Al bleven onze ontmoetingen beperkt tot telkens vijf dagen, en dit gedurende nauwelijks zes jaren, toch reken ik haar tot één van mijn trouwste vriendinnen. Aan wie ik ook mooie en poëtische herinneringen bewaar.

Gedurende een aantal jaren, zes dus, geviel het dat ik telkens zo’n vijf dagen doorbracht in Cochem. Niet echt mijn favoriete plek om een vakantie te beleven maar ik werd meegesleept door de aangetrouwde familie. In het kielzog van vier echtparen verbleven mijn eega en ik dus aan de boorden van de Moezel. Letterlijk, het kleine Gasthaus dat we bijna volledig inpalmden keek uit op de stroom, vanuit onze kamer zag ik de burcht verrijzen. Nu had ik daar zo mijn ochtendritueel. Enfin ritueel is een te beladen woord, een gewoonte… Het ontbijt nuttigden we steevast om 8u30. Anderhalf uur eerder sloop ik onder het dekbed vandaan, verrichtte de door opvoeding, maatschappij en hygiëne voorgeschreven handelingen, en liet de kamer en mijn echtgenote in alle rust achter. Naar buiten. Voor een eerste sigaret. Voor de zon. En om een wandelingetje te maken langs het water, dat wil zeggen voorbij de kleine jachthaven want daar bevond ik mij. Het was daar, aan het begin van het haventje, waar een betonnen op- of afrit om scheepjes in of uit het water te rijden was voorzien, dat mijn vriendin mij steeds trouw opwachtte. Op het wandelpad net voor de oprit. Daar kon ik haar treffen, iedere dag van mijn verblijf, al die jaren – zij miste nooit een afspraak.
Vriendin zeg ik nu wel maar in feite kon het net zo wel een vriend geweest zijn. Hoe had ik immers het geslacht van een zwaan kunnen bepalen, van het verendek is het niet af te leiden. Van niets zonder grondiger expertise en daartoe voelde ik mij niet geroepen noch gemachtigd. Hoe dan ook, ik hou het er maar bij dat zij vrouwelijk was, in al haar majesteitelijke trots en ongenaakbaarheid. Zij zat daar, statig, op haar plaats, net waar het wandelpad eindigde en de afrit begon. Starend over de watergeul tussen de links en rechts aangemeerde kleine yachten, aan elke kant hooguit tien want meer kon het haventje niet bevatten. Of, de nek rekkend, naar links over de traag stromende watermassa van de Moezel. Soms betrapte ik haar bij haar ochtendtoilet. Met welke sierlijke, gracieuze gebaren (mag ik dit woord gebruiken waar een hals, hoofd en bek de handen vervangt?) verzorgde zij haar opschik. Het leek alsof iedere pluim aan een controle onderworpen werd, gepoetst, gestreeld, geordend. Tot alles als het ware geweven was tot dat schitterende, witte, blinkende dekbed dat zij tenslotte majesteitelijk traagzaam schudde met haar machtig lichaam. Klaar om de dag tegemoet te treden en de wateren te overheersen. 
Soms daagde een wandelaar op voorzien van een hond; of beter: de hond wàs, de eigenaar kwam mee in functie van de loslopende viervoeter die zo nodig even moest… Meestal ging zo’n ongemanierd beest agressief blaffend op mijn vriendin af. Wel bekome het hem! Met een blik vol dédain wendde mijn vriendin het hoofd in zijn richting, bekeek het gespuis, richtte zich op, blies een vervaarlijke ademstoot uit en zwiepte haar hals met een krachtige zwaai in de richting van de belager. Gedurende een moment zag zij er uit als een krijger uit het leger van Dzjengis Khan. Het mormel koos het hazenpad richting baasje, een verstandig besluit want een zwanenhals is een te duchten wapen. Wat niet betekent dat zij oorlogszuchtig was, zij leefde in vrede samen met het gezin eenden dat op dezelfde plaats een onderkomen gevonden had. De mama en haar gevolg schooiden ’s ochtends de scheepjes langs, bedelend om de restanten van het ontbijt te peuzelen. Nee tot zo’n vernederende bezigheid zou mijn vriendin zich nooit verlagen. Het toilet voltooid, een wijle mediterend omgeving en het hemelgewelf geobserveerd hebbend, verhief zij zich langzaam en schreed behoedzaam in de richting van het water. Via de schuin afhellende betonnen plaat daalde zij de smalle waterstrook tussen de bootjes in, liet haar gewichtige corpus voorzichtig het spiegelend oppervlak beroeren alsof het dit element een gunst verleende. Dan gleed zij met een voor de gewone sterveling onzichtbare ingreep die haar in staat stelde zich voort te bewegen, gracieus tussen de scheepjes door. Klaar om applaus en ovaties te ontvangen. Die kwamen niet, zij werd wellicht in stilte bewonderd. Een té enthousiast adept gooide wel eens iets eetbaars in haar richting. Dat zij, hooghartig, geringschattend bekeek, het vorsend uit het water pikte en stijlvol verorberde. Daarna kliefde zij het water van het haventje nog enkele malen op en neer, bij wijze van een fitnessoefening, om dan te verdwijnen. Waarheen? Ik zag haar niet meer terug tot de volgende ochtend. Onder de brug tweehonderd meters verder school zij niet, begrijpelijk met dat denderend lawaai van auto’s. Ook stroomafwaarts was zij niet te vinden, en in de andere richting bevonden zich weliswaar meerdere soortgenoten maar zij? Vermoedelijk had zij ook geen partner, of het zou een LAT-relatie geweest zijn. Een weduwe? Zwanen heten trouw te zijn… Ze zijn een symbool van standvastigheid.
Ook van zuiverheid trouwens, dankzij hun stralend verenkleed. Hoewel men hen in de middeleeuwen net daarom, in combinatie met hun zwart vlees dat schuilgaat onder die blanke pluimen, betichtte van huichelarij! Niet zo de aartsengel Raguël die de zwaan als symbool van zijn zuiverheid in het vaandel draagt. Of Luther: op veel kerktorens van de Evangelisch-Lutherse kerken is een zwaan te vinden i.p.v een haan of een kruis. Finland koos haar als nationale vogel. En al veel vroeger: was Zeus niet zo vindingrijk zich in een zwaan te vermommen om Leda, eega van Tyndareus, koning van Sparta, te ontvoeren… Logisch dat de Britten met het beeld van de zwaan dweepten en haar hoog in het vaandel droegen, letterlijk. Heel beroemd is de ‘Dunstable Swan Jewel’, een broche van porselein en goud die pas in 1966 ontdekt werd in de abdij van Dunstable en voor 5000£ verkocht aan het British Museum. Het kleinood dateerde van 1400. Mogelijk was het in Frankrijk gecreëerd. Blijkbaar was er voor de zwaan als embleem reeds eerder belangstelling, o.m. bij Godfried van Bouillon. En was er het middeleeuws verhaal over ‘The Knight of the Swan’, Lohengrin… Begrijpelijk dat meerdere edelen in Engeland dit nobele dier in hun wapenschild wilden. Het huis van Bohun. The House of Lancaster: Richard II pronkte met de zwaan in zijn kroon en aan zijn ketting. De Duke of Buckingham voerde haar in zijn vlag. En Henry V kreeg haar zelfs mee op zijn graftombe. In navolging van hertogen en graven ging het plebs voor de bijl: hoeveel pubs dragen niet de naam van het edele dier dat met lede ogen al die beschonken Britten dagelijks onder haar afbeelding het pand ziet verlaten, The Swan, The Black Swan, The White Swan, The Wilde Swan… zelfs The Swan with two Necks (niet dat er zo’n exemplaar bestond, het betrof een misverstand: nicks was het bedoelde woord).   

