Het zal morgen ook precies 700 jaar geleden zijn dat de Italiaanse schrijver Dante Alighieri is overleden.

Durante (Dante) degli Alighieri werd geboren in Florence, tussen 14 mei en 13 juni 1265, uit een invloedrijke Florentijnse familie. Vóór Dantes tiende levensjaar overleed zijn moeder en kort daarop hertrouwde zijn vader. Florence was destijds met 80.000 inwoners na Parijs de grootste stad in Europa en een van de belangrijkste culturele handelscentra van Europa. Italië was verdeeld in onder meer stadstaten, die voortdurend in strijd met elkaar waren. Bovendien heerste er in elke stad een onderlinge verscheurdheid tussen de Ghibellijnen (aanhangers van de paus) en de Welfen. Er waren twee soorten Welfen: de Witte en de Zwarte. Dante behoorde tot de Witte Welfen (Guelfi Bianchi). Hierdoor kwam hij in conflict met onder meer Corso Donati die tot de Zwarte Welfen behoorde. Vandaar ook de vele politieke verwijzingen in zijn belangrijkste werk, de “Divina commedia”.
Door de nieuwe verordeningen van Giano della Bella van 1295 werd de oude adel uitgesloten van politieke ambten in de Republiek Florence. Daardoor konden middenklassen deelnemen aan het bestuur, mits zij ingeschreven stonden bij een gilde (Arte). Dante koos het gilde van de artsen en anderen (Arte dei Medici e Speziali).
Omdat vele besluitenlijsten (resoluties) van Florence verloren gingen, is de precieze reeks ambten van Dante niet te achterhalen. Wel was hij lid van volksraad (Consiglio del popolo) van november 1295 tot april 1296 en bepaalde hij in de commissie van Savi (Wijzen) in 1296 mede de regels voor de verkiezing van de vertegenwoordigers van de Gilden. Ook zetelde hij in de Raad van Honderd (Consiglio dei Cento).
Volgens Giulio Leoni (*) werd Dante in juni 1300 ook tot één van de zes priors van de stad verkozen, wat inhield dat de bewoners van Firenze “twee maanden lang allemaal van u afhankelijk zijn” (p.12). Gedurende die twee maanden laat Leoni Dante geconfronteerd worden met twee moorden, die in verband staan met het geheim van de Tempeliers. Het merkwaardige hierbij is dat Leoni Dante afbeeldt als een nogal brutaal man (zoals ook de bijgevoegde beeltenis getuigt), maar dat dit niet negatief bedoeld is. Ik denk dat hij hiermee vooral wil aangeven dat het nogal “brutale” tijden waren…
Vrouwen waren blijkbaar ook van geen tel in die tijd. Uiteraard duikt er wel een “love interest” op in het boek, maar daarnaast komt nog welgeteld één vrouw ter sprake (een prostituée) naast Beatrice natuurlijk (zie verder) al is die op dat moment al een jaar dood. Wat de love interest betreft, het gaat hier over een zekere Antilia, een vrouw die Dante soms de eigenschappen van een Ayscha of een Antinea toedicht, maar die uiteindelijk eerder op Mata Hari lijkt te zijn geïnspireerd (“Had hij zelf ook niet iets magisch en iets van een ritueel in de passen van de vrouw waargenomen, de eerste keer dat hij haar had gezien? Als het idee niet zo godslasterlijk was geweest, had hij zelfs aangenomen dat er iets goddelijks school in haar bewegingen, gelijk aan die van een priesteres eerder dan van een hoer”, p.169). Antilia is echter niet uit Afrika afkomstig, noch uit Azië. Vanwaar dan wel, dat kan ik u niet vertellen, want dààrover gaat het boek nu juist…
Dante moet de Toscaanse poëzie van Guittone d’Arezzo en de gedichten van Guido Guinizelli bestudeerd hebben. Het is onduidelijk of hij aan de universiteit van Bologna studeerde. Getuige zijn werk las hij behalve Latijn (onder meer Vergilius, die in persoon voorkomt in de Divina Commedia) en Italiaans ook Provençaals, de taal van de troubadours. Toen hij achttien was, ontmoette hij de schrijvers en dichters Guido Cavalcanti, Lapo Gianni en Cino da Pistoia. Samen vormden zij de literaire beweging van de Dolce Stil Novo. Dante sloot een levenslange vriendschap met de dichter Guido Cavalcanti, tot deze stierf in 1300.
