nierfalen, mede ten gevolge van zijn alcoholmisbruik. Ik heb me ooit tegen een billijk prijsje eens enkele van zijn boeken kunnen aanschaffen, maar ik heb er – schande! – ondertussen nog geen enkele van gelezen. Dat zou ik toch eens moeten doen… Ondertussen las Johan de Belie wel “De droom van Martin Eden”.
‘De droom van Martin Eden’ (‘Martin Eden’ 1909) is een semi-autobiografische roman van Jack London waarin hij zijn liefde als ruwe zeebonk voor het meisje uit de bourgeoisie, Ruth Morse, neerschrijft, en meteen zijn twee jaren durende strijd om een intelligent en talentvol schrijver te worden.
Jack Londen, pseudoniem van John Griffith Chaney, was de onwettige zoon van de Ierse astroloog William Chaney maar nam de naam aan van zijn stiefvader. Hij groeide op in Oakland, in de baai van San Francisco, waar de roman zich afspeelt, en waar hij een avontuurlijke jeugd leidde die hem tot meerdere boeken inspireerde. Ook zijn verdere leven (als matroos op een walvisvaarder, als gouddelver…), zwervend over de ganse wereld, maar vooral zijn nieuwsgierigheid die hem ook dwong tot lezen, maakte hem tot autodidact. Met leermeesters als Nietzsche, Marx, Darwin en vooral de socioloog, filosoof en antropoloog Herbert Spencer wiens theorieën een rode draad vormen in ‘Martin Eden’. London schreef vooral avonturenverhalen, soms een werk met wetenschappelijke inslag, essays, toneelstukken en poëzie. Zijn werk dwong hem vaak op reis te gaan. Hij overleed op zijn ranch ten gevolge van drankmisbruik. De theorie van zelfmoord is een mystificatie, gebaseerd op zijn werken zoals op deze ‘Martin Eden’.
De roman ‘Martin Eden’ start wanneer Martin, de ik-persoon, uitgenodigd is voor een lunch bij de rijke familie Morse omdat hij de zoon Arthur uit een benarde positie redde. Zeer onwennig stapt hij dit hem totaal onbekend milieu binnen: rijkdom, verfijning, taal, levenswijze. En hij wordt gefascineerd door de vier jaar oudere dochter des huizes Ruth. Die in hem achter brute kracht, de man die alle meisjes uit zijn klasse kan krijgen, een zachtaardig en in wezen intelligent man vermoedt – wat klopt want deze Martin las reeds ongewoon veel. En zo start een vrij bizarre toenadering tussen Ruth die naar de universiteit gaat en Martin die tijdelijk – tussen twee zeereizen in – bij zijn zuster Gertrude en haar vrekkige man Higginbotham een kamer huurt. Zij leent hem boeken, dirigeert zijn studie, hij legt zich toe op het leren van de etiquette maar vooral van literatuur, wetenschap en filosofie. Steeds vaker zien de twee elkaar en wordt Martin ook uitgenodigd aan tafel bij de familie. Geldgebrek dwingt hem tot een volgende zeereis, en later moet hij zelfs enkele weken in een wasserij gaan werken waar hij Joe ontmoet – tot ze beiden besluiten er de brui aan te geven; Joe gaat zwerven en Martin die reeds begonnen was verhalen te schrijven zet dit plan (en zijn studie) verder.
Op dit ogenblik gebeurt het cruciale: was Martin zich reeds lang bewust van zijn liefde, voor Ruth bleven de gevoelens tot nu heel verwarrend – maar nu bezwijkt zij, zij bekent zichzelf dat zij van Martin die niet in haar wereld past houdt en hem wil huwen. Tot consternatie van het gezin Morse. Zij vertegenwoordigt de gevestigde orde, hij de arbeidersklasse met revolutionaire ideeën; en zonder inkomsten… want alles wat hij schrijft wordt door de tijdschriften teruggestuurd, en het betreft tientallen verhalen en essays, en meer. Zodat hij besluit het met grappige gedichten, liefdesverhalen en anekdoten te proberen, broodschrijverij: helaas met hetzelfde resultaat. En wat hij echt beoogt met schrijven, daarvoor heeft niemand belangstelling: “Hij streefde naar een hartstochtelijk realisme doorspekt met menselijke aspiraties en verwachtingen. Hij wilde het leven zoals het was, met al het tasten van de geest en het zoeken van de ziel”. (Wat ook de betrachting van de auteur Jack London blijkt te zijn!).
