Alhoewel hij zelf beweerde het eeuwige leven te bezitten, is het vandaag toch al 240 jaar geleden dat de zogenaamde “graaf van Saint-Germain” is overleden te Eckernförde, waarschijnlijk als gevolg van een longontsteking. Alhoewel hij bij leven en welzijn beweerde zilver in goud te kunnen veranderen en juwelen te kunnen smelten, liet hij vrijwel niets na (illustratie: Nicolas Thomas – http://www.sacredconnection.ndo.co.uk/holyland/images/StGermain.jpg).

Saint-Germain behoorde tot het soort ‘mystificateurs’, zoals er in de achttiende eeuw heel wat rondliepen. Met hun buitengewone verhalen slaagden ze er in zich te doen aanvaarden in adellijke middens, waar bij velen de goedgelovigheid het haalde op de kritische geest. Ander voorbeelden zijn Mesmer en Cagliostro, maar ook niemand minder dan Casanova behoorde hiertoe…

Saint-Germain bewoog zich binnen de hofkringen van het prerevolutionaire Frankrijk en beweerde dat hij 4000 jaar oud was. Hij had zelfs korte tijd toegang tot de privévertrekken van koning Lodewijk XV en Madame de Pompadour. Er werd zelfs beweerd dat hij met de dame een amoureuze verhouding had. Hij bezocht ook Marie Antoinette en haar hartsvriendin Madame d’Adhémar, die later beschreef dat hij hen had gewaarschuwd voor de komende revolutie en de naderende dood van de koning en koningin

Volgens de leer van de Verheven Meesters is zijn naam afkomstig van het Latijnse Sanctus Germanus (Heilige Broeder), de naam die hij zelf gekozen zou hebben bij zijn spirituele transformatie tot Verheven Meester. Hij is ook bekend onder een aantal andere namen, waaronder die van markies van Montferrat, comte Bellamarre of Aymar, chevalier Schöning, chevalier Weldon (Welldone), comte Soltikoff, graaf Tzarogy en prins Rákóczi.

De identiteit en achtergrond van Saint-Germain zijn gehuld in mysterie, wat heeft geleid tot speculaties over zijn afkomst en voorouders. Volgens prins Karel van Hessen-Kassel (1744-1836) beweerde Saint-Germain tegen het einde van zijn leven de zoon te zijn van Frans II Rákóczi, de prins van Transsylvanië, en diens eerste vrouw, een Tékéli. Prinses Charlotte Amalia van Hessen-Wanfried trouwde Frans II Rákóczi in 1694. Saint-Germain vertelde Karel van Hessen-Kassel dat hij achtentachtig jaar oud was toen hij in 1779 in Sleeswijk arriveerde. Dat maakt dat hij in 1691 zou zijn geboren, vóór zijn vaders huwelijk met (zijn tweede vrouw) Charlotte Amalia van Hessen-Wanfried. De stiefvader van zijn vader Frans II Rákóczi was Imre Thököly (Tékéli). Dan zou Frans II Rákóczi (1676-1735) op vijftienjarige leeftijd bij een Tékéli Saint-Germain hebben verwekt.

Volgens een andere theorie was Saint-Germain de buitenechtelijke zoon van Maria Anna van Palts-Neuburg, de weduwe van Karel II van Spanje, terwijl weer een andere theorie hem voorstelde als de zoon van de koning van Portugal. Niets belet te denken dat al die prestigieuze afstammingen op niets berustten en gewoon de uitvinding waren van een fantast, zo niet een oplichter, die zijn bescheiden afkomst met veel lef verstopte. Niets of zeer weinig is in zijn leven zeker en de meeste informatie gelijkt eerder op verzinsels. Zo zou Saint-Germain gestudeerd hebben aan de universiteit van Siena in Italië, mogelijk als de beschermeling van groothertog Gian Gastone de’ Medici.

De eerste keer dat hij werd gezien, was volgens baron de Gleichen in 1716 in Venetië. Hij zou van 1737 tot 1742 aan het hof van de sjah van Perzië hebben verbleven. In 1743 verscheen hij voor het eerst in Versailles. Andere beschreven verschijningen van de graaf vonden plaats in Londen in 1743 en in Edinburgh in 1745, waar hij onder huisarrest werd geplaatst op verdenking van spionage tijdens de Jacobitische opstanden. Hij werd vrijgelaten vanwege gebrek aan bewijs, en kreeg daarna de reputatie een groot violist te zijn – volgens sommige bronnen net zo virtuoos als Paganini. In deze tijd ontmoette hij Jean-Jacques Rousseau en verdween vervolgens van het toneel. Horace Walpole, die hem in 1745 voor het eerst in Londen had ontmoet, beschreef hem als volgt: ”Hij zingt, speelt prachtig viool, componeert, is gek en niet erg gevoelig”.

