Het is ook al tien jaar geleden dat de Waalse zanger Paul Louka is overleden. Ik heb het nieuws slechts laattijdig vernomen, maar een verrassing was het niet, want het artikeltje dat ik destijds aan hem heb gewijd toen hij op het Feest van De Rode Vaan 1979 “gast en gastheer” was, stond al een tijdje in de top tien van meest aangeklikte items op mijn blog en dan weet je wel dat er stront aan de knikker is (op die manier heb ik ook het overlijden van mijn ex-leerling Raph Troch moeten “vernemen”).
Over Louka schreef ik dus destijds een artikel n.a.v. het feit dat hij “gast en gastheer” was op het Feest van de Rode Vaan 1979.
Gast én gastheer, inderdaad : gastheer van het Franstalige programma, maar ook gast van Johan Verminnen, die zijn keuze van Paul Louka als volgt rechtvaardigt (in de jongste aflevering van Kritis) : « Ik heb eigenlijk ik altijd van Louka gehouden. Vooral in de tijd van zijn eerste succesje, Marcinelle ».
BRASSENS
Wallonië leeft cultureel veel meer in de schaduw van Parijs dan Vlaanderen in die van Amsterdam. Natuurlijk zit de uitstralingskracht van die twee steden daar voor iets tussen, maar omgekeerd kan men toch ook stellen dat de reactie tegen de verfransing van Vlaanderen een hoger zelfbewustzijn heeft gekweekt dan in Wallonië waar een snel verouderende economie ook tot een onttakeling van de culturele waarden heeft geleid, zoals de alombekende onder- en bovenbouwtheorie van de heer Marx ons leert. De volksmuziekrevival in Wallonië is dan ook pás van de grond gekomen (Bialek, Beaucarne enz.) en dan nog o.i.v. bepaalde Vlaamse groepen als Rum.
Paul Louka timmert echter reeds meer dan twintig jaar aan de weg. En die weg leidde toen onverbiddelijk naar Parijs, waar hij in 1953 debuteerde in het voorprogramma van Georges Brassens, zijn afgod en de man die — via Angry Young Man Anthierens — aan de wieg heeft gestaan van onze Vlaamse kleinkunst. Voor Louka zal het nog tot 1963 duren vooraleer de eerste platenopnamen volgen en hij volledig professioneel gaat werken. Hij werd in die tijd op het podium begeleid door Les Chabrolls, de groep die normaal voor de begeleiding van Marc Aryan instond. (*)
Het is ook in dat jaar dat hij de persprijs behaalt in de vijfde beker voor zangvoordracht te Knokke.
AUTHENTIEK
Van dan af liep Louka’s pad, zoniet over rozen, dan toch hop naar de roem. Grote internationale tournees en (vooral) de doorbraak in het onvermijdelijke Parijs hebben Louka echter niet « omgeturnd » tot een supervedette, een superster. Hij is en blijft een authentiek man die met zijn wortels verankerd zit in de ruwe Waalse bodem. Dit uit zich uiteraard in zijn teksten (die hij net als zijn muziek meestal zelf maakt), maar sommige critici menen dit zelfs in zijn stem te horen.
De rest van mijn artikel is niet meer leesbaar omdat ik er een recensie uit De Voorpost heb overgekleefd. De auteur is ook hier weggevallen. Het zou dus om een recensie van mijzelf kunnen gaan, maar ik denk dat ze eerder van mijn voorganger René De Witte is:
« Wie volgens mij altijd van zeer hoog op de ladder in de miskenning viel, is Paul Louka, met een stem die klinkt zoals je dat alleen van een zoon van de “pays noir” mag verwachten, d.w.z. een ruwe materie zoals ongepolijste steenkool in de schaduw van de « terrils » en met dezelfde tinten als de armtierige, grijze gevels van La Louvière, Charleroi en andere Marchiennes. Het is vanuit deze heimat dat Louka zich sedert hij in ’63 beroeps werd (en eerder nog) als artiest heeft weten te laten waarderen tot in Parijs toe waar hij rond die tijd in diverse cabarets van de Rive Gauche optrad. (Even tussendoor: momenteel zit Jean Vallée in de Don Camillo te Parijs. « Concert-diner » noemt men dat daar. Je krijgt dus een « menu conseillé » en een optreden voor de ronde som van 120 franse frank (circa 840 BF). Champagne achteraf bijna verplicht á rato van 200 FF de fles. Ik heb verleden weekend te Parijs wijslijk besloten Jean Vallée een andere keer te gaan beluisteren). (**)
Louka is evenwel nooit doorgedrongen tot het vedettariaat; doelbewust overigens want Louka is niet de man om concessies te maken. Deze gedragslijn heeft hem toch vruchten opgeleverd met name pareltjes van chansons als “Ma guitare n’est plus espagnole” (een anti-Franco lied.), «Les Clous» en laatst, een elpee voor IBC die gewoonweg «Paul Louka» als titel draagt en eindelijk weer een frisse bries laat waaien over het al te vaak zichzelf plagiërend chanson bij onze naaste en verdere zuiderburen. Het dient gezegd dat Louka hierbij een aardig handje krijgt toegestoken van de huisarrangeur-nummer-één Jean Musy die we eerder in deze rubriek aan bod lieten komen betreffende zijn arrangementen voor Yves Duteil en (alweer) Jean Vallée. Hier strijkt Musy evenwel de violen niet uit over de muziek maar zet hij zichzelf aan het klavier, meer bepaald de syntheziser die hij warme bourbonklanken laat uitstralen, even mooi als Roland Romanelli dat doet op de laatsteling van Guy Béart (zie De Voorpost van 3 februari 1978) maar minder kosmisch; eigenlijk helemààl niet kosmisch. Die elektronische enting op de Louka-werken die we gewoonlijk vroeger met een akoestische set te horen kregen is verrassend welluidend, bij wijlen zelfs schitterend zoals in «Le voyageur» (me dunkt opgedragen aan Brel), « Le vieux marin » en « Ces demoiselles ». Een enkele keer irriteert de formule met name in « Avec Yvonne » dat eerder een opengetrokken accordeon en akoestische set (contrabas, drums, « guitare sèche ») behoefde dan de kabbelende moog. Dit nummer, « Le p’tit Léon » en ook « Je dis qu’il faut laisser » verraadt de invloed die Brel op heel de na hem of met hem komende chansonniers heeft gedrukt. Let daarbij op het woordgebruik: « stoemelink », “mirotonne”, een hele rits plaatsnamen en voornamen… Hoe dan ook blijft Louka over de hele lijn Louka interpreteren, wat je van een Vallée niet altijd gezegd krijgt en in vergelijking dit IBC-product warm aanbevelenswaardig maakt (6B064 60642).
Ronny De Schepper & René De Witte
(*)

(**) Nu weet ik wel zeker dat de tekst van René De Witte is, want zelf ben ik nooit naar concerten geweest in Parijs, La Fête de l’Humanité niet meegeteld natuurlijk. Daarom heb ik deze passage ook laten staan. Louka is overigens overleden op de verjaardag van René, wat uiteraard puur toeval is, maar waardoor ik niet kan nalaten hem langs deze weg mijn verjaardagswensen over te maken.
Paul Louka was in de jaren ’60 onze buurman in Ukkel. We zagen daar nogal wat vedetten van het Franse chanson toekomen. Ik herinner me meerdere passages van Adamo in onze straat. Zelf was ik toen een prille tiener en ik werd een paar keer bij het gezin uitgenodigd omdat ze wilden dat ik met hun zoon – die ongeveer mijn leeftijd had – conversaties voerde in het Nederlands.
LikeGeliked door 1 persoon