Het is vandaag al 55 jaar geleden dat George Harrison “My Sweet Lord” uitbracht, wat het begin van heel veel narigheid voor hem zou betekenen…
In december 1969 speelde George in Kopenhagen, Denemarken, met Delaney en Bonnie and Friends. Billy Preston maakte deel uit van die groep (*). In deze periode schreef George Harrison “My Sweet Lord”. Na zijn terugkeer in Londen dook Preston de studio in om een album te maken, en alhoewel George niet meespeelde op de plaat, hield hij toch toezicht op het werk. Het onvoltooide “My Sweet Lord” werd te voorschijn gehaald en uitgewerkt tot een voltooide versie. Een deel van dit voltooide nummer bevatte een tweede deel dat aanzienlijk verschilde van het eerste deel. Hoewel het nummer blijkbaar veel “vroedvrouwen” kende, wordt Harrison als enige gecrediteerd voor de geboorte van “My Sweet Lord”. De Preston-opname werd uitgebracht door Apple Records, en een “lead sheet” met de melodie, tekst en harmonie werd ingediend voor het Amerikaanse copyright-bureau.
Het was echter niet de versie die door Billy Preston werd opgenomen en uitgebracht die leidde tot twee decennia aan rechtszaken. George Harrison nam immers zelf een versie van “My Sweet Lord” op voor zijn album “All Things Must Pass” en bracht deze uit als de eerste single van dat album. Het werd kort daarna een nummer één hit.
Op 10 februari 1971, nog voordat het nummer veertien weken in de hitlijst had gestaan, spanden Bright Tunes, de eigenaren van het nummer “He’s so fine” van The Chiffons, geschreven door Ronald Mack, een rechtszaak aan tegen George.
Kort nadat de rechtszaak tegen Harrison was aangespannen, ontmoette Allen Klein, die toen als manager van Harrison optrad, Seymour Barash, de president en grootaandeelhouder van Bright Tunes, om te proberen het geschil op te lossen (**).
Klein suggereerde dat Harrison bereid zou zijn de volledige catalogus van Bright te kopen, maar Barash had geantwoord met een voorstel om het auteursrecht op “My Sweet Lord” over te dragen aan Bright en Harrison de helft van de opbrengst van “My Sweet Lord” te laten ontvangen.
Na alle factoren in de zaak te hebben overwogen, oordeelde de rechter dat driekwart van het succes van “My Sweet Lord” te danken was aan de geplagieerde melodie, en slechts een kwart aan Harrisons naam en de nieuwe tekst van de melodie. De rechter in eerste aanleg concludeerde daarom dat $ 1.599.987 van de inkomsten van “My Sweet Lord” redelijkerwijs kon worden toegekend aan de muziek van “He’s So Fine”. (met dank aan Joseph C.Self)
P.S. Voor wie Italiaans kent, wordt heel deze historie ook nog eens uitgelegd in een filmpje van een Italiaanse confrater die zich… Red Ronnie noemt!
(*) Volgens Paul McCartney kenden The Beatles Billy Preston al uit hun Hamburg-tijd toen Preston als zestienjarige deel uitmaakte van de begeleidingsgroep van Little Richard. Aangezien Little Richard zelf piano speelde, neem ik dan aan dat Billy orgel speelde?
(**) In “The Beatles, een geschiedenis in beelden” van Marie Clayton en Tim Hill (Parragon Books 2010) vinden we een heel ander verhaal. Volgens hen ging de boete van 587.000 dollar in 1981 juist naar Bright Tunes dat de eigendom zou geweest zijn van Allen Klein. Het was overigens reeds op 2 november 1973 dat de drie Beatles die hun belangen door Allen Klein lieten waarnemen een proces tegen hem hadden ingespannen (en hiermee dus eigenlijk toegaven dat Paul McCartney gelijk had gehad). Aangezien George op 7 september 1976 was veroordeeld, kan Allen Klein hem op dat moment onmogelijk hebben vertegenwoordigd.