Iemand die dagelijks, gehuld in een overall, in zijn lap grond, tuin genaamd, het onkruid wiedt, kan ik nog begrijpen. Ook voor de man die driedagelijks zijn geliefde auto in het sop zet heb ik enig begrip. En zelfs voor wie zich vermeit rond het biljartlaken of zich voor het dartsbord positioneert heb ik mededogen. Met enig van medelijden tot sympathie zwevend gevoel bekijk ik de solitairen die zich buigen over een kruiswoordraadsel, zij die in hun eentje kaartspelen en naar hartenlust zichzelf bedriegen met patience ofte solitaire. Dezen die uren slijten op hun duivenhok, dezen die zich suf staren op de avonturen van de papegaaivis en de sluierbella in hun tropisch aquarium. Zelfs, ja zelfs de fanaten die wekelijks joelend vergaderen rond een plein waar tweeëntwintig knullen elkaar het bezit van een bal betwisten, zelfs hen zou ik nog groothartig kunnen omarmen. Maar er zijn mensen voor wie ik, hoe empathisch ik ook ben, geen sympathie kan voelen. Omdat ik hun beweegreden niet snap – of mij er niet mee kan verzoenen. Het zijn de individuen die zichzelf verliezen in het ‘genot’ van gezelschapsspelen!
Lees verder “Het hoekje van Opa Adhemar (104)”