Een grootwarenhuis dat is toch de snoepwinkel voor de volwassene. Ook wel voor kinderen natuurlijk, voor hen is het een wat primitieve versie van Plopsaland: ze kunnen er hollen, roetsbaantje spelen, dingen omver gooien. En natuurlijk met grijpgrage handjes reiken (en uit de rekken slepen) naar wat aan allerlei noodzakelijks ontbeert in de kasten thuis – producten die zich bevinden in de afdelingen snoep, koekjes, chocolade, chips en de god van de Olympus ‘Haribo’.

In mijn vroegste herinneringen duiken drie zulke genotvolle instellingen op. Voor een middelgrote stad behoorlijk veel. Priba (dochter van de Innovation), Sarma (Société Anonyme pour la Revente d’ articles de Masses) en de onovertroffen Radar. Priba, die lag niet zo goed in de markt bij mijn moeder. In de Sarma kende zij een verkoopster met wie zij op vertrouwelijke voet stond, vriendschappelijk zelfs – bijgevolg werd deze op onze strooptochten vaak bezocht. Grote favoriet evenwel was de Radar.

Ik heb geen idee of deze tot een concern behoorde of een privéinitiatief was. In ieder geval genoot hij een schitterende ligging in het midden van dé winkelstraat. En hij kon op nog meer bogen: de onvermoeide belangstelling van mijn moeder. Voor de winkel? Nee voor de uitbater, of gerant, of eigenaar, ik heb geen idee in welke hoedanigheid deze kleine commerciële godheid steevast aan de ingang van zijn shop het cliënteel opwachtte en begroette, een peppermintglimlach paraat en een minzaam praatje in de aanslag.

Whatever, mijn moeder viel voor de man als een baksteen die je van de vijfde verdieping naar beneden keilde. Ik was te jong om het te doorgronden maar nu… ik vermoed dat zij indien zij ook maar één velletje gelatine nodig had, zij mij een jas aantrok, een muts over de oren trok, bij de hand nam en meesleepte de stad door tot voor de voeten van Mijnheer Radar. Alwaar ik boven mijn hoofd gedurende tien minuten een minzaam gesprek zich hoorde ontwikkelen. Waarna we het magische territorium betraden, dat we drie minuten later alweer verlieten, mét de gelatine of een blik jonge worteltjes. Zalige tijden.

Mijn geschiedkundige winkelkennis, afgezien uiteraard van de buurtwinkels die populair waren, breidde zich later uit tot Grand Bazar en Innovation maar daarvoor dienden we ons spoorslags, letterlijk, naar de Koekenstad te begeven – die zouden het zich pas jaren later verwaardigen een filiaal te openen in de parking die wij, provinciestadje, tenslotte waren.
Inmiddels is de keuze uitgebreid. Spar. Delhaize. Aldi. Lidl. Hema. Je struikelt in iedere straat over een concern waar je ingeblikte groenten, zeep, worsten en ondergoed naast elkaar in de rekken ziet liggen of hangen. Aan dumpingprijzen, zo schreeuwen ze allemaal uit. Ieder heeft zo zijn specialiteit, zijn kenmerk. Al was het slechts in het negatieve. Ook dat is aanlokkelijk: Aldi is zo bekend omdat het bocht zou verkopen. Het lijkt een slogan, ongewild natuurlijk, de bocht van den Aldi… maar hoe populair word je hier niet mee. En minderwaardig? Lidl, klinkt voor velen al even negatief terwijl hun producten… niet alles, vanzelfsprekend, het blijft een Duits gezelschap uit Baden-Würtemberg. Maar ja, dat is Aldi ook, uit een andere streek wel, Noordrijn-Westfalen, dat scheelt een hap op een schnitzel! Enfin laten we dan maar chauvinist zijn en gaan shoppen in de Belgische paradijzen, GB/Carrefour, Innovation (al is die inmiddels verpatst aan het Duitse Kaufhof) en… Colruyt.
Niet de winkel van ons allemaal, dat is bol.com, al heb ik daar in mijn aandelenportefeuille tot heden nog niet veel van gemerkt. Nee, Colruyt dat is de winkel ‘voor’ ons allemaal! Wat een genoegen om langs die welgevulde rekken en propvolle diepvriezers te dwalen. Het lijkt soms een doolhof ware het niet dat alles zo overzichtelijk geordend, aangeduid, gelabeld was dat je nooit het noorden of het zuiden verliest. De gps kan rustig in de auto blijven liggen. Bovendien staat er altijd wel een aanminnige knaap, bijgenaamd rekkenvuller, ter beschikking om als levende wegwijzer te fungeren. Wie weet kun je over enkele jaren zeggen dat die beroemde stand-up comedian jou ooit nog op het rechte pad heeft gebracht (foto één.be) – het pad dat op een cruciaal moment in je leven naar een blik fijne erwtjes leidde.

