Eindelijk heb ik een Nederlandse klassieker gelezen, die al lang in mijn boekenkast stond: “Oeroeg” van Hella Haasse.

Hélène Serafia Haasse werd op 2 februari 1918 te Batavia (het tegenwoordige Jakarta) geboren als oudste kind van Willem Hendrik Haasse, die als financieel inspecteur in Nederlands-Indië de belastingontduiking tegenging en boeken schreef onder het pseudoniem W.H. van Eemlandt, en de concertpianiste Katharina Diehm Winzenhöhler

Haasse bracht met twee onderbrekingen haar hele jeugd in Nederlands-Indië door. De eerste was het in Nederland doorgebrachte tweejarige verlof van haar vader in 1920 en 1921, waardoor Haasse in Nederland de kleuterschool bezocht. Vervolgens doorliep ze een katholieke lagere school in SoerabajaNederlands-Indië. Van 1924 tot 1928 verbleef ze wederom in Europa, omdat haar moeder opgenomen werd in een sanatorium in het Zwitserse Davos en ging naar de lagere school bij de nonnen. In 1928 keerde de familie terug naar Nederlands-Indië, waar Haasse haar middelbare school doorliep.

Na haar eindexamen in 1938 verhuisde zij naar Nederland om Scandinavische taal- en letterkunde te gaan studeren in Amsterdam. In 1939 debuteerde ze met gedichten in het tijdschrift Werk. Hetzelfde jaar vroeg haar toekomstige echtgenoot Jan van Lelyveld haar toe te treden tot de redactie van Propria Cures, waarmee ze kort nadien al weer ophield.

In 1941 stopte Haasse met haar studie en begon ze met een opleiding aan de Amsterdamse Toneelschool. Om in haar levensonderhoud te voorzien sloot ze zich aan bij het Centraal Tooneel dat onder leiding stond van Cees Laseur. Dit impliceerde dat zij lid was van de Nederlandsche Kultuurkamer, waarvoor zij naar eigen zeggen geen keuze had: “Er zijn weleens mensen geweest die daar aanmerking over hebben gemaakt, maar ik heb nooit enige moeilijkheid ondervonden na de oorlog. Waarschijnlijk omdat de mensen die zich erin hebben verdiept erachter zijn gekomen dat het bij mij geen kwestie was van carrière maken over de ruggen van niet-werkende collega’s. Daar had het helemaal niets mee te maken. Op het moment dat ik mij kon veroorloven om ermee op te houden, toen ik trouwde met Jan, heb ik dat ook gedaan.”

Jan is dus Jan van Lelyveld (1918-2008), met wie ze trouwde op 18 februari 1944. Daarmee beëindigde ze ook haar toneelcarrière, al bleef ze indirect aan het toneelgezelschap verbonden door het schrijven van teksten voor het zomercabaret van het gezelschap. Ze schreef ook voor Wim Sonneveld. Tussen 1944 en 1951 kreeg ze drie dochters. De oudste, Chrisje, overleed in 1947.

In 1948 brak Haasse door als auteur met het boekenweekgeschenk Oeroeg. Voor de wedstrijd van de Boekenweek met het motto Soeka Toelis (ik hou van schrijven) werden er dat jaar in totaal 19 manuscripten ingezonden, waarvan Oeroeg dus werd gekozen als winnaar. Pas vanaf de tweede druk, die de uitgeverij Querido in Amsterdam uitbracht, werd Haasse’s naam vermeld.

Het boek gaat over de vriendschap tussen een planterszoon en een inlandse jongen die als volwassenen tegenover elkaar staan als koloniale overheerser respectievelijk vrijheidsstrijder. Aldus Wikipedia, maar ik ben het daarmee niet eens. Dat Oeroeg is uitgegroeid tot een oproerkraaier mag duidelijk zijn, maar de ik-persoon (een jongen dus en geen meisje, zoals men misschien mocht verwachten) staat helemaal niet aan de kant van de “overheerser”. Hij wordt door Oeroeg wel zo ervaren, maar enkel op basis van het feit dat hij blank is. Nu, in deze vreselijke woke-tijden zou men allicht het adjectief “wit” gebruiken. En het gaat nog verder: “Het gaat hier over een onwaarschijnlijke vriendschap tussen twee jongens die verschillen qua huidskleur en culturele achtergrond. Uiteindelijk wordt de vriendschap zelfs verbroken. Die breuk is echter niet zo onverwacht. (…) Kortom, de vriendschap was altijd al ‘gedoemd’ te mislukken, alleen al omdat de twee jongens niet dezelfde cultuur, nationaliteit en huidskleur delen.” Dat vind ik veel te fatalistisch, eigenlijk zelfs racistisch aangezien men lijkt te impliceren dat ware vriendschap niet mogelijk is over de verschillende huidskleur heen. Toegegeven, als men van slechte wil is kan men soms wel citaten vinden in het werk van Haasse die in die richting gaan. De figuur van Lida is daarvoor intrigerend. “Lida is gefascineerd door Oeroegs intelligentie. Bovendien voelt ze zich verbonden met het groeiende nationalisme van de inlanders, ook al is ze zelf blank,” aldus alweer Wikipedia (en dus niet Hella Haasse). Of ze b.v. uitsluitend door zijn intelligentie wordt aangetrokken, wil ik in twijfel trekken. Volgens mij speelt er enerzijds misschien zelfs een erotisch element in mee, maar vooral is er anderzijds het moedergevoel dat door de ik-persoon – en dat is in dit geval wél Haasse – als eigen wordt ervaren voor vrouwen die zich nuttig willen maken in de zorgsector (een veralgemening die volgens mij dan ook weer te ver gaat). En of ze zich “verbonden voelt met het groeiende nationalisme” dat wil ik eveneens in vraag stellen. Volgens mij heeft het eerder te maken met het feit dat ze haar hele leven al het pispaaltje is van haar omgeving, iets wat nog beter tot uiting komt in die “nationalistische” omgeving, waar men haar als een mindere behandelt, ook al is zij het geweest die b.v. de medische studies van Oeroeg heeft gefinancierd.