Zijn leven lang is Dante verliefd gebleven op Beatrice, die hij op negenjarige leeftijd voor het eerst zag. Zij trouwde later met iemand anders. Dante zelf werd in 1277 verloofd met Gemma Donati, met wie hij na zijn huwelijk op twintigjarige leeftijd drie kinderen kreeg. Zijn zoons, Jacopo en Pietro, schreven allebei een commentaar op de Divina Commedia.
Dantes autobiografische geschrift “Vita nuova” uit c. 1293-1294 is geheel gewijd aan Beatrice en zijn zuivere, abstracte liefde voor haar. Hoofse liefde van de Provençaalse troubadours werd gecombineerd met elementen uit de Franciscaanse Maria-verering en de vrouwendienst van de dolce stil nuovo groep.
Dante zag Beatrice voor net eerst in 1274; ze was toen 8 jaar en hij zoals gezegd 9. Al kan dit ook met getallensymboliek te maken hebben. Het zal immers opnieuw negen jaar duren vooraleer hij haar opnieuw ziet.
De gedichten zijn geschreven tussen 1283 en 1290, het jaar dat Beatrice stierf. De prozateksten dateren van 1292.
1283 is het jaar waarin Dante en Beatrice elkaar opnieuw ontmoeten. Om de aandacht van de buitenwereld af te leiden, deed Dante alsof hij op een andere vrouw verliefd was. Dit bracnt hem in opspraak en Beatrice, die dit vernam, weigerde hem nog langer te zien. Deze gedwongen scheiding gaf aanleiding tot een eerste cyclus gedichten.
Twee sonnetten handelen over de dood van Beatrices vader.
Tweede canzone: Dante is ziek en in zijn ijldromen beeldt hij zich de dood van Beatrice in. Dit wordt gevolgd door de effectieve dood van Beatrice. Een rouwende Dante wordt medelijdend gadegeslagen door een andere schone en hij vraagt zich af of hij bij naar troost mag zoeken. Hij besluit echter zich te troosten met de gedachte aan Beatrices gelukzaligheid. (Mystiek, vgl. met de rol van Bernard van Clairvaux in het Paradiso.)
“In de verzen wordt een bepaalde vrouwengestalte geïdealiseerd, het proza herhaalt deze idealisering, maar tracht toch vooral onze belangstelling te wekken voor hetgeen de minnaar ervaart en ondergaat, en voor zijn geestelijke evolutie van onrust, twijfel en verwarring naar bevrijding door contemplatie en van smart en wanhoop naar verzoening en spiritueel geluk.” (H.W.J.M.Keuls, La Vita Nova, Den Haag, Bert Bakker/Daamen N.V., 1964, p.7)
Eerste canzone: Beatrice = een aan de wereld geschonken openbaring van Gods genade (vgl. in de Divina Commedia).
Nieuwe stijl (il dulce stil nuovo) in prozatekst psychologisch verklaard. (een gesprek met een aantal andere vrouwen had hem ervan overtuigd dat hij van nu af alleen nog zou schrijven over die ene vrouw, Beatrice; dat kon hij echter niet in de normale, zware stijl). Ascetische contemplatie leidde dus niet alleen tot een grotere liefde, maar ook tot een bezielde, vloeiender stijl (hij kan zich van zijn persoonlijke gevoelens distanciëren).
Dante interpreteert alle aardse gebeurtenissen “sub specie aeternitatis” d.w.z. hij geeft er een transcendente betekenis aan.
Proza meer historisch dan literair belangrijk.
Beatrice is soms vergezeld van Giovanna, de geliefde van Dantes vriend, Guido Cavalcanti (1250-1300).
Zowel Boccaccio als Pietro Dante (z’n zoon) duiden Bice Portinari, de dochter van de rijke Florentijn, Falco di Ricovero Portinari, aan als Beatrice. Deze Bice huwde in 1287 Simone dei Bardi. Zij stierf kort na haar vader enkele jaren later.
De “vrouw aan het venster” (canzone 3) was ook aanleiding voor Dantes “Gastmaal”. Hierin verklaart hij dat zij de personificatie is van de filosofie en meer bepaald van die van Cicero en Boëthius. Maar wellicht is dit een latere hineininterprätierung en was zij wel degelijk van (mooi) vlees en (rood) bloed.
Na Beatrices dood huwt hij met Gemma Donati, die hem 4 kinderen levert. Wschl. had hij nog een aantal minnaressen (in de Commedia verwijt Beatrice hem zowel het een als het ander).