Want soms verandert er wel een en ander in de opstelling der aangeboden goederen en dan lijk je even van slag. Waar het toiletpapier lag stuit je op schimmelkaas, de croissants zijn vervangen door scheermesjes, en waar je ooit chips vond tref je nu vegetarische lasagne aan. Niet kwaad bedoeld hoor! Het houdt jou, de consumerende man/vrouw alert. En de gewijzigde route – want we zijn zulke gewoontedieren – brengt ons nu verrassingen: zo ontdekken we nog eens iets nieuws dat we mogelijk in ons karretje gooien. Tot ieders geluk en voldaanheid. 

Wat mij ook begeestert en mij zo verbindt met dat concern is hun rode prijs. Steeds en overal de goedkoopste. Dat systeem… ik voel mij niet alleen verbonden met hen maar ook oppermachtig! Stel je voor: elders, bij een concurrent bemerk je een product dat twee cent goedkoper geprijsd is. Dan volstaat een ‘coup de téléphone’ en hopla, in mijn Colruyt kan ik hetzelfde item dadelijk nog een cent goedkoper aan de haak slaan. Ik, ik nietig persoon, slaag er in de financiële markt te beheersen. Ik, geen boekhouder, geen economist, heb de touwtjes in handen – ik bepaal hier plots hoeveel u betaalt voor dat pak toiletpapier (acht rollen). Meester van de handelsmarkt ben ik! Het BNP berust gedurende een uur in mijn handen.

Dan hebben we het nog niet eens over de producten onder eigen naam, waar ze hun stempel en bedrag op drukken: goedkoper dan al die zogenaamde merkspullen waar je vooral de zendtijd op tv en de koppen van de BV’s mee betaalt. Geef toe, ze smaken (bijna) identiek, ze zijn (bijna) even gebruiksvriendelijk, ze zijn (bijna) even handig… wat let je om zo’n Wit Product in huis te halen. En de klantenkaart! De percenten die je geniet rond een feestdag wanneer het magazijn (excuseer de lelijke term) een dagje extra gesloten is. En de rode prijzen iedere week. En de bonnen die je zomaar kan indienen. Of al die acties, drie kopen, twee betalen. Een paradijs, een hemel op aarde. 
Dat is het grootwarenhuis ook voor de kinderen als gezegd. Al kan dit facet van het bezoek voor hun shoppende ouders wel de aanleiding zijn om vruchteloos de rekken af te speuren naar Valium of Seresta; onvindbaar natuurlijk – net zo’n nuttig product mag dan niet verkocht worden waar het levensnoodzakelijk is. Kamillethee, groene thee, dat wel – licht onhandig om zo’n kopje te schenken midden het rumoer en terwijl de bengels tussen je benen roetsjen en een derde toren soepblikken omvergooien. Rest nog enkel de fles whisky of gin al is het wat beschamend die daarna halfleeg aan de kassa te moeten afrekenen.

Gelukkig waren de warenbazen soms inventief: rustig winkelende ouders dat betekent ouders met meer tijd, meer tijd betekent meer kopen. Dus organiseerden ze een heuse kinderopvang, een minicrèche waar het jonge gepeupel koest gehouden werd met enig verantwoord vertier. Zoals: winkeltje spelen: jong geleerd… het zijn tenslotte consumentjes in spe. Maar de tijd stond niet stil – inmiddels is het fenomeen grotendeels achterhaald en voorbijgestreefd door de techniek. Een zithoekje met schermen, een dvd, of videogames… dat faalt niet en er is geen extra personeel voor nodig. Terwijl je toch de harten van het kind wint en de geldbeugel van mama.

Dat hart… het wordt pas helemaal veroverd in december. Sinterklaas. Ik zeg nu wel december maar in feite loopt de brave man (een gepensioneerde of werkzoekende of student) reeds in augustus te puffen onder de rode mantel, kriebelt de synthetische baard alsof de luizen van de vorige gebruiker er moeiteloos in overwinterd hebben. Overdreven? De rekken vullen zich met chocoladen sinten, speculozen pieten terwijl de septemberzon nog van katoen geeft. En de armzalige restanten aan 50% reppen zich op 7 december de deur uit om plaats te maken voor klokken en paashaas.

