De Vlaamse schrijver Leo Pleysier wordt vandaag tachtig jaar (foto Michiel Hendryckx via Wikipedia).
Leo Jozef Theresia Pleysier werd geboren in Rijkevorsel in de Antwerpse Kempen, en woont daar nu nog steeds.
In zijn verhalende prozawerk onderzoekt hij zijn verhouding tot zijn geboortestreek en zijn familieleden. Angst, eenzaamheid, nestwarmte, geweld, de veranderende tijdgeest, isolement en verbondenheid tussen mensen zijn enkele terugkerende thema’s. Pleysiers romans zijn emblemata van de menselijke conditie. Ze bevatten tussen de regels ook heel wat tijds- en maatschappijkritiek.
Zijn eerste boeken (Mirliton en Niets dan schreeuw) zijn experimenteel van taal en compositie en ik-gericht. Gaandeweg heeft de auteur zijn horizon verruimd: van zijn eigen streek (Waar was ik weer?) naar Engeland (Shimmy), Afrika (Zwart van het volk), India en China (De Gele Rivier is bevrozen, De trousse).
Wit is altijd schoon (1989), waarin hij zijn spraakzame moeder na haar dood laat ‘voortratelen’, zorgde voor de doorbraak bij het grote publiek. Typisch mondeling taalgebruik wordt hier uitgepuurd op schrift gezet. Het krijgt muzikaal-ritmische kwaliteiten, aldus Wikipedia. De uitgeverij daarentegen noemt het “een ontroerend, wat lang uitgevallen doodsprentje”. Dat vind ik nu juist niet. Door het dialectische taalgebruik lijkt het wel een monoloog van een Vlaamse stand up-comedian. Het succes in Nederland verbaast me dan ook uitermate. Misschien een soort van Urbanus- of Ivan Heylen-effect? Toegegeven, het heeft ook wel iets van De boer die sterft van Karel Vandewoestijne en dat is dan weer een groot compliment natuurlijk.
Hierop volgden De kast (1991), De Gele Rivier is bevrozen (1993) en Volgend jaar in Berchem (2000), waarin respectievelijk een zus, een tante non en de vader centraal staan. De dieven zijn al gaan slapen (2003) bevat een mengeling van autobiografische en poëticale fragmenten. In 2004 verscheen De Trousse en in 2007 De Latino’s: een novelle resp. een roman over Vlamingen in de wijde wereld. In 2010 verscheen de op een jeugdherinnering gebaseerde roman Dieperik waarin een verhaal wordt verteld dat eigenlijk niet verteld mocht worden. De verhalenbundel De zoon, de maan en de sterren (2014) vervlecht motieven als geborgenheid en bedreiging, het lokale en het mondiale. Heel de tijd (2018) is een reeks van herinneringen en kleine verhalen over het verstrijken van de tijd.
Ronny De Schepper (op basis van Wikipedia)