Ondergane invloeden
De provençaalse troubadours aan net hof van Keizer Frederik lI (zelf ook dichter) van Sicilië. Sommigen van hen gaven aan hun vrouwenfiguren een symbolische betekenis om hun ketterse leer te verspreiden (de Catharen en de Albigenzen), cfr. ‘L’Amour et L’Occident’ van Denis de Rougemont, maar dit is welicht niet het geval bij Dante. De idealisering van de geslachtelijke omgang en van de vrouw in ’t algemeen heeft hij echter wel van hen overgenomen, aangepast door de Mariacultus.
Grootste kwaliteiten
– plastische beeldspraak
– fascinerende visionnaire beschrijvingen
In 1305 ontmoet Dante in ballingschap een vrouw ( ‘pietrosa’ = stenen vrouw) aan wie hij zinnelijke poëzie wijdt. Zijn liefde bleef echter onbeantwoord en hij werd verbitterd tot hij weer troost vond in de gedachte aan Beatrice en hij de Commedia schreef.
Beatrice betekent letterlijk “zaligmaakster”. Bij hun tweede weerzien (1283) heeft hij een vizioen: een man komt zijn kamer binnen met een naakte Beatrice in de armen; in zijn hand houdt hij een brandend hart (hij zegt tot Dante dat het zijn, d.i. van Dante zelf, hart is). Hij dwingt Beatrice dit op te eten en wanneer zij dit doet (tegen haar zin) barst hij uit in een jammerend geween.
Dante beschrijft een huwelijksfeest van een vriendin van Beatrice, maar het kan best zijn dat hij haar eigen huwelijk op het oog had.
Een canzone is een strofisch gedicht, waarin de vijfvoetige regels soms worden afgewisseld door kortere regels en dat zich door zijn vorm en kunstig rijmschema bijzonder leent voor een betogende of verhalende stijl.
Het proza valt duidelijk in twee stukken: de bindteksten (goed) en de verklaring van de gedichten (overbodig).
De derde canzone is in feite een mislukt sonnet over het effect van Beatrices schoonheid op Dante.
Dante vindt zichzelf onwaardig een canzone te schrijven over de dood van Beatrice. Hij spreekt dan ook minachtend (?) over een collega, Cino da Pistoia, die dit wel deed.
De vierde (of derde echte) canzone gaat echter wel over net effect dat haar dood teweeg brengt.
De vijfde canzone is geschreven in opdracht van Beatrices broer, Manetto.
Alles is gesitueerd in Rome (?).
De introspectie en psychologische zelf-analyse van Dante is baanbrekend en loopt vooruit op de Renaissance. (Dante beweert dat hij Beatrice slechts twee keer heeft gezien. Dit is onwaarschijnlijk omdat beiden langdurig gelijktijdig in Florence hebben gewoond.) Beatrice stierf in 1290. Ook in de latere Divina Commedia speelt zij een hoofdrol.
Jacques Perk zou later zijn “Mathilde”-cyclus duidelijk enten op “La vita nuova”, bijvoorbeeld met de veredelende invloed van de vereerde vrouw op de dichter; de liefde tot één schepsel die wordt verruimd tot àlles wat geschapen is en de geliefde als voorbeeld voor alle vrouwen. Er is één opvallend verschil: bij Dante ontbreekt de liefde tot de natuur volledig, terwijl die bij Perk wél aanwezig is. Op dat vlak gaat hij dan ook eerder terug op Petrarca (denk maar aan diens tocht naar de Mont Ventoux).
Dante zelf werd op 17 januari 1302 uit Florence verbannen na een staatsgreep aldaar door de Zwarte Welfen, zijn politieke tegenstanders. Hij was juist als gezant voor Florence bij Paus Bonifatius VIII. Dante werd verbannen omdat hij deel uitmaakte van de partij van de Witte Welfen, die onder meer een soort scheiding van kerk en staat voorstonden. Verder wilde Dante de Donatio Constantini herroepen. (Dit was zogenaamd een schenking van Constantijn de Grote, na diens bekering, van zijn gezag aan de bisschop van Rome. Dit werd een rechtvaardiging van de wereldlijke macht van de pausen.) Na een mislukte coup van de Witte Welfen besloten de Zwarte Welfen Dante en zijn familie voor twee jaar te verbannen. Deze straf werd al gauw om gezet in levenslange verbanning.