Wanneer we aan een zwaan denken daagt dan niet onvermijdelijk het beeld op van ‘De stervende zwaan’, het ballet, de pas de deux in 1905 gecreëerd door de Russisch-Amerikaanse choreograaf Michel Fokine, op de muziek van de cellosolo uit het ‘Carnaval der dieren’ van Saint-Saëns. Het stuk was het dertiende, en laatste – de componist wou de eigenschappen en karakteristieken van de dieren weergeven, vaak ironisch en spottend; niet zo bij de zwaan, zij werd louter gracieus en lieflijk getoonzet. Saint-Saëns beschouwde zijn werk trouwens als een spielerei en wou het niet aan de buitenwereld tonen. Enkel voor vrienden werd deze compositie uit 1886 uitgevoerd, en pas in 1922 na zijn dood uitgegeven. Het adagio over de zwaan werd dus eerder opgepikt en tot ballet gemaakt voor Anna Pavlova. Het ging op 22 december 1905 te Sint-Petersburg in première, Pavlova zou het zo’n 4000 maal op de planken brengen. De idee was gebaseerd op het gedicht van de dichter Alfred Tennyson (1809-1892) ‘The dying swan’… “With an inner voice the river ran/A down it floated a dying swan”.

Het ballet zou overal ter wereld, tot heden, furore maken, en namen als Isadora Duncan en Margot Fonteyn aan zich binden. Was daar ook het niet, even bekend, magistrale ‘Zwanenmeer’ van Pjotr Tsjaikovski, een ballet in vier bedrijven. Choreografie van Julius Reisinger, met première op 4.8.1877 in het Bolsjojtheater te Moskou. Het werd pas populair na de voorstelling door het Mariinkiballet in 1895 in een nieuwe choreografie en een herwerkt verhaal door Modest Tsjaikovski, de jongere broer van de componist. De bron van het verhaal berust bij een Russisch sprookje ‘De witte eend’ en deels ook bij het Duitse ‘De gestolen sluier’ van Johann Musëus. De zwanen als betoverde vrouwen, Odette de koningin… Beroemd werd het in Europa dankzij de Ballets Russes onder Diaghilev. En natuurlijk was er veel later, in 2003, ‘Barbie of Swan Lake’, niet eens zo minne filmversie voor de jeugd… Nee de belangstelling taant niet: recent, in 2019, opende het pretpark De Efteling een nieuwe attractie ‘De zes zwanen’ waar je op de rug van dat nobel dier, nu ja een bootje in de vorm van, het slot van Elisa binnenvaart. Waar de prinsen in zwanen veranderd zijn… het sprookje van de gebroeders Grimm! 
Tijd voor mij om te mijmeren. Mijn ochtendvriendin in Cochem… waarheen verdween zij telkens spoorloos. Na die minuten dat ik haar kon begroeten werd zij onzichtbaar voor mij. Welke schuilplaats bood haar onderdak. Of was haar glanzende, witte verendek een heel tijdelijk schuiloord, een vermomming. Vol gratie, majesteitelijk zeilde zij telkens weer mijn blik en mijn leven uit. Mijn dromen binnen…   

Johan de Belie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.