65 jaar geleden ging de vijfde film met Elvis Presley in de hoofdrol in première. “G.I.Blues” was een vrije terugblik op zijn voorbije legerdienst in Duitsland, maar na de redelijk goede ontvangst van “King Creole”, vonden de critici er maar weinig aan. De Nederlandse Wikipedia besteedt er dan ook uiterst weinig aandacht aan, vandaar dat ik naar de Engelstalige versie teruggrijp.
Elvis Presleys carrière in het leger begon in 1958 en in 1960 was het twee jaar geleden dat Presley zijn laatste film, King Creole, had gemaakt . Ondanks dat zijn drie voorgaande films door de critici grotendeels werden afgekraakt, raakten ze warm voor King Creole en zijn ster. Presley had er vertrouwen in dat hij na deze lof een toekomst in de acteerwereld had en hij keek ernaar uit om na zijn tijd in het leger terug te keren naar Hollywood.
Het script werd geschreven door Edmund Beloin en Henry Garson, die de laatste revisies voor Hal Wallis hadden gedaan in Don’t Give Up the Ship. In 1958 bedachten ze een originele bewerking voor een Elvis Presley-film genaamd Christmas in Berlin. Deze film werd later bekend als Café Europa, maar werd uiteindelijk dus G.I.Blues.
Acht maanden voordat Presley werd ontslagen, in augustus 1959, bezocht producer Hal Wallis hem in Duitsland om het script voor G.I.Blues door te nemen en enkele scènes op locatie te filmen. Hoewel sommige scènes in de uiteindelijke film werden gebruikt, heeft Presley tijdens zijn verblijf daar niet gefilmd. Elvis’ dubbelganger, soldaat eerste klas Tom Creel, werd voor enkele opnamen gebruikt. Het Amerikaanse leger leverde tanks en voertuigen voor manoeuvres die bij de opnames gebruikt moesten worden en stelde voorlichter John J.Mawn (1915-2007) aan als technisch adviseur voor de film. Mawn had Presleys militaire persconferenties voorgezeten.
Presley keerde in maart 1960 terug naar de VS en begon eind april aan de film te werken. Hal Wallis wilde oorspronkelijk Michael Curtiz als regisseur, maar koos uiteindelijk voor Norman Taurog. Dolores Hart, Joan Blackman en Ursula Andress werden allemaal getest om de vrouwelijke hoofdrol te spelen voordat ze besloten om Juliet Prowse te kiezen.
De film ontving gemengde recensies van critici. Bosley Crowther van The New York Times was terughoudend en merkte vooral op over Presleys nieuwe, strakke imago: “Die rock’n’roll-kronkels, die belachelijk wellustige grijns, dat vroegwijze imago van een boerenkinkel, die weerbarstige bos vettig haar… Elvis is nu een kerel die je bijna kunt verdragen.” Variety merkte op dat de film “Elvis Presley terugbrengt naar het scherm in een beeld dat lijkt te zijn overgebleven van de frivole filmmusicals uit de Tweede Wereldoorlog” en noemde het “nogal kinderachtig”. Harrison’s Reports beoordeelde de film als “redelijk tot goed… De cast presteert goed en de regie en productie zijn goed. Een hoofdattractie, naast Juliet Prowse, is het prachtige landschap van Europa in wonderbaarlijke Technicolor.” John L. Scott van de De Los Angeles Times schreef in een over het algemeen positieve recensie: “Ik zou Elvis in de film niet echt verfijnd noemen, maar hij is volwassen geworden, waarvoor we hem dankbaar zijn. En hij leert ook acteren, vooral in de luchtigere scènes. Ik weet zeker dat de meeste volwassen theaterbezoekers de verandering in Presley zullen verwelkomen. En wat zijn krijsende tienerfans betreft – hopelijk zullen zij ook meegaan in de metamorfose.” Richard L. Coe van The Washington Post schreef dat de film “waarschijnlijk het publiek waarvoor hij zo bewust, zij het deprimerend, is gemaakt, zal bevredigen.” (*) Het Monthly Film Bulletin deed de film af als “een reeks liedjes losjes geregen rond een banaal, dun en vreselijk inhoudsloos plot. Juliet Prowse manoeuvreert haar subliem geconstrueerde torso met aanstekelijke uitbundigheid door twee magere dansen, maar ze verdient een betere rol en een volwassener hoofdrolspeler; zeker een met meer oprecht vuur dan Presley.”
De film ging op 4 november 1960 in première in het Victoria Theater in New York City en bracht in de eerste week $ 31.000 op. Nadat de film in de Thanksgiving-week in meer steden in première ging, bereikte hij nummer 2 in de wekelijkse nationale box office-hitlijst van Variety. Hij sloot het jaar af als de veertiende film met de hoogste box office-opbrengst van het jaar, met een opbrengst van $ 4,3 miljoen.
Ondanks dat critici de algehele plot afwezen, werd de film in 1961 genomineerd voor drie prijzen: een Grammy voor Beste Soundtrackalbum, een Grammy voor Beste Mannelijke Vocale Prestatie, voor het album en voor Beste Geschreven Musical.
Presleys terugkeer naar het scherm leidde tot een rel in een theater in Mexico-Stad waar G.I.Blues werd vertoond, wat de Mexicaanse overheid ertoe aanzette Presleys films te verbieden.
Het succes van G.I.Blues was mogelijk de katalysator voor de formulematige films die Presley in een groot deel van de jaren zestig zou maken. Zijn volgende twee films, Flaming Star en Wild in the Country, waren meer rechttoe rechtaan acteerwerk, met minder liedjes en een serieuzere benadering van de verhaallijnen. Hoewel Presley genoot van een stevigere rol en de kans om dramatisch te acteren, waren beide films minder succesvol aan de kassa dan G.I.Blues, wat resulteerde in een terugkeer naar het musical comedy-genre met Blue Hawaii als zijn volgende filmrol. Blue Hawaii bleek zelfs nog winstgevender dan G.I.Blues.
Ronny De Schepper (op basis van Wikipedia)
(*) Als voorbeeld wordt dan meestal “Wooden heart” gegeven dat zozeer afweek van de rocker Elvis Presley, zoals men hem tot nu toe kende, dat het enkel in Europa op single werd uitgebracht. Ik moet het toegeven: ikzelf hoorde het graag, maar ik kan als verontschuldiging dan ook aanvoeren dat ik nog maar pas negen jaar geworden was…