Na zijn verbanning zwierf Dante door Italië, vooral door het rijkere en beter ontwikkelde noorden. Mede hierdoor werd hij een pleitbezorger voor een geünificeerd Italië. Met name de taal was daarbij een belangrijk middel voor eenheid. “La divina commedia” is geschreven in de Florentijnse volkstaal, het Toscaans van rond 1307. Deze voorliefde voor de volkstaal is ook de inzet van zijn traktaat “De vulgari eloquentia” (Over de welbespraaktheid in de volkstaal), een verhandeling over de volkstaal die hem tot de eerste filoloog, de eerste humanist maakt. Wijst op het belang van het wegwerken van dialectische invloeden en op het scheppen van een nationale taal (het Toscaans). Had een enorme invloed in het contemporele Italië.
Andere werken zijn “De Monarchia” over het koningschap, “Questio de aqua et terra” over de wetenschap en “Convivio” (Gastmaal) over het genot van de filosofie.
Zoals gezegd begint hij rond 1307 aan zijn meesterwerk “La Divina Commedia” en hij zal eraan werken tot aan zijn dood. Het is een lang gedicht in drie delen over een reis van de Hel (Inferno), door het Vagevuur (Purgatorio) naar het Paradijs (Paradiso).
Inferno
In het midden van zijn leven bevindt de dichter zich in een donker woud (symbool voor zijn eigen gemoedsgesteldheid, maar ook voor de politieke omstandigheden van zijn tijd). Hij is van de Rechte Weg afgedwaald en hij wordt belaagd door een aantal dieren: een luipaard (symbool van zinnelijkheid), een leeuw (symbool van trots, twee zonden van Dante) en een wolvin (symbool van hebzucht, wat hem steeds in de weg trad om zijn politieke idealen te bereiken).
De dieren staan echter ook symbool voor de politieke omstandigheden. Zo is het luipaard Florence, de leeuw Frankrijk en de wolvin is de paus. Vandaar het vers: “vele zijn de dieren met wie zij paart” (een toespeling op de vele allianties met vreemde vorsten). De veltro (windhond) is dan weer het ideaal dat wij telkens ontmoeten in zijn leven en werk en in dat van zijn tijdgenoten en het verwijst naar de hoop op een politieke Messias. Dante hoopte eerst dat dit Hendrik VII zou zijn (de keizer van Duitsland van 1308 tot 1313). Daarna dacht hij misschien aan Can Grande della Scala, de jonge heerser van Verona, aan wie hij zijn Paradisio opdroeg.
Om het licht te hervinden, moet hij eerst door de diepste duisternis heen. Zijn leidsman zal Vergilius zijn, hem toegezonden door Beatrice. Hij raadt hem aan “een andere weg te nemen, want de wolvin laat niemand passeren”.
Vroeg in de ochtend van Goede Vrijdag staan beiden voor de hellepoort, waarboven geschreven staat: “Laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt!” Via deze poort komen zij de hel binnen, de verblijfplaats van allen die in hun leven de verkeerde keuze hebben gemaakt, maar ook van hen die te laf waren om te kiezen, of die welke geen keuze kónden maken, aangezien zij Christus nooit hebben gekend (net zoals Vergilius verblijven zij in de Limbo, een soort voorportaal van de hel). In het Paradijs had men die gave niet nodig en Adam en Eva werden dan ook gestraft omdat zij het initiatief namen nog vóór God hen daartoe rijp achtte. Nu hebben wij die gave nodig omdat zij van principieel belang is voor het kennen van God zelf.
Dante gelooft dus in de vrije wil bij het kiezen van de goede of de verkeerde weg. Dit maakt het strenge beginsel van eeuwige beloning versus eeuwige straf wat begrijpelijker, maar toch is het letterlijk een dubbeltje op zijn kant, aangezien het moment van de dood doorslaggevend is. Dante geeft toe dat een plotse dood toevallig in zondige toestand niet representatief is, maar aanvaardt grosso modo toch de “rechtvaardigheid” van de eeuwige straf, die trouwens overeenkomt met het visionaire beeld van de zonde die men koos. Typisch is hoe de wachtenden bij de Acheron God, hun ouders en hun geboorte vervloeken, maar niet zichzelf. Zij leggen de oorzaak buiten hun verantwoordelijkheid.

