Nadat ik in de jaren negentig was “overgeschakeld” op klassieke muziek, duurde het tot 8 mei 1996 vooraleer ik nog eens naar een popconcert ging. En dan nog, “popconcert”: het betrof een voorstelling in de Gele Zaal van de eerste CD “A Cappella” (*) van het Brusselse vocale kwartet Tam’Echo’Tam.
Toch viel het concert best mee, al was het maar omdat a capella nu eenmaal betekent dat er geen “wall of sound” wordt geproduceerd, wat bij popmuziek op dit moment onvermijdelijk blijkt. Daarnaast zorgde ook een dronken directeur van de marketingafdeling van de sponsorende Noordstar en een zalig slapende baby voor enig vertier (**). Maar dat de twee meisjes en twee jongens van Tam’Echo’Tam wel degelijk kunnen zingen, wordt op de CD o.m. geïllustreerd door “Délit mineur”, een pseudo-Gregoriaanse inleiding op het ondeugende “En pensant à Bill”. Humor is immers nooit ver weg bij Tam’Echo’Tam en in dit nummer zal de aandachtige luisteraar b.v. reminiscenties ontdekken aan de ode aan haar vibrator die Frank Zappa één van zijn zangeressen in de mond legt. De humor gaat inderdaad vaak de erotische toer op. Een ander voorbeeld is “Esperanto”, waarin de clichés over de homoseksuele medemens aan bod komen. Maar als “The birdcage” politiek correct is, dan is dit onschuldige nummertje het zeker. Die humor komt live nog beter tot z’n recht dan op de CD, al moet ik ook wel toegeven dat ze dan soms nogal de goedkope toer opgaan (b.v. met “onzichtbare instrumenten”). Die humor gaat hen natuurlijk ook beter af in hun moedertaal, al klinkt hun Engels beter dan wat we van de meeste Franstalige groepen gewend zijn. Live geven ze b.v. een leuke versie van “Da doo ron ron” weg. Maar de grootste troef is natuurlijk het multiculturele en dan vooral de inbreng van de Zaïrese Aline Bosuma (die op het podium wel aan Maria Callas in “Aida” doet denken). Soms wendt ze zich daarvoor tot het LiNgala (“Koyoka”), maar ook in het Frans (zoals in “Le ruisseau”) kan het best exotisch klinken. Daarnaast is er nog de Marokkaan Larbi Alami, de Française Valérie Lecot en Daniel Vincke komt uit Guyana, maar zoals zijn naam reeds laat vermoeden, kan deze zich toch behoorlijk in het Nederlands uitdrukken. Op die manier komt Tam’Echo’Tam wel in het vaarwater van Zap Mama waarmee ze steeds worden vergeleken, en dan meestal in hun nadeel. Misschien daarom dat zij het ook soms in andere richtingen gaan zoeken. In (het alweer komische) “La fuite de jazz” zitten – zoals de titel reeds aangeeft – een paar typische jazz-dissonanten, net zoals bij “My black bird”. Soms gaan ze helemaal de zuivere klankentoer op zoals in “Sophie s’envole”, waarbij ze wel gevaarlijk dicht in de buurt van “het betere kinderlied” komen (zou Kapitein Winokkio hier zijn inspiratie hebben gehaald?). Op een paar uitzonderingen na zijn dit allemaal eigen composities en ook als ze het niet zijn (“La vie en rose” of “Au clair de la lune” b.v.) dan zijn ze dermate gearrangeerd dat men enkel aan de tekst het origineel nog een beetje herkent. Tam’Echo’Tam waren daarna te gast op het folkfestival van Dranouter.
Referenties
Tam’Echo’Tam, A Cappella, Lyrae CD97
Ronny De Schepper, Ondeugende folk, Het Laatste Nieuws 6 juli 1996
(*) “Sic” schreef ik daar oorspronkelijk bij want de Latijnse uitdrukking “a capella” is uiteraard slechts met één “p”, maar Geert Stadeus, die me naar deze voorstelling had “meegelokt”, wist me te vertellen dat het in het Engels, raar maar waar, inderdaad met twee p’s is.
(**) Duidelijk een opmerking die ik enkel voor mijzelf heb genoteerd met de bedoeling daar achteraf lachend op terug te kunnen kijken, maar ik weet bijgod niet meer waarop dit slaat.