Blijkbaar ben ik niet de enige met die mening. In juni 1948 kraakte Indo-schrijver Tjalie Robinson b.v. het boek in het Indisch culturele tijdschrift Oriëntatie (*). Hij bestempelde het boek als onrealistisch en fout. Hij kon zich helemaal niet vereenzelvigen met het boek, omdat schoolvrienden zich in de realiteit nooit ‘zomaar’ vijandig opstellen. Hij vond dat Haasse het conflict tussen kolonisator en gekoloniseerde heeft misbruikt voor eigen belangen. Tjalie Robinson: “De opzet is ondoordacht gekozen, de intrige daardoor verkeerd uitgesponnen en het eind is zelfs politiek gevaarlijk.” 

Wat dit slot betreft, ben ik het dan weer eens met Dirk De Vries die stelt: “Wanneer men even afziet van het zeer onwaarschijnlijke in deze ontmoeting [van de ik-figuur en Oeroeg bij het bergmeer], zou men kunnen zeggen, dat de novelle elck [sic] wat wils brengt: de groei van Oeroeg tot Indonesisch nationalist moet naar het hart zijn van de Nederlandse progressieven, terwijl Rijkseenheid in de haveloze Oeroeg aan het slot eigen theorieën bevestigd zal menen.”

Dat bergmeer speelt overigens een zeer belangrijke rol in het boek. Het fictieve meer Telega Hideung is gebaseerd op dit echte meer in Indonesië: Telaga Warna, dat de kaft van de oorspronkelijke uitgave sierde. Die ruimte is vaak functioneel en vervult een symbolische rol: de scène waarin Deppoh, de vader van Oeroeg, verdrinkt in het mysterieuze Zwarte Meer of Telaga Hideung b.v., is dubbel omdat de man verdronk toen hij de ik-persoon moest redden. Aan de andere kant zorgt het ongeluk ervoor dat Oeroeg bij hem komt wonen. Geen wonder dus dat dit de titel wordt in vele vertalingen van het boek (“Der Schwarze See”, “The Black Lake”, “Le Lac Noir” en zelfs “Il Lago Degli Spiriti”).

De roman van Hella S. Haasse werd in 1993 verfilmd onder regie van Hans Hylkema. De film heeft in het Nederlands de titel “Oeroeg”, maar is internationaal bekend onder de titel “Going Home”. Ikzelf moet hem niet lang na het uitkomen gezien hebben, want ik herinner mij er haast niks van, tenzij dat Michael Pas erin meespeelde (**) en dat het revolutionaire karakter veel meer beklemtoond wordt.

Bij gelegenheid van de jaarlijkse campagne Nederland Leest in november 2009 is deze roman door de Nederlandse openbare bibliotheken als gratis boek aan hun leden en scholieren uitgereikt.

In 1969 reisde Haasse opnieuw naar Java, waarna het verlangen naar Indonesië bleef opspelen. In 1976 verbleef ze er nogmaals, wat leidde tot het besef: “Nu heb ik het gezien, ik besef nu pas dat ik een vreemdeling ben, ook al is het mijn geboorteland.”

In 1979 verhuisde Haasse met haar man naar Frankrijk. Zij woonde tot 1990 in een klein dorpje, Saint-Witz, in de streek Val-d’Oise, niet ver van het stadje Senlis. De laatste jaren van haar leven woonde Hella Haasse te Amsterdam, waar zij na een kort ziekbed overleed op de leeftijd van 93 jaar.

Ronny De Schepper (op basis van Wikipedia)

(*) Dat “kraken” is wel volledig op rekening van Robinson te schrijven. Ondanks mijn opmerkingen vind ik het wel een goed boek. Vooral goed geschreven in een stijl die bijna tachtig jaar later nog steeds niet verouderd aandoet.

(**) Ik moet me vergissen, want Michael is niet terug te vinden in de rolverdeling op de IMDb. Wellicht verwar ik hem met Tom Van Bauwel. De hoofdrol (maar niet de titelrol uiteraard!) wordt natuurlijk gespeeld door Jeroen Krabbé.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.