En wie komt hij o.m. tegen in de hel?

Tussen zijn benen hing zijn ingewand
Hart, lever, long en ook die nare zak
Die alle voedsel weer in drek verandert.

Terwijl ik hem met aandacht gadesloeg
Keek hij naar mij, en trok met eigen hand
Zijn borst uiteen. ‘Kijk hoe ik mij verscheur.’

Kijk toe wat hier gebeurt met Mohammed.
Degene die daar huilend voor mij loopt,
Is Ali, zijn gezicht gekliefd van kin tot kuif.

Men zal vergeefs zoeken naar deze passage in de nieuwe uitgave uit 2021 van vertaalster Lies Lavrijsen en uitgeefster Spiteri. Die leggen uit waaróm de passage is geschrapt. Men wilde voor ‘jongeren uit andere culturen’ het muurtje afbreken dat hen zou tegenhouden kennis te nemen van de ‘humanistische boodschap’ van Dante. ‘Het zou jammer zijn als die lezers door die passage op de tekst zouden afknappen.’ Wat een hypocriete onzin van een stelletje politiek correcte wokes!

Philippe Clerick stelt op doorbraak.be terecht: “Karel van het Reve haalt de Mohammed-passage aan als voorbeeld om censuur en het blasfemieverbod te hekelen. Als we zo beginnen, redeneert hij, moeten we op den duur nog een cultureel monument als Dante gaan censureren. Helaas, wat bij Karel van het Reve nog een reductio ad absurdum was, is ondertussen werkelijkheid.”

