Vandaag is het dertig jaar geleden dat de Amerikaanse jazz-trompettist Chet Baker letterlijk uit het leven is gestapt. Bewust of per ongeluk, is niet helemaal duidelijk, wat wel duidelijk is dat is dat er drugs in het spel waren.
Chet wordt geboren als Chesney Henry Baker op 23 december 1929 in Yale, Oklahoma. Vader Baker is gitarist in een country & westernbandje dat elke avond op de plaatselijke radio een programma opluistert. Als de familie in 1940 naar Glendale, Californië verhuist en vader werk vindt bij de firma Lockheed, komt een abrupt einde aan deze muzikale activiteiten en blijven de snaren van zijn gitaar verder onaangeroerd.
Chet wordt door zijn ouders aangepord om zijn muzikale capaciteiten, die frappant aanwezig zijn, verder te ontwikkelen. Ze maken hem lid van het plaatselijke kerkkoor en laten hem deelnemen aan tal van amateurwedstrijden.
Op zijn twaalfde verjaardag krijgt hij een trombone cadeau, maar de jongen is veel te klein om er wat mee te kunnen aanvangen. Zijn armen zijn te kort om met de schuif overweg te kunnen en het instrument belandt dan ook in de vergeethoek.
Pa en ma Baker laten hun aspiraties echter niet zo gauw varen en geven hem een jaar later een trompet. Dit blijkt een betere keuze te zijn. De familie heeft de gewoonte elke dag één uur naar populaire muziek op de radio te luisteren. Gezeten op een kruk vlakbij het toestel is Chet een aandachtig toehoorder. Eens het uur voorbij laat hij de muziek een tijdje in hem nazinderen om ze dan op zijn trompet te interpreteren. Hij leert de liedjes door ze te onthouden.
Op een dag krijgt hij het aan de stok met een jongen uit de buurt die hem een steen in het gezicht werpt. Hij verliest er de linkervoortand van zijn bovengebit door. Dit is voor een trompettist niet minder dan een kleine ramp en het vraagt een serieuze technische aanpassing om te kunnen blijven spelen. Het gevolg is dat hij minder hard kan blazen en beperkt blijft bij het spelen van de hoge noten.
Om te ontsnappen aan de verstikkende aandacht van zijn moeder gaat hij als 16-jarige bij het leger en wordt ingelijfd in een legerorkest in Duitsland. Zijn interesse voor jazz, in het bijzonder voor Dizzy Gillespie, komt daar aan de oppervlakte. Als hij afzwaait keert hij terug naar Californië en loopt zoveel mogelijk jamsessions af.
Als hij in 1950 voor het eerst huwt en er al snel een echtelijk conflict ontstaat, ontloopt hij voor de tweede maal zijn problemen door bij het leger te gaan. Eind 1951 wordt hij overgeplaatst naar een fort in het midden van de woestijn van Arizona. Chet kan er niet aarden en trekt zich alles zo erg aan dat hij moet worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis en ontslagen wordt uit het leger.
Hij trekt naar Los Angeles waar hij aan de kost komt als freelancer en de kans krijgt de plaat “Come back to Sorrento” op te nemen. De opbrengst stelt hem in de gelegenheid met een eigen groepje rond te trekken.
Een kennis stuurt hem op een dag een telegram met het bericht dat de beroemde saxofonist Charlie Parker een auditie houdt met de bedoeling een nieuwe trompettist te engageren. Chet gaat er op af en als Parker hem een aantal nummers heeft horen spelen maakt hij prompt een einde aan de auditie. Hij heeft zijn nieuwe trompettist gevonden. Achteraf zegt Parker aan iedereen: “There’s a little white cat on the west coast who’s gonna eat you up.”
Enige tijd later ontmoet Baker Gerry Mulligan. Aan de optredens met Parker is ondertussen een voortijdig eind gekomen. Chet en Gerry kunnen het aanvankelijk goed met elkaar vinden en voelen elkaar vooral muzikaal uitstekend aan. Ze richten een band op en treden avond na avond op in dezelfde club. Volgens Mulligan is Baker één van de beste intuïtieve musici die hij ooit gekend heeft. Chet speelt volledig op zijn gehoor en weet zelfs niet in welke toonsoort de stukken staan. Soms gebeurt het dat hij midden in een solo een volstrekt foute noot blