Fons Mariën las De Arabische veroveringen van Justin Marozzi…
In mijn lectuur over de islam van de voorbije jaren was me opgevallen dat auteurs vaak zeer veralgemenend of ontwijkend doen als ze het hebben over de verspreiding van de islam in de eerste eeuwen na Mohammeds dood. Het gewelddadige karakter van die verspreiding door veroveringen wordt in dit boek niet onder de mat geveegd of met de mantel der liefde (en eufemismen) bedekt. Dit boek van de historicus Justin Marozzi handelt expliciet over die veroveringen in de zevende en achtste eeuw, meer bepaald de periode die samenvalt met de eerste kaliefen en de Omajjadische dynastie.
De auteur, Justin Marozzi, is historicus en reisjournalist. Hij studeerde onder meer in Cambridge en in de Verenigde Staten. Hij woont en werkt al heel lang in de Arabische wereld. Met de vertaling van zijn Engelstalige boek uit 2021 verschijnt nu voor het eerst een boek van hem in het Nederlandstalige gebied. Het loont zeer de moeite hiermee kennis te maken.
Van groot belang en blijk gevend van eerlijkheid is het feit dat de auteur zijn verhaal begint bij het leven van Mohammed zelf (ca. 570-632). Mohammed was immers niet alleen een profeet maar hij was ook een politiek en militair leider. “Hoewel het merendeel van de verspreiding van de islam plaatsvond door Arabische krijgers na de dood van Mohammed, werd hierbij het onmiskenbare krijgshaftige voorbeeld gevolgd dat hij bij leven had gesteld” (p. 29). Mohammed vocht met zijn volgelingen vanuit Jahtrib (Medina, waarnaar hij gevlucht was) tegen de Qoeraisj uit Mekka, waaruit hij zelf stamde. In 627 (van onze tijdrekening) behaalde hij een belangrijke overwinning op een troepenmacht uit Mekka (de slag bij de gracht). Mohammed zou enkele jaren later zegevieren over Mekka en nog tijdens zijn leven een deel van het Arabische schiereiland onder zijn leiding verenigen.
“Preken om nieuwe zieltjes te winnen, zoals geïllustreerd door Jezus, was allemaal leuk en aardig, maar militaire veroveringen waren een veel aantrekkelijker – en potentieel uiterst lucratieve – optie. Verovering was vanaf het prille begin de levensader van de islam, of dit nu op vreedzame wijze gebeurde door middel van geestelijke onderwerping of met geweld werd afgedwongen door het scherp van een zwaard van de Profeet en zijn volgelingen” (p. 41-42). Mohammed stelde dus het voorbeeld: veroveren, met militaire middelen onder zijn gezag brengen, slaven maken, de buit verdelen. We zien in de eerste decennia na Mohammeds overlijden dit patroon terugkeren in de verovering van Byzantijnse grondgebieden (zoals Damascus, Jeruzalem, Egypte, het huidige Tunesië) enerzijds en anderzijds in oostelijke richting gebieden van de Sassanieden (Perzen). Dat die verovering van heel grote gebieden in een relatief korte tijdspanne mogelijk was, is deels te verklaren door de uitputtende strijd die Byzantijnen en Perzen de vorige decennia met elkaar hadden geleverd. Daardoor waren die rijken verzwakt en konden ze niet meer op tegen de jihad van zeer overtuigde Arabische troepen.
Van belang is ook dat sommige steden veroverd werden zonder dat ze vernietigd werden door militair ingrijpen. Steden als Damascus of Jeruzalem zijn hier een voorbeeld van. De inwoners werden gespaard. Dat gebeurde middels een overeenkomst met de belegeraars: er was dus steeds de dreiging van geweld en bloedvergieten. In een van de bijlagen van dit boek wordt de tekst van “Het verdrag van Omar” opgenomen. “Dergelijke regelingen, vastgelegd in verdragen geschreven in het Arabisch, lijken eind 637 te zijn ontstaan onder de nieuwe kalief Omar tijdens de verovering van Syrië en Palestina, hoewel geleerden van mening verschillen over de datering en de authenticiteit van een dergelijk verdrag” (p. 226). De onderworpenen werden hierdoor dhimmi’s : ze mochten hun geloof behouden maar werden tegelijk onderworpen aan een hele beperkingen en bepalingen. Een van de belangrijkste elementen hierin is de plicht tot het betalen van de djizja-belasting. In feite – zoals ik eerder al begrepen heb uit het verhaal van Al-Andalus – waren deze dhimmi’s tweederangsburgers.
Het verhaal dat Justin Marozzi hier brengt bevat evengoed de onderlinge twisten van de moslims, niet in minst de fitna of strijd tussen twee partijen (soennieten en sjiieten). Zijn verhaal eindigt met de val van de Omajjadische dynastie (met Damascus als centrum) en de machtsverovering door de Abbassiden (die hun hoofdstad in Bagdad vestigden). Die machtswissel gaat eveneens met veel geweld en bloedvergieten gepaard, hier tussen twee strijdende moslimgroepen.
Deze uitgave is niet alleen heel leerrijk, de tekst wordt ook begeleid door heel veel en mooie illustraties, zowel van oude prenten als van hedendaagse foto’s van gebouwen en landschappen. Zoals gezegd; dit boek loont zeer de moeite.
Fons Mariën