Tom Lanoye daarentegen vindt dat de naam ‘Mohammed’ niet had moeten worden geschrapt. Hij noemt het zelfs een ‘verminking’. Hij wil er wel geen ‘cultuuroorlog’ voor opstarten, maar hij zegt wel vlakaf: ‘Dante was een homofoob’. Philippe Clerick wil zichzelf geen Dante-specialist noemen, maar vindt dat toch een verkeerd oordeel: “Dante plaatst homoseksuelen in de hel waar ze zich volgens de theologie van die tijd ook echt bevonden. In zijn ogen was dat een feitelijkheid. Maar als je Canto XVI leest, merk je dat hij de verdoemde homoseksuelen met heel veel sympathie tegemoet treedt. Hij wil hen voortdurend omhelzen. Die sympathie heeft hij ook voor sommige andere verdoemden, zoals voor overspelige minnaars, en hij wordt daarvoor vaak bekritiseerd door zijn reisgenoot Vergilius, die vindt dat zo’n mededogen een rebellie inhoudt tegen de wil van God. Maar bij de homoseksuelen is zelfs Vergilius blijkbaar niet erg verguld met het Godsbesluit. ‘Tegenover die mensen moet je hoffelijk zijn,’ zegt hij.”
Ook zijn er prachtige, met tragiek geladen beschrijvingen van diegenen die niet dùrfden kiezen. Dit als een waarschuwing van Dante voor zijn lezers. Het epos is immers didactisch: hij beoogt een diepere bewustwording van de verkeerde waardebepalingen op aarde.
Met sobere middelen schetst Dante prachtige schakeringen in somberheid. Suggestieve taal en woordkeuze, ritme, harmonie en melodie volgen en stuwen de emoties. Steeds dieper dalen zij en steeds vreselijker worden de tonelen die de dichter moet aanschouwen. Hij lijdt zelf hevig onder wat hij ziet en voelt schrijnend medelijden met velen die hij persoonlijk of uit verhalen heeft gekend. Eindelijk bereikt hij Satan zelf, eeuwig vastgevroren in het ijs van de diepste hellekrocht. Dit is het middelpunt der aarde en hier vindt hij met Vergilius een uitweg door een nauwe rotsspleet, waarna hij weer onder de blauwe sterrenhemel staat.
De hel wordt bediend door mythologische figuren (b.v. Charon). Dit is niet eigenaardig in de Middeleeuwen (heidense goden werden in die tijd b.v. niet aangevochten in hun bestaan maar werden gewoon onder duivels of demonen gerekend), maar deze figuren worden wel op een erg “Latijnse” manier weergegeven (met name de figuur van Charon komt bijna letterlijk uit de “Aeneis” gestapt). Daarom is de “Divina Commedia” tegelijk de bekroning van de Middeleeuwen én de aankondiging van de Renaissance. Want naast een “algemeen-menselijk gedicht” (over de “status animarum post mortem”) is het ook een zeer persoonlijk gedicht over Dante zelf en zijn geestelijke ontwikkeling.
Purgatorio
Op Paasmorgen staan Dante en Vergilius aan de voet van de Louteringsberg. Hier worden de zielen der boetvaardigen gereinigd voor zij tot Gods tegenwoordigheid worden toegelaten. Ook hier is er nog lijden, maar toch overheerst een stemming van blijdschap en hoop. Op de top van de berg, waar zich het paradijs bevindt, moet Dante afscheid nemen van Vergilius en het is Beatrice zelf die hem uiteindelijk in het paradijs zal leiden.
Paradisio
Volmaakt geluk heerst er in de verschillende hemelkringen, waar de tegenwoordigheid van God wordt ervaren. Steeds hoger stijgt Dante, door de sferen heen naar het alles overstralende Licht. Hij baadt zijn ogen in een rivier van licht, de glans van de goddelijke genade (Dante had ook in het gewone leven last van een oogkwaal). En zo kan hij tenslotte komen tot de aanschouwing van God zelf. Hij heeft nu het volmaakte inzicht gevonden en is daardoor een herboren mens. Heel zijn wil wordt nu alleen nog maar bestuurd door “de liefde, die de zon beweegt en de andere sterren”.
Dante stierf op 14 september 1321 als balling in Ravenna, waar hij begraven ligt. Lange tijd bestond er twist tussen Florence en Ravenna om zijn lijk, maar Dante blijft voorlopig in Ravenna. In Florence is nog altijd een lege graftombe van hem te bezichtigen in de Santa Croce. Té laat erkende zijn geliefde vaderstad Dantes grootheid. Het Florentijnse gemeentebestuur zendt sinds 1325 jaarlijks een kruik met olijfolie en een palmtak naar Ravenna met het verzoek om de stoffelijke resten van ‘Onze Grootste Zoon’ terug te geven ‘opdat de beenderen een rechtmatige plaats krijgen’. Tot nu toe tevergeefs.
In augustus 2008 organiseerde het stadsbestuur van Florence een rehabilitatieceremonie voor Dante. De stad wilde bij die gelegenheid graaf Pieralvise Serego Alighieri, een directe afstammeling van Dante, de ‘gouden florijn’, de hoogste onderscheiding van de stad, aanbieden. De graaf weigerde echter. Volgens hem was er niet genoeg berouw getoond voor de uitwijzing in 1302; het besluit voor het eerherstel was immers niet unaniem genomen. De zitting van de culturele commissie van Florence, waarbij de uitwijzing officieel zou worden herroepen, verliep zeer gespannen. Vijf raadsleden stemden tegen de annulering, enkele anderen bleven demonstratief weg.

Ronny De Schepper
(met dank aan Wikipedia voor de biografische gegevens)

(*) Giulio Leoni, De mozaïekmoorden, Amsterdam, De Arbeiderspers, 2006.

Selectieve bibliografie
Lord Byron, The Prophecy of Dante.
Dante Gabriel Rossetti, Dante ad Veronam, 1853.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.