Vandaag wordt de Amerikaanse pianist Stephen Prutsman zestig jaar.

Stephen Prutsman werd geboren in Los Angeles, maar woonde ten tijde van zijn deelname aan de Elisabethwedstrijd van 1991 in Baltimore. Hij startte op driejarige leeftijd met piano spelen: zijn moeder was zijn eerste lerares. Daarna “the local little old lady”, want zeker in de beginfase ben je in de VS op privé-onderwijs aangewezen. Op 20-jarige leeftijd was hij het beu en trok hij een jaar liftend door Europa. Pas op 22 jaar kwam hij voor het eerst op een conservatorium terecht als leerling van A.Tzerko en Léon Fleisher (Peabody Conservatory). Op het moment van de Elisabethwedstrijd studeerde hij daar nog.
Een jaar eerder was hij nog vierde geworden op het Tsjaikovski-concours, waar hij overigens nogal op zichzelf aangewezen was aangezien er een voedseltekort was en gebrek aan vervoer. “Unless you’re willing to pay exorbitant prices in foreign currency restaurants, it’s scavaging“. Daarvoor had hij in de VS de wedstrijd van de Beethoven Foundation gewonnen, samen met Brian Ganz. “Maar zelfs als je de eerste prijs wint, dan nog betekent dat niet dat je nu binnen bent voor de rest van je leven. Het is maar de eerste stap. Het ideaal is je eigen lievelingsstukken spelen in lokaties die uitstekend geschikt zijn, maar daarvoor moet je wel toegevingen doen: ik heb nog in bars en kerken gespeeld en les gegeven aan kinderen die eigenlijk niet geïnteresseerd zijn.
Rian De Waal: “Je gaat automatisch de vergelijking maken met Brian Ganz en dan valt het toch wel in het nadeel van Prutsman uit. Ik heb wel een ontzettend goede pianist aan het werk gezien die een aantal onderdelen van zijn vak heel goed verstaat, maar wat ik miste is net dat beetje extra, waardoor je op het puntje van je stoel gaat zitten. In het laatste deel miste ik de kleurtjes als Prokoviev daar met een soort van doedelzakeffect die basnoten neerlegt. Een heel goede uitvoering, die echter persoonlijkheid en vuur miste.
Waarom het derde concerto van Prokofiev gekozen? “It’s fun as hell!
Claude Coppens: “Dit is ook het concerto dat ik in 1956 in de finale heb gespeeld. Nu, om in de finale te geraken moet je een goede pianist zijn, dat staat buiten kijf, maar daarnaast zijn er nog drie normen: cognitief heeft hij het werk ‘mee’ en motorisch kan hij het ook aan, maar toch ben ik ook op dat front teleurgesteld. Hij heeft bijna constant een zeer gespannen houding. Kijk naar zijn geheven schouders. En met zijn rechterpink kan hij geen volume hebben. Misschien zenuwen, misschien vermoeidheid. Prokofiev vroeg ook een ijzeren ritme en dat kan hij niet aanhouden. In de wat ik noem ‘Tsjaikovski-passage’ van de derde beweging, mis ik die Russische warmte. Hij domineert het orkest niet, vooral niet in de eerste twee delen. Op zo’n niveau ben ik teleurgesteld.
Ook Marc Eyskens en (vooral) Willy Claes waren ontgoocheld, maar waar we écht naar uitkeken, dat was natuurlijk de reactie van Jos Van Immerseel: “Een pianist met hoogtes en laagtes. Sommige delen heel fraai, andere gaan helemaal tegen de partituur in (b.v. het opbouweffect in de eerste beweging; dat kan men duidelijk bewijzen door de opname die Prokofiev zelf er indertijd van gemaakt heeft). Tempi die voortdurend wegzakken en over het algemeen aan de zeer lage kant lagen. Ik vind ook zijn klank niet zo fraai door de druk die hij op de toetsen uitoefent. Dat klinkt ‘potterig’. Ik vind deze prestatie niet interessant.
Alhoewel ikzelf vond dat Prutsman toch wel erg op het orkest toegespitst was, is Van Immerseel van oordeel dat door het wisselen van zijn tempi zijn samenspel met het orkest “bepaald niet voorbeeldig” is. En: “deze keer geloof ik niet dat dit op rekening van het orkest komt.”
In de halve finale speelde hij “Ballade Berlinoise” van Henri Pousseur als Belgisch eigentijds keuzestuk. Hij is ook één van de weinigen die niet tegen de Mozart-sonate is, hij zou zelfs Bach spelen!
Van Immerseel: “Het is het beroemde verhaal van de klok en de klepel. Zowel bij Mozart als bij Prokofiev heeft hij wel begrepen dat er iets moet gebeuren, maar soms zit hij er totaal naast.”
Rian: “Het langzame deel van Mozart was misschien toch wel het meest aangrijpende wat ik heb gehoord. Het eerste deel viel me echter tegen door enorme tempowisselingen.”
Claude Coppens: “Hij koketteert met de piano. Het is toch wel spijtig dat mensen van zo’n hoog niveau zo weinig afweten van achttiende eeuwse muziek. Het derde deel was bijna een parodie.”
Marleen Spaepen (ook over Ganz): “Beide Amerikanen hebben zich in de drie decennia van hun bestaan vooral toegelegd op het Snel en Luid leren spelen, waar men in hun land zo van houdt (…) Ze babbelen wanneer ze beter fluisteren (…) Hoe kun je iets van Wenen en Mozart begrijpen als je je leven tussen de wolkenkrabbers en hamburgertenten hebt doorgebracht?
Toch werd hij tweede in de Elisabethwedstrijd 1991.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.