Een etentje bij de familie in groot gezelschap, dat in ruzie eindigt, opent zijn ogen definitief. De bourgeoisie leeft “in een kastje van 2 bij 4”. “Hij had zich als een dwaas voorgesteld dat alle keurig verzorgde personen die boven de arbeidersklasse stonden, personen waren met een groot verstand en een sterk gevoel voor schoonheid. Cultuur en dollars gingen samen, zo dacht hij vroeger, en hij had ten onrechte geloofd dat universitaire opleiding en meesterschap identiek waren.” Jack London zelf zal zich zijn ganse leven trouwens blijven inzetten voor de arbeiders. Tussen die universitairen ontdekt Martin toch een zeldzame vreemde eend in de bijt, een professor Caldwell, met meer openheid voor ideeën en cultuur. En los van dit milieu maakt hij kennis met Brissenden die een boezemvriend wordt, een rijk dichter die weigert zijn teksten te laten publiceren. Tenslotte zal Martin een lang gedicht van zijn vriend buiten diens medeweten laten verschijnen – met succes – helaas is Brissenden van wie hij veel geleerd heeft net op dat ogenblik na een slepende ziekte door zelfmoord overleden.
Toevallig ontmoet hij, op stap met zijn Portugese buurvrouw en haar kinderen, een gezin dat net als hij in armoede leeft, Ruth. Even later is er opnieuw een ruzie bij de familie Morse over de filosoof Spencer en de politiek. Laten deze voorvallen de liefde tanen? Wanneer hij zich laat opmerken als spreker op een socialistische bijeenkomst en dit totaal fout uitgesmeerd wordt in de pers, is hij plots persona non grata bij de familie Morse. Dit, en het feit dat hij reeds twee jaren niks anders doet dan studeren en schrijven, en weigert zich te conventioneren (aanvaardt geen betrekking bij Morse, ook geen bij de post) betekent dat de verloving wordt afgebroken. Wat zei hij eerder: “Liefde kan niet verkeerd gaan, tenzij het een zwakke liefde is die onderweg uitgeput struikelt”. En dan – onverwacht – keert het tij. (Zo verging het London in werkelijkheid ook). Plots aanvaardt men een lang kritisch filosofisch essay van hem. Succes volgt. Alle tijdschriften en uitgeverijen beginnen om werk te verzoeken. Hij stuurt alle vroeger zo vaak geweigerde stukken op die nu gretig aanvaard worden; hij bepaalt zijn prijs en voorwaarden. Martin Eden wordt schatrijk maar weigert om nog een (nieuwe) letter op papier te zetten. Hij steunt financieel zijn zus Gertrude, zijn Portugese buurvrouw, zijn wasserij-compagnon Joe. En tenslotte daagt Ruth weer op: zij houdt van hem, hij is opnieuw welkom in de familie…, geld en succes – die doen het hem! Martin heeft evenwel zijn les geleerd. Hij is te zeer ontgoocheld. “Het leven is een blunder en een jammerlijk iets.” Hij maakt plannen om een plantage en handelshuis op te starten op Tahiti. En hij gaat inderdaad scheep maar blijkt zo gedesillusioneerd dat hij onderweg overboord springt.
‘Martin Eden’ is ongetwijfeld een spannend boek. Het bewijst ook dat Jack London heel wat meer was dan een verhalenverteller, hij was zeer erudiet. Wat misschien een bezwaar kan zijn tegen deze roman: hij is enigszins overladen met filosofie en theorie. Hoewel het natuurlijk ook best boeiend is geconfronteerd te worden met de leer van Spencer, getoetst aan deze van andere grote denkers.
Johan de Belie