Het is ook al 35 jaar geleden dat de Amerikaanse filmregisseur Martin Ritt is overleden.
Martin Ritt werd geboren in New York City. Later speelde hij echter American football in North Carolina. Hij maakte er kennis met het grote contrast tussen het zuiden en het noorden van de Verenigde Staten, hetgeen zijn passie voor het thema “ongelijkheid” verklaart. Dat thema komt in veel van zijn films terug.
Na zijn studies kwam hij terecht in de theaterwereld, waar hij vooral aan de slag ging als acteur. Zijn acteerprestatie als Crown in het toneelstuk Porgy and Bess leverde goede kritieken op. Vervolgens werkte Ritt mee aan een overheidsprogramma,Works Progress Administration (WPA), dat theater steunde. In die periode bereikte de depressie immers z’n hoogtepunt. In het artiestenwereldje, en vooral in het theatermilieu, werd het steeds moeilijker om werk te vinden. Veel regisseurs en acteurs kregen dan ook sympathie voor het communisme. Ook Ritt deed dat, al beweerde hij later dat hij nooit tot de Communistische Partij had behoord. Hij beschouwde zichzelf wel steeds als “links” en kon zich goed vinden in enkele marxistische principes.
Na het WPA stapte Ritt over naar het Theater of Arts en later naar het Group Theater in New York City. In het bekende Group Theater leerde hij regisseur Elia Kazan kennen. Door zijn vriendschap met Kazan en door de invloed van het Group Theater bleef Ritt zijn sociale en politieke ingesteldheid verder ontwikkelen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wilde hij het nationaal-socialisme bevechten en daarom sloot hij zich aan bij the United States Army Air Forces.
Na de oorlog begon Ritt te regisseren voor televisie, maar in 1952 kwam hij in het vizier van deMcCarthy-commissie. Ritt werd niet rechtstreeks in verdenking gesteld door het House of Un-American Activities Committee (HUAC), maar werd wel als een communist geout door het anticommunistische magazine “Counter attack”, dat was opgericht door drie gewezen FBI-agenten. Enkele toneelstukken zouden communistisch getint geweest zijn en dus kwam Ritt, net als vele anderen uit de theaterwereld, terecht op de zwarte lijst.
Ritt kon niet meer aan de slag voor televisie en keerde terug naar het theater. Hier bleef hij nog enkele jaren werken alvorens hij eindelijk aan de slag kon in Hollywood. In 1956 regisseerde Ritt zijn eerste film, Edge of the City. Uiteindelijk zou Ritt nog 25 films maken na zijn debuut. In 1958 draait Martin Ritt “The long hot summer” naar “The hamlet” en nog een aantal andere kortverhalen van William Faulkner. Paul Newman is redelijk legendarisch in de rol van Ben Quick, maar er is ook nog Orson Welles als de onbuigzame Will Varner. Regisseur Martin Ritt stond na deze film voor altijd bekend als de man die Orson Welles temde. Tijdens de opnames reed Ritt Welles naar een lokaal moeras, schopte hem uit de auto en dwong hem om zelf zijn weg terug te vinden. Het succes van deze film hielp Martin Ritt om zijn reputatie als topregisseur te herwinnen na vijf jaar op de zwarte lijst van Hollywood te hebben gestaan. Newman krijgt door “The long hot summer” een rebellen-imago dat hem niet echt op het lijf geschreven is. Als men de film nu trouwens terugziet, is Ben Quick helemaal geen rebel, maar een fascistoïde zak, iemand zoals The Fonz – rol vertolkt door Henry Winkler – in “Happy days” kortom.
In 1961 is Paul Newman opnieuw te zien, deze keer samen met Sidney Poitier, in de jazzfilm “Paris Blues” van (alweer) Martin Ritt. Als zij in Parijs met de meiden gaan scharrelen, dan moet de blanke Newman het immers volgens de Hollywoodiaanse racistische preutsheid met de even blanke Joanne Woodward doen en de zwarte Poitier met de zwarte Diahann Carroll. Ook in het werkelijke leven waren het trouwens twee koppels.
In 1964 regisseerde hij The Outrage, een Amerikaanse versie van de Japanse klassiekerRashomon (1950) van Akira Kurosawa. De film kon rekenen op acteurs zoals Paul Newman, Laurence Harvey, Howard Da Silva, Edward G. Robinson en William Shatner. Een jaar eerder maakte Ritt ook al een western met Paul Newman. De film heette Hud (1963) en wordt beschouwd als Ritts bekendste film. Het leverde zijn enige nominatie voor een Academy Award op. In totaal werkte Martin Ritt zes keer samen met Paul Newman. Dit was voor de films The Long Hot Summer (1958), Paris Blues (1961), Hemingway’s Adventures of a Young Man (1962), Hud (1963), The Outrage (1964) en Hombre (1967). Newman kwam uit Lee Strasbergs “Actor’s Studio”, waar hij het fameuze “method acting” onder de knie had gekregen o.a. dankzij de lessen van Martin Ritt.
De foto hierboven werd genomen tijdens de verfilming van het boek van John Le Carré (“The spy who came in from the cold”) uit 1963. In 1976 maakte Ritt een film over de zwarte lijst waar hij zelf ooit op beland was. De film heette The Front en had Woody Allen als hoofdrolspeler. De film was gebaseerd op Ritts eigen ervaringen en op die van zijn collega Walter Bernstein. Het scenario was trouwens geschreven door Walter Bernstein, die net als de acteurs Zero Mostel, Herschel Bernardo, Joshua Shelley en Lloyd Gough eveneens tot de uitgestotenen behoorde.
In 1985 maakte Ritt nog de romantische komedie “Murphy’s romance” met Sally Field en James Garner. Na Norma Rae (1979) en Back Roads (1981) was dit de derde en laatste film die Martin Ritt en Sally Field samen maakten. Toen regisseur Martin Ritt een kopie van de roman van Max Schott gaf aan scenarioschrijvers Irving Ravetch en Harriet Frank Jr., wilden de schrijvers Paul Newman voor de rol van Murphy Jones. Het duo had eerder al de film Hud (1963) met Newman in de hoofdrol voor regisseur Ritt geschreven. Ster Sally Field had recentelijk met Newman samengewerkt aan Absence of Malice (1981), maar Newman wees Murphy’s Romance hoe dan ook af. Martin Ritt zei ooit in een artikel van 12 januari 1986 tegen The Gainesville Sun over de strijd om de casting van James Garner in deze film: “Er was weerstand tegen hem. Veel bioscopen wilden Jim niet. Maar deze rol is van hem. Jim is Murphy.” En Ritt voegde eraan toe: “Ik heb 90 procent van die discussies gewonnen. Ik ben erg goed in het doorzien van mensen, en als ik het gevoel heb dat iemand goed zal zijn, dan krijgt men mij daar met man en macht niet vanaf.” De muziek was van Carole King, die zelf ook een klein rolletje speelt (Tillie).
Vijf jaar later werd het gevolgd door het romantische drama Stanley & Iris met Robert De Niro en Jane Fonda. Hij was toen al 76 jaar. De film kwam in het voorjaar uit en later op het jaar, op 8 december 1990 om precies te zijn, stierf Martin Ritt.
Ronny De Schepper