Op 29 september 1969 speelde de Engelse rockband The Who voor de eerste keer in zijn geheel de rockopera Tommy voor publiek – nota bene in het Concertgebouw in Amsterdam. Hiervoor kreeg de band 20.000 gulden. De band speelde toen al geregeld nummers van dit album, maar had nog niet de complete rockopera ten gehore gebracht. Op diezelfde locatie hadden die jaren wel meer grootheden uit de popmuziek opgetreden, waaronder Frank Zappa en Pink Floyd. Van deze wereldpremière van Tommy bestaan bijna geen filmbeelden, alleen een fragment van Het Journaal, dat terug te vinden is op de pagina van historiek.net, waar ik ook onderstaande tekst heb ontleend.
Amsterdam had geluk dat juist daar Tommy werd gepresenteerd, want de verschijning van dit conceptalbum was een wereldwijde sensatie. ‘Voor het eerst is er een popgroep met een werkstuk op de voorgrond getreden, dat slechts met de klassieken te vergelijken is,’ zo oordeelde Het Algemeen Handelsblad. ‘Een hoogtepunt in de hedendaagse pop.’
Begin augustus bleek dat Cyriel van der Hemel contact had gelegd met de band om naar Nederland te komen. Van der Hemel, pas 22 jaar oud, had toen al naam gemaakt door de eerste optredens van Pink Floyd te verzorgen – overigens niet geheel naar de zin van de bandleden.
Dat de band nou net Amsterdam uitkoos voor de première was volgens bandleider Pete Townshend niet toevallig. “Omdat in Amsterdam de pop-scene meer dan ooit bloeit,” zei hij in De Telegraaf. “Ik ben van mening dat Amsterdam als kosmisch ontspanningscentrum Londen volkomen overvleugeld heeft.”
Maar waarom in het Concertgebouw en niet in Paradiso? Townshend: “De uitvoering in het Concertgebouw is een test voor de rest van het continent, waar Tommy vanaf april ’70 gaat draaien. We zijn van plan, een tournee langs alle operahuizen van Europa te maken, maar we willen eerst in Amsterdam ervaren of het geheel niet te pretentieus is. De kans bestaat, dat men vindt dat wij ons op een gebied begeven waar wij niets te maken hebben.”
Op 29 september 1969 vond dus deze historische gebeurtenis plaats, waarbij The Who overigens begon met oude hits voordat de rockopera werd gespeeld. Op beelden van Het Journaal kan men zien dat de zaal zich vulde met nieuwsgierige toeschouwers, die braaf het rookverbod negeerden. Het waren keurige toeschouwers, die de band geregeld een applausje gaven voor het optreden. Gelukkig maar, want volgens de kranten waren er 2200 mensen in de zaal terwijl er maar 1350 (erg dure) kaartjes waren verkocht.
Volgens Het Vrije Volk gaf The Who één van de beste popconcerten ooit in Nederland. De verslaggever van De Tijd had vooral gelet op hoe de bandleden zich gedroegen: ‘Intussen was de rolverdeling op het toneel wel duidelijk. Zanger Daltrey was de glamourboy in de groep: een mooi prinsje met een prachtige krullebol die zijn naakte bovenlijf gedeeltelijk bedekte met een soort leren vest, voorzien van lange, keurig in de maat meebewegende rafels. Townsend was duidelijk het brein en de baas: met vaste hand regeerde hij de groep, terwijl hij er met zijn witte werkkleding en donkere ceintuur als een loodgieter uitzag. Bassist Entwistle zei niets, bewoog niet, zag er uit als een oppassende kantoorbediende en maakte alleen muziek. Drummer Keith Moon was de clown van het gezelschap: springerig. bewegelijk, jonglerend met drumstokjes en al bij het binnenkomen met versterker en al van het podium afdonderend.’
Door die val had Moon overigens een bebloed hoofd, maar dat weerhield hem niet om meteen te beginnen met het optreden. Het Journaal heeft die val gefilmd, zodat de Nederlandse tv-kijkers dit eveneens hebben gezien. Ook veel kranten kozen ervoor om de foto van dit moment af te drukken. Voor de rest bestaat er echter geen filmbeeld van dit historische optreden, waarmee het Journaal de enige is, die dit heeft vastgelegd – al is het maar twee minuten. De radioweergave, verzorgd door de VPRO, is er nog wel in zijn geheel en ook die is te horen op de pagina van historiek.net.