In januari vertonen zich de eerste tekenen van onrust: kleurpotloden worden opgediept, elk zich respecterend warenhuis biedt de kans een mandje te vouwen, in te kleuren en dit later – matig gevuld – in ontvangst te nemen. Kindvriendelijk? Jawel. Tussendoor moest die grote ruimte ook nog omgetoverd tot een liefdesprieel, Valentijn. Terwijl nieuwjaar, de drukste periode… dat de mens zo ontzaglijk veel voedsel en drank weet te verstouwen. De voedselbanken kunnen maar hopen dat er nog een en ander op 31 december onverkocht overblijft.  Ze hebben het niet onder de markt, de grootwarenhuizen – maar, alles voor het cliënteel voor hen doen we het, al kost het ons bloed, zweet, tranen en opoffering! Dat is pas medemenselijkheid, altruïsme. 
Ik mag het graag ondergaan, winkelen, mijn ogen de kost geven, iets vastnemen, bepotelen en even doelloos terug in het rek zetten (zalig). Onder het genot van alom tegenwoordige muzak. Een muziekgenre dat groeit en bloeit in deze winkels. Je hoort het en je hoort het niet. Het zorgt voor sfeer en ambiance. Het stemt blijmoedig en welgezind, en zo moet de stemming van de koper toch zijn. Soms huppelt het mee met zijn tijd, kerst, zuiderse vakantie, de sint… Huppelen is te sterk uitgedrukt, het glijdt, het slijmt langs de oren. Och arme de hardhorige die dit genot moet ontberen! Ik lever een gevecht tegen de lust een aantal cd’s van dit meesterlijk genre in huis te halen om binnenskamers voortdurend te genieten – zo zou ik mij steeds in het droomparadijs kunnen wanen, met gesloten ogen tussen pakken beschuiten, potten mosterd, flessen ketchup dwalen.

Dat geliefde warenhuis. En zeggen dat er kapers op de kust zijn in dat lieflijk oord. Dat er voortdurend snoodaards op de loer liggen, onverlaten, schurken, dieven. Er wordt heel wat gestolen, gepikt, ontvreemd uit de rekken. Betrouwbaar onderzoek wees uit dat 82% van de Vlamingen ooit in zijn leven iets wederrechtelijk tot zich nam. Bij onze Waalse broeders en zusters ligt het percent beduidend lager – het vergt dan ook enige inspanning, zo’n euvele daad. Geef maar toe, je hoeft niet al te fel te blozen, ook jij…

En ik. Ooit, weliswaar voor ik tot de jaren van verstand en des onderscheids kwam misschien. En het betrof een onschuldige reep chocolade. En ik had toen helemaal geen zin in chocolade. De uitdaging, de spanning, het avontuur, de klamme handjes, de baldadigheid. Het machtsgevoel: ik tegenover die grote machtige winkel. Wist ik toen veel? Hoezeer dat warenhuis later ‘een huis van vertrouwen’ zou worden, met zijn bonnetjes, zijn rode prijzen, zijn klantenkaart, zijn milieuvriendelijke producten. Iets meenemen zonder betalen, vrijwel iedereen deed het wel eens. Ik ben er van overtuigd dat zelfs de meest onbesprokene, de moeder maagd b.v., niet aan de verleiding zou weerstaan hebben een pakje maandverband onbetaald tussen de plooien van haar blauwe kleed te laten glijden mocht er in illo tempore een Lidl of Carrefour bestaan hebben in Bethlehem.

Geen lippenstift of parfum natuurlijk, de meer gegeerde items voor vrouwelijke niet-betalende shoppers, zo frivool was zij niet. En ongetwijfeld was papa Jozef er tijdens de heilige nacht tussenuit geslopen, moeder en kind onder de hoede latend van engelen, een handvol herders en een os en een ezel, om in de nachtwinkel een fles champagne te kopen, terwijl hij onderwijl vlug een pakje Belga in de wijde mouw van zijn mantel liet glijden onder het alziend oog van de ster boven de kribbe.

