Deze week kreeg ik de volgende mail van Guido Hullebroeck, de beheerder van de app-groep van onze Retorica-klas in het Sint-Jozef-Klein-Seminarie van Sint-Niklaas: “Beste oud-klasgenoten, eergisteren op de dag dat de verjaardagswensen van de oud-klasgenoten werden gepost , is onze oud-leraar retorica 1968-69 Daniël De Smet (rechts op bovenstaande foto) overleden. Ik heb een mail gekregen van oud-leraar Luc Vermeulen met zijn overlijdensbericht. Hij heeft op 4 dagen na de 90 jaren net niet gehaald . Dit nieuws is treurig en onverwacht en om even te laten bezinken. Wij hebben alleen maar goede herinneringen aan deze uiterst intelligente priester.”

“Listen carefully I shall say this only once” (Allo Allo): dankzij het college ben ik door mijn eerste kandidatuur in de Germaanse geraakt. Meer zelfs. We waren in groepen ingedeeld die ongeveer overeenkwamen met een klas (25 studenten, het middelste van 25 is nummer 13 en dat was ik, zo werd ik als Chinese vrijwilliger als groepsverantwoordelijke aangeduid). Welnu, van heel die “klas” waren er slechts vier die er met eerste zit door waren. Ik was daarbij. En ik ben daar nog steeds fier op (de rest van mijn universitaire “loopbaan” was minder schitterend, al heb ik nooit tweede zit gehad). Maar dat was niet dankzij den Danny (zoals zijn bijnaam luidde). Wel vooral door Anton van Wilderode uiteraard (voor wat mijn studierichting betreft), maar ook de geschiedenislessen van den Dolf en Plaquet met zijn lessen over de Franse existentialisten.

Het hele hoger middelbaar door hadden we van De Smet Grieks onderwezen gekregen. In de Retorica kwamen daar nog een paar vakken bij (Latijn, godsdienst, esthetica…) zodanig dat hij op zijn eentje meer uren les gaf aan ons dan alle andere leraars samen (*). Dat was niet makkelijk als je met de man niet overweg kon, zoals bij mij het geval was. Ik was dan ook de enige die bovenstaande kaart niet had ondertekend. Toch reageerde ook R. als volgt: “Ik heb inderdaad goede herinneringen aan Daniël De Smet, maar ook de volgende: Bij een examen godsdienst van hem, had ik alle vragen (uiteraard perfect) beantwoord, maar daarbij ook nog, in een korte beschouwing, de zin van een examen godsdienst in vraag gesteld. Dat is bij De Smet toen in het verkeerde keelgat geschoten, maar omwille van mijn ‘eerlijkheid’ gaf hij me toch nog de helft van de punten. Dat vond ik dan weer niet zo eerlijk.”

En ook E. sloot zich daarbij aan: “Ik heb hetzelfde meegemaakt, in de retorica was dat. Ik had alle vragen zeer persoonlijk beantwoord en ik kreeg inderdaad slechts de helft van de punten.”

Dan kon ik uiteraard niet achterblijven: “Ook ik heb hetzelfde meegemaakt. Het is slechts één van de vele voorvallen waarom ik die kaart niet heb ondertekend. Bij mij was het bij een spreekbeurt. Van Wilderode had daar blijkbaar geen tijd voor en had dit naar De Smet overgeheveld. Nu geef ik toe dat ik het een beetje heb uitgelokt. Ik sprak over ‘de seksuele ladder’, waarmee ik bedoelde dat de ene mens al wat meer behoefte heeft aan seks dan de andere. En zo kwam ik uiteraard bij voorhuwelijksbetrekkingen terecht. Ik vond die noodzakelijk opdat men zou weten waar uw partner zich ergens bevond op die ‘seksuele ladder’ en of men op dat gebied dus toch enigszins overeenkwam. Uiteraard had den Danny mij het liefst van al gebuisd, maar omdat ik traditiegetrouw bij Van Wilderode de volle buit binnenhaalde, moest ook ik het met de helft van de punten doen.”

Ik wil daar ook nog een andere anekdote aan toevoegen. Bij het afscheid van de Retorica was het de gewoonte dat de eerste van de klas een afscheidsredevoering zou houden. Ik weet nog goed dat we met een vijftal of maximum tien leerlingen op de kamer van De Smet zaten (**) en toen hij daarover begon, viel ik hem in de rede en zei: “Lap, E., ge gaat moeten speechen, jong.” Maar De Smet deed of hij niks had gehoord en vroeg doodgemoedereerd aan R. (pas vijfde of zo) of hij dat niet zou willen doen (***). En natuurlijk wou hij dat graag doen (en ik denk dat E. maar al te blij was dat hij ervan af was).

Van die samenkomst herinner ik mij nog dat De Smet de soundtrack van West Side Story speelde, dat was ongeveer het modernste dat hij in huis had. En natuurlijk kon ik het weer niet laten de ambetanterik uit te hangen door te zeggen: “Ik vind de versie van P.J.Proby beter.”

Ronny De Schepper

(*) De Smet was ook de laatste “superior” in het college (in onze tijd was dat nog Georges De Langhe, links op de foto). Toen hij op 1 januari 2000 met pensioen ging, werd hij opgevolgd door lekendirecteur Walter Roggeman.

(**) “Kom eens naar mijn kamer”

(***) Dat was wellicht nog een gevolg van de problemen een jaar eerder.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.