Op 1 december 2023 zal het honderd jaar geleden zijn dat Virginie Loveling overleed. Om de honderdste verjaardag van Lovelings sterfdatum niet onopgemerkt voorbij te laten gaan, organiseert de KANTL op initiatief van Annelies Verbeke, Anne Marie Musschoot en Piet Couttenier op zaterdag 2 december een Loveling-colloquium in het Academiegebouw.
In de voormiddag zullen vijf academische sprekers tijdens een wetenschappelijk luik het belang van Loveling in context plaatsen:
Piet Couttenier – ‘Wat we weten over Virginie. Stand van zaken in de Loveling-studie’
We vragen ons af waar we staan met onze kennis over Virginie Loveling. Wat is bereikt en welke accenten zijn er in de ernstige studie van de auteur en haar oeuvre gelegd? Daarbij komen in grote lijnen aan bod: de editie, de biografie, de literair- en cultuurhistorische situering, de receptie en enkele dominante thema’s. Ten slotte stippen we invalshoeken aan die wellicht in de toekomst aandacht verdienen.
Ludo Stynen – ‘Mannen onder elkaar. Het selectieve engagement van Virginie Loveling’
Virginie Loveling was een zelfbewuste vrouw met uitgesproken meningen. In haar creatief werk, egodocumenten en persoonlijk leven was zij democratisch, sociaal bewogen, bewust van de condition féminine, Vlaamsgezind, overtuigd vrijzinnig en liberaal. In het ene geval was ze al wat strijdvaardiger dan in het andere.
Elisabeth Leijnse – ‘Adoptie in het fin de siècle. Madeleine (1897) als proeve van biologisch naturalisme’
Zij vergelijkt de roman Madeleine van Virginie Loveling over een catastrofale adoptie met een roman uit hetzelfde jaar waarin adoptie eveneens een belangrijke rol speelt: Hilda van Suylenburg van Cécile de Jong van Beek en Donk. De behandeling van het adoptiethema is een graadmeter voor de positionering van de auteurs tegenover het naturalisme.
Lars Bernaerts – ‘De boekdelen van het lichaam. Over psychologie en fysiologie in romans van Virginie Loveling’
Waarin schuilen de psychologische analyse of de verdiepende uitwerking van karakters waar Virginie Loveling bekend om staat? Het ligt voor de hand ze te zoeken in expliciete uitspraken van vertellers of personages, en uiteraard ontspruiten ze ook aan de verteltechniek. In deze bijdrage is de vraag in hoeverre Loveling als romancier ook het lichaam betrekt in de psychologische analyse. In hoeverre sluiten haar romans aan bij een 19de-eeuws denken over fysiologie en fysiognomie of bij de opkomende ideeën over het lichaam als verklikker van onbewuste ideeën? Aan de hand van Barbara Kortes Body Language in Literature (1997) en Guillemette Bolens’ Le Style des gestes (2008) kijken we nader naar de spreekwoordelijke boekdelen die het lichaam spreekt in Een dure eed (1892) en De twistappel (1904).
Maaike Meijer – ‘”Ter dood!” De uniciteit van Lovelings Een revolverschot‘
De roman Een revolverschot van Virginie Loveling kan nog altijd genoten worden als een indrukwekkende psychologische thriller, een feministische studie van de sekseverhoudingen en een intrigerende loot aan de stam van het naturalisme. Dat twee vrouwen gezamenlijk een man vermoorden lijkt een unicum in de toenmalige literatuur. Moord op een vrouw door een man (Dostojevski, Emants) is een veel gangbaarder literair thema, dat dan aanleiding geeft tot diepgravende beschrijvingen van de gekwelde gemoedsbewegingen van malende mannen. In deze bijdrage onderzoekt Maaike eerst hoe Loveling zich met haar Revolverschot verhoudt tot bovengenoemde ‘peers’. Pas zeventig jaar later wordt de door vrouwen gepleegde moord op een man een bekend thema in feministische films als De stilte rond Christine M. en Thelma en Louise. Een vraag zal daarbij zijn wat een vergelijking tussen Een revolverschot en die latere films oplevert.
Na de middag zullen vijf hedendaagse auteurs Lovelings veelzijdige werk bespreken en er ook uit voorlezen:
‘Kitsch of camp: de poëzie van de gezusters Loveling.’ Zestig jaar geleden was ‘Het geschenk’ van Rosalie Loveling het allereerste gedicht dat Peter Theunynck hoorde. Het ritme, het rijm, de muziek en de dramatiek – hij vond het mateloos mooi. Blijft de poëzie van de gezusters Loveling vandaag nog overeind?
‘Hartenwoeling. Lovelings “zielentastvermogen” in Erfelijk belast‘ – Leen Huet zal het hebben over Lovelings empathie en psychologisch doorzicht in Erfelijk belast (1906) en over haar genadeloze pessimisme in die roman. Hoe kan dat een hedendaagse lezer beroeren?
‘Een revolverschot. Het verhaal achter ‘de zotheid”‘ – Wie is niet gewend aan de opvoering van ‘aan waanzin’ ten prooi gevallen vrouwen in film, beeldende kunst en literatuur, vol ‘hysterie’ en grilligheid? Manon Uphoff toont hoe Virginie Loveling ‘de zottin’ op geheel eigen wijze behandelt.
‘Lovelings meesterschap op de korte baan’ – Annelies Verbeke houdt van verhalenbundels, en dat gold ook voor de gezusters Loveling. Virginie Loveling bleef doorheen haar lange carrière naast romans ook ‘novellen’ schrijven. Verbeke las ze geboeid en deelt haar bevindingen.
‘Iets knellends aan ’t hart.’ – Oude liefde roest niet, maar wanneer je iemand pijnlijk veronachtzaamt, zijn excuses op hun plaats. Met woorden van spijt, maar ook van bewondering, richt Bert Van Raemdonck zich in zijn bijdrage rechtstreeks tot Virginie Loveling.
Praktisch
Waar? KANTL – Koningstraat 18, 9000 Gent
Wanneer? zaterdag 2 december vanaf 9.00 uur
Inschrijven is gratis. Gelieve u aan te melden via een formulier dat u kunt aanvragen via secretariaat@kantl.be.
Virginie Loveling is geboren en getogen in het Oost-Vlaamse Nevele. Haar ouders waren Marie Comparé en de uit Papenburg (Nedersaksen) afkomstige Herman Anton Loveling, die zelfmoord pleegde in 1846, toen Virginie tien jaar oud was. Door haar vader had ze de Duitse nationaliteit, die ze in 1879, na de dood van haar moeder, verruilde voor de Belgische.
Ze debuteerde, samen met haar twee jaar oudere zuster Rosalie, met realistische, observerende gedichten, die een sentimentele ondertoon hadden. Na Rosalies vroegtijdige overlijden in 1875 schreef ze in hoofdzaak novellen en romans in een vrij sobere en realistische stijl.
De scherpe politieke tegenstellingen van haar tijd inspireerden haar tot twee antikatholieke werken (“In onze Vlaamsche gewesten. Politieke schetsen”, 1877 en “Sophie”, 1884), waarin ze ten aanval trok tegen de geestelijkheid, die volgens haar een te grote invloed had op het platteland. Zo beschrijft “Sophie” de schoolstrijd op het Vlaamse platteland.
Daarna trad een periode van evenwicht en rijpheid in, waarin ze nog talrijke novellen, kinderboeken, essays (onder andere over folklore) maar vooral romans heeft geschreven, die zich meestal op het platteland in Oost-Vlaanderen afspelen. “Een revolverschot” (1911) heeft de noodlottige liefde van twee zusters voor dezelfde man als thema en wordt als een van haar beste romans beschouwd.
Samen met haar neef Cyriel Buysse schreef ze “Levensleer” (1911), een humoristische roman over de verfranste Gentse bourgeoisie, later bewerkt tot een toneelstuk. Prof.Musschoot heeft hierover een andere bijdrage geschreven voor de Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap. De aanleiding was dat het manuscript hiervan kort daarvóór werd overgedragen aan het Genootschap en nu is men dus in staat om op basis van het handschrift ieders bijdrage te identificeren. Een erg technische bijdrage waarop ik normaal gesproken niet de aandacht zou vestigen, ware het niet dat de roman oorspronkelijk onder een pseudoniem is verschenen, namelijk Louis Bonheyden, en in haar inleiding heeft prof.Musschoot het dan ook over het gebruik van mannelijke pseudoniemen door vrouwelijke auteurs, een problematiek die ook mij interesseert. En wat lees ik hier dan (p.158)? Prof.Musschoot citeert “Het veld der verbeelding. Vrijzinnige vrouwen in Vlaamse literaire en algemeen-culturele tijdschriften” van Liselotte Vandenbussche (Gent, KANTL, 2008) en voegt daaraan toe: “Ook uit andere studies blijkt dat de keuze voor een mannelijk pseudoniem in de 19de eeuw ongewoon was. De meeste schrijfsters beklemtoonden juist hun vrouwelijkheid en kozen voor een neutraal of duidelijk vrouwelijk pseudoniem, of publiceerden onder initialen of een voornaam, waarmee ze probeerden zo weinig mogelijk op te vallen. Bescheidenheid en zelfverkleining was hierbij een evidente opstelling.” (black van mij)
Virginie was nochtans een zeer ontwikkelde, geëmancipeerde vrouw. Haar romans “Een dure Eed” (1891, bekroond met de Vijfjaarlijkse prijs voor de Nederlandse letterkunde) en “De twistappel” (1904) gelden als haar hoofdwerken. Ze beheerste ook meerdere talen (onder andere Duits, Frans, Italiaans) en heeft enkele grote reizen gemaakt. Zo vergezelde ze in het najaar 1886 het echtpaar De Deurwaerder-Fobe op een reis naar het Zuiden. Ze verbleven een paar maanden in Nice en reisden dan naar Italië. Virginie was innig bevriend met Adèle Fobe en erfde een gouden armband, bezet met diamanten, en een grote som van haar. Met dit geld kon ze zich in 1899 een maandenlange reis naar Australië veroorloven.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog hield ze een dagboek bij, dat in 1999 voor het eerst verscheen in een integrale editie (zie bovenstaande foto van Canvas). Virginie Loveling overleed in 1923. Ze werd begraven op de Westerbegraafplaats in Gent. (Wikipedia)