Foei. Het hoort niet. Een fantastisch beroep lijkt het mij, een roeping veeleer: winkeldetective. Voortdurend mogen kuieren in die hemel. Een hobby, nee een passie waar men je zelfs voor betaalt. Ten dienste van de meest gulle, meest oprechte, nobelste werkgever op aarde. Voor mens en maatschappij. Hoe minder er gestolen wordt (lees: hoe vaker je iemand betrapt, een diefstal verijdelt), hoe meer je de prijzen kan drukken – of de winst van het concern vergroten, nu ja hoe dat boekhoudkundig verwerkt wordt behoort tot de hogere regionen van de instelling. Wel niet écht iets voor mij vrees ik; te weekhartig en er zou toch telkens een vreemd soort tweestrijd ontbranden. 
Wat nog zo heerlijk is: de proeverijtjes. Dikwijls word je, bij het omslaan van een hoek, vol verwachting wat de volgende gang aan verrukkelijks te bieden heeft, terwijl je met de neus nog half tussen de aangeboden waren zit, verrast door een jongedame (meestal, het kan ook wel een heer zijn) die jou met een meer dan beminnelijke glimlach uitnodigt te proeven van product x zijnde een overheerlijke wijn, of product y, een ganzenlever uitgesmeerd op een toastje. Weigeren zou niet alleen onbeleefd zijn maar ook dom. Wie zegt nu nee tegen zo’n glimlach, wie waagt het zoveel inzet te ontmoedigen, en wie slaat een gratis dropje citroenjenever om 10u30 of een koekje van Destrooper om 9u24 nu af. Ja, uiteraard, deze producten zijn verkrijgbaar in deze winkel, én… momenteel aan zeer voordelige promotieprijzen.

Met een beetje geluk wacht een eindje verder nog zo’n standje op de argeloze consument – hopelijk offreert deze schoonheid geen waspoeder; nee hier degusteer je rustig 33 cl. donker bier; en dat na de jenever, hopelijk herinner ik me dadelijk mijn pincode nog. Durvers doen, wanneer dit fenomeen aan hun horizon verschijnt, graag een extra ronde en vertonen zich een tweede maal ter degustatie bij de standjes – ‘ik word allicht niet herkend’ denken ze, of ‘dat meisje is te beleefd, die wimpelt mij niet af’. Echt stoutmoedigen, of alcoholici, wagen zich wel eens een derde keer – of dat altijd positief eindigt? Hangt er vanaf of ze de betrokkene met een praatje en een kwinkslag wisten in te palmen.

Te dol is het als er ergens een tafeltje opgesteld staat: thermos koffie, kopjes, schaaltje koekjes… zelfbediening van twee uiteraard eveneens in de rekken te vinden items. Dan kan daar aangetroffen worden, gezellig kletsend en koutend, een groepje van winkelende (op dat ogenblik gedurende ongeveer een uur op non-actief gestelde) vrouwen, koffie slurpend, koekjes smikkelend  – een kransje dat zich niet bekommert om het tijdstip van de dag. Dit fenomeen lijkt helaas enigszins uit de mode – contraproductief? Niet voor de betrokken dames in ieder geval.
Noem mij gerust oubollig maar ik vind het vreselijk die trend waaraan nu ook de grootwarenhuizen zich bezondigen. Het online shoppen. Geen gezellig dolen tussen de duizend dozen en blikken en zakken en verse spullen. Nee, je ziet dat alles op het scherm defileren, met gedetailleerde aanduiding van gewicht, prijs, ingrediënten, en illustreert het met een foto die je weliswaar kan vergroten – de wonderen van de techniek… alleen de houdbaarheidsdatum kan je voor een probleem stellen. Aanklikken, in de ‘winkelmand’ (hoe wagen ze het dit zo nog te benoemen!), digitaal betalen en het wordt gepakt en gezakt geleverd. Desnoods dropt men een potje pekelharing verstopt in een veel te grote kartonnen doos, omwikkeld met beschermend schuimrubber, op je drempel – alles voor de consumerende medemens.

Al bestaat ook de mogelijkheid om, wie weigert een rondgang te maken in de supermarkt maar toch een toertje wil rijden, alles te laten klaarzetten. Onbegrijpelijk. Collect&Go heet dat fenomeen. Ik kan er met mijn verstand niet bij, wie wil zich niet nu het genot ontzeggen om zelf blikje per doosje te manipuleren, te keuren, de sensatie te beleven van het grijpen, tasten, keuren, door die rijkdom aan consumptiegoederen slenteren.

Goed, ik sluit hier want ik moet naar Lidl, dringend een pakje van mijn favoriete koekjes halen, Harlekijn; met donkere chocolade, twintig per twee verpakt (niet zo best voor het milieu, ik geef het toe maar ja dat is niet mijn schuld). En Lidl… tja deze verkopen ze nu net niet in Colruyt, een lacune in hun rijke assortiment, anders had ik misschien de rode telefoon kunnen bellen, niet dus… Nu maar hopen dat ik – in deze tijden – geen uur moet aanschuiven voor mijn armzalig pakje. Misschien koop ik er beter meteen drie; of zou dat als hamsteren bestempeld worden?   

Johan de Belie

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.