Het is vandaag al 45 jaar geleden dat de Amerikaanse filmacteur Steve McQueen in Mexico is gestorven aan een hartaanval na een chirurgische ingreep.
Steve McQueen werd geboren in een voorstad van Indianapolis. Zijn kinderjaren bracht hij door op de boerderij van zijn oom in Missouri, daar zijn vader het huis verliet toen hij slechts zes maanden oud was. Zijn moeder volgde diens voorbeeld korte tijd later. Als tiener vertrok Steve naar Los Angeles, waar hij zich aansloot bij een bende. Toen hij opgepakt werd na een poging tot diefstal belandde hij in een verbeteringsgesticht, de Chino Reform School. Hij zat er anderhalf jaar en werd er weer op het rechte pad gebracht. (Jaren later stichtte hij een fonds voor die school en liet haar zelfs 200.000 dollar na.) In 1947 ging hij bij de marine, waar hij meermaals in conflict kwam met zijn superieuren. Toch kreeg hij drie jaar later eervol ontslag wegens heldhaftig gedrag. Daarna volgde er een reeks van 12 ambachten en 13 ongelukken: bouwwerven, olievelden, houthakker in Canada en zelfs koerier in New York.
McQueen schreef zich in bij een paar bekende acteursscholen en zijn gedrevenheid leverde hem een beurs op van de beroemde Actors Studio. Gevolgd door een hoofdrol op Broadway en ook in een televisiereeks. Al met al was zijn filmcarrière vrij kort; 27 films en zijn laatste waren alle flops. Maar in de jaren zestig was hij de best betaalde acteur van zijn generatie, met een gemiddelde gage van vijf miljoen dollar. Hij was dan ook een graag geziene figuur in Hollywood-middens.
In de film “Once upon a time… in Hollywood” van Quentin Tarantino (2019) zien we dat hij (gespeeld door Damian Lewis) naar verluidt van plan was om Sharon Tate te bezoeken op de avond dat ze werd vermoord, maar het uiteindelijk niet deed. Quentin Tarantino baseerde het personage Rick Dalton op een aantal acteurs uit die tijd. De meest voor de hand liggende invloed is Steve McQueen die, net als Dalton, vroeg succes had in de westernserie Wanted: Dead or Alive (1958). In tegenstelling tot Dalton maakte McQueen een succesvolle overstap van televisie naar films en zou hij gedurende de jaren zestig een A-lijstster blijven.
“Le Mans” (1971) was Steve McQueens droom die uitkwam. Al in 1965 filmde hij beelden in Le Mans met de bedoeling er een speelfilm van te maken, maar het liet hem met bittere gevoelens achter. Hij had John Sturges gevraagd om te regisseren, maar de twee mannen konden het niet eens worden over hoe ze de film moesten construeren. Sturges wilde een film maken met een conventioneler script dat zich richtte op de relaties tussen de coureurs en op typische Hollywoodse wijze eindigde met een optimistisch einde. McQueen was meer geïnteresseerd in het maken van een racedocumentaire en hij stond erop om heel weinig dialoog in de film te gebruiken, waardoor de auto’s de sterren van de film werden. Hij uitte ook de wens om een aantal van de arthouse-drama’s die destijds in Europa uitkwamen na te bootsen en vertelde aan Motor Trend magazine dat hij was geïnspireerd door de bekroonde film Un homme et une femme (1966) van de Franse regisseur Claude Lelouch. Sturges’ traditionele benadering van het materiaal zou leiden tot een enorme breuk in de productie en het einde van zijn werkrelatie met McQueen inluiden, en hij verliet de film voordat de opnames begonnen. Toen hij vertrok, zei Sturges: “Ik ben te oud en te rijk om deze shit te tolereren”. Steve McQueen huurde aanvankelijk zijn vriend Alan Trustman in om het script te schrijven. Tijdens de opnames kregen ze echter ruzie en McQueen ontsloeg hem. Trustman werkte daarna nauwelijks meer in Hollywood. McQueen kreeg ook ruzie met producer Robert Relyea. Cinema Center Films (dat voorheen niet betrokken was bij de opnames) nam de productie na een paar maanden over en legde de productie twee weken stil (en belde zelfs Robert Redford om te vragen of hij Steve McQueen wilde vervangen). Cinema Center Films overwoog de film volledig stop te zetten, maar sloot uiteindelijk een deal met McQueen, waarbij hij afstand deed van zijn salaris, zijn percentage van de winst en zijn zeggenschap over de film om de film af te maken. Na de moeizame productie van de film nam Steve McQueen niet eens de moeite om naar de première te gaan en heeft hij nooit meer in een auto geracet.
Steve McQueen was een auto-racefanaat en bezat een Porsche 908. Hij reed met deze auto tijdens de 12 uur van Sebring in 1970 samen met professioneel coureur Peter Revson en eindigde op een goede tweede plaats achter Mario Andretti, die vastbesloten was “niet verslagen te worden door een filmster”. Andretti reed in een Ferrari 512. McQueen wilde ook meedoen aan de 24 uur van Le Mans, maar kreeg geen toestemming van de producenten van de film. Zijn Porsche deed uiteindelijk wel mee, bestuurd door Herbert Linge en Jonathan Williams, met drie camera’s om “live” beelden te maken voor de film. Ondanks de verwende aerodynamica en frequente stops om filmrollen te verwisselen, slaagde de auto erin om als negende te eindigen. Het contract van Steve McQueen bepaalde specifiek dat hij al zijn eigen ritten zou doen, hoewel de professionele coureurs weigerden om met McQueen mee te rijden tijdens bijzonder gevaarlijke shots. Alle Ferrari’s die in de film voorkomen, werden daarentegen geleend van de Belgische Ferrari-distributeur Jacques Swaters, omdat de Ferrari-fabriek deelname had geweigerd aangezien de film eindigt met een overwinning voor Porsche.
Buiten beeld vond een zwaar ongeluk plaats waarbij Mario Iscovich, zijn persoonlijke assistent, en sterretje Louise Edlind betrokken waren. Steve McQueen crashte met zijn auto in de regen, miste een bocht en rolde meerdere keren over de kop in een veld. Steve wilde vanwege de publiciteit geen ambulance bellen en probeerde een auto te stelen van een boerderij. De eigenaar kwam schreeuwend in het Frans naar buiten, hield een jachtgeweer vast en schoot vervolgens in de lucht. Steve was erg paranoïde dat Louise de productie zou verpesten. Mario nam de schuld op zich voor het ongeluk, ook al reed hij niet en verliet de film zonder werk. Nog erger was het incident met filmcoureur David Piper. Hij verloor zijn been door een diepe snee die hij tijdens een crash had opgelopen. Remvloeistof en ander vuil kwamen in de snee terecht, wat een infectie veroorzaakte en de noodzaak om zijn been te amputeren. Hij kreeg een speciaal bedankje “voor zijn opoffering” bij de aftiteling.
Steve McQueens huwelijk met Neile Adams McQueen liep destijds op de klippen. Ze had een affaire met Maximilian Schell. Hij kwam erachter, maar bood hem desondanks een rol in de film aan. Schell weigerde. (IMDb)
Op persoonlijk vlak was Steve McQueen zoals hij meestal op het witte doek was: viriel, nukkig, licht paranoïde, getormenteerd. Hij was bezeten door snelheid en wist dan ook geregeld zeer goede prestaties neer te zetten in nationale en internationale autoraces. Hij was ook een goed schutter en een liefhebber van oosterse vechtsporten. Hij had een zwarte band negende dan in Taekwondo. Samen met o.a. Chuck Norris was hij een van de dragers van de lijkkist van Bruce Lee.
In december 1979 werd bij hem longkanker vastgesteld, veroorzaakt door asbest. Maar hij hield dit geheim tot een maand voor zijn dood. In januari 1980 kreeg hij een hartaanval, kort na zijn huwelijk met zijn derde echtgenote. Hij was getrouwd met Neile Adams van 2 november 1956 tot 26 april 1972, met wie hij twee kinderen kreeg. Zijn tweede vrouw was Ali MacGraw van 1973 tot 1978 en zijn laatste vrouw was Barbara Minty van 16 januari 1980 tot zijn dood. Op 7 november van dat jaar overleed hij op 50-jarige leeftijd in Mexico aan een hartaanval, minder dan een dag na een succesvolle operatie waarbij tumoren waren verwijderd uit zijn rechterlong.
Ronny De Schepper (op basis van Wikipedia)
P.S. Sedert enkele jaren is er opnieuw een Steve McQueen actief in filmland. Het gaat deze keer om een Britse regisseur met een donkere huidskleur.