Vanaf 1749 stuurde de Franse koning Lodewijk XV Saint-Germain op diplomatieke missies, die echter zonder resultaat bleven. In 1755 reisde Saint-Germain voor de tweede maal naar India, waar hij juwelen zou hebben leren smelten. In 1758 verscheen hij weer in Versailles. Het bovenstaande portret van hem dateert uit deze tijd. Hij beweerde recepten te hebben voor kleurstoffen en kreeg van Lodewijk XV een onderkomen aangeboden in het kasteel van Chambord, waar hij een laboratorium inrichtte. Onder de groep volgelingen, die zich rond hem schaarde, bevonden zich baron de Gleichen en Johanna Elisabeth van Sleeswijk-Holstein-Gottorp, de moeder van Catharina de Grote van Rusland. Saint-Germain bracht veel tijd door met zowel de Franse koning als met Madame de Pompadour. Tijdens zijn verblijf in Parijs gaf de graaf veelvuldig diamanten, waarvan hij er veel leek te bezitten, als cadeau. De Italiaanse avonturier Giacomo Casanova schreef dat hij persoonlijk zag hoe Saint-Germain zilver in goud veranderde, maar voegde eraan toe dat hij een goocheltruc vermoedde.

Saint-Germain zinspeelde erop meerdere eeuwen oud te zijn. Een mimespeler die zichzelf Lord Gower noemde, begon Saint-Germains manier van doen te imiteren in de salons, waarbij hij de grap maakte dat Saint-Germain Jezus had geadviseerd en bijgestaan. Sommigen slikten dit als waarheid.

Na zijn dood kozen verscheidene occulte verenigingen Saint-Germain als een voorbeeld en schreven hem het eeuwige leven en goddelijke krachten toe. Verschillende personen, onder wie de theosoof Madame Blavatsky, verklaarden hem ontmoet te hebben, en sommigen beweerden zelf de graaf van Saint-Germain te zijn. Ook Aleister Crowley identificeerde zich met hem. 

Er waren diverse geruchten dat de graaf levend gezien was, zo b.v. in Parijs in 1785 tijdens de grote conventie van Franse vrijmetselaars. In de publicaties van Rozenkruiser Max Heindel wordt de graaf van Saint-Germain beschreven als een latere belichaming van Christian Rosenkreuz, de 13e-eeuwse mythische stichter van de Orde der Rozenkruisers. Volgens deze auteur was Rosenkreuz in een eerder leven Lazarus geweest, later een personage uit het Nieuwe Testament (dit spreekt het idee tegen dat hij Jozef van Nazareth was, aangezien zij tegelijkertijd leefden) en in een nog eerder bestaan Hiram Abiff, de Zoon van de Weduwe uit de Vrijmetselarij.

Theosoof Charles Leadbeater beweerde hem te hebben ontmoet in Rome in 1926, en zei dat hij hem een mantel had laten zien die ooit eigendom was geweest van een Romeinse keizer, en hem vertelde dat een van zijn woonplaatsen een kasteel in Transsylvanië was. Theosoof Guy Ballard, stichter van de I AM-beweging, beweerde dat hij een hogepriester was geweest op Atlantis, gesitueerd waar nu het eiland Cuba ligt, 13.000 jaar geleden. Zelf beweerde hij dat hij de graaf had ontmoet op de vulkaan Shasta in Californië en dat hij hem in contact had gebracht met bezoekers van de planeet Venus. Op 28 januari 1972 verklaarde een ex-gevangene en minnaar van zangeres DalidaRichard Chanfray, op de Franse televisie dat hij de graaf van Saint-Germain was.

Verschillende boeken over handlijnkunde en astrologie zijn onder de naam Saint-Germain gepubliceerd, maar het is onduidelijk of onwaarschijnlijk dat hij deze daadwerkelijk heeft geschreven. Een van de boeken die door hem zouden zijn geschreven is de La Très Sainte Trinosophie die in handschrift wordt bewaard in de bibliotheek van Troyes. Sommige esoterische groepen schrijven hem toe de Amerikaanse Founding Fathers te hebben geïnspireerd tot het opstellen van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring en de grondwet van de Verenigde Staten. In Umberto Eco’s satirische roman over samenzweringstheorieën, De slinger van Foucault speelt Saint-Germain de rol van tegenstander. Saint-Germain komt ook voor in het korte verhaal Schoppenvrouw van Aleksandr Poesjkin.

Ronny De Schepper (op basis van Wikipedia)

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.