Het classicistische streven naar vormperfectie was vooral geïnspireerd door de Fransen (de dramaturgen Racine, Molière en Corneille, maar vooral d’Alembert en Diderot met hun “Encyclopédie” uit 1772). Op 1 januari 1635 wordt de Académie Française opgericht als groot voorbeeld van de “academieën” die reeds in de 15de eeuw in Italië waren ontstaan, plaatsen waar denkers en wetenschappers regelmatige bijeenkomsten houden om hun bevindingen te toetsen. Op bovenstaande foto van Nitot via Wikipedia ziet men de zetel van de Académie française op de zuidelijke oever van de Seine, 23 Quai Conti Paris 75006. Aanzicht vanuit het terrein van het Louvre over de Pont des Arts heen in 2005.

De Académie française is een van de oudste academies van Frankrijk. Ze bestond al informeel vanaf 1570 en werd officieel opgericht en erkend in 1635 door kardinaal de Richelieu. De Académie heeft twee functies: het toezien op de woordenschat en de grammatica van het Frans en het bevorderen van het gebruik van het Frans wereldwijd. Dit laatste doet men onder meer door het jaarlijks toekennen van ongeveer 60 literaire prijzen, waaronder de Prix de l’Académie française. De Académie is een zeer prestigieus instituut en heeft 40 leden.

Het was het begin van het classicisme en werd in de Nederlanden voornamelijk beoefend in “dichtgenootschappen”. Dit zijn verenigingen die zich toelegden op de nabootsing of de vertaling van de grote klassieke meesterwerken. De eerste was “Nil Volentibus Arduum” (1669) wat Bart De Wever inspireerde om dit als omschrijving voor zijn partij, de N-VA, te gebruiken.

Een paar voorbeelden van de zogenaamde pruikentijd of de eeuw der dichtgenootschappen:
Willem Van Haren: Het menschelyk leven
Elisabeth Koolaart-Hoofman: Veenberger beekzang
Adriaan Loosjes: De handvol roozenbladen
Hubert Korneliszoon Poot: De maen by Endymion
Dirk Smits: Aen den Westewindt
De literatuur van de zeventiende en de achttiende eeuw is een bijna uitsluitend Noord-Nederlandse aangelegenheid. In de zeventiende eeuw waren er hier in Vlaanderen nog alleen Willem Ogier (1618-1689) met zijn toneelstuk “De seven Hooftsonden” (1682) en Michiel De Swaen (1654-1707) met “De gecroonde Leersse” (1688), het laatste belangrijk werk in de Zuidelijke Nederlanden tot Guido Gezelle! In Vlaanderen begon het Oostenrijkse bewind immers met een doorgedreven verfransing.

Ronny De Schepper

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.