Het is vandaag 35 jaar geleden dat ik Jo De Meyere aan het werk zag in een Arca-productie (maar dan wel op verplaatsing, namelijk in het Sabbattinitheater). Het ging om “De Coburger” van Mark De Bie in een regie van Jos van Gorp.
Dit was een gelegenheidsstuk (Leopold I werd precies 200 jaar eerder geboren) dat tevens een graantje wilde meepikken van de hoera-sfeer die er op dat moment rond onze monarchie heerste. De Bie is heel minutieus te werk gegaan, zodanig zelfs dat een aantal recensenten de “schoolse” inslag van deze voorstelling op de korrel hebben genomen. Gezien het gelegenheidskarakter van het stuk stoorde deze aanpak me niet, ik zag er integendeel juist een heel degelijke schoolvoorstelling in. De regie van Jos Van Gorp laat immers genoeg ruimte voor de persoonlijke verbeelding, terwijl het talent van Jo De Meyere het publiek in verrukking brengt.
Minder tevreden was ik over de muziek. Het was een uitstekende vondst van De Bie om Leopold te laten praten tegen een pianist die “achter een scherm verborgen zit” en zijn lievelingsmelodieën speelt (dat was overigens ook in werkelijkheid zo). Het is eveneens begrijpelijk dat men noodgedwongen heeft geopteerd voor een bandopname, aangezien het niet voor de hand ligt dat iedere zaal in Vlaanderen en Nederland over een goede piano beschikt. Maar waarom worden de melodieën op band dan toch op een kramikkelige buffetpiano gespeeld?
Ronny De Schepper
P.S. Mark De Bie is ook de auteur van “De honden in het zegekoor”, een theatermonoloog over Irma Swertvaeger-Laplasse (1904-1945) onder de benaming Erna Manhout. De titel is ontleend aan een gedicht dat Filip de Pillecijn de avond voor haar terechtstelling schreef in het kamp van Lokeren. Het werd opgevoerd door de levensgezellin van Bert De Wildeman, die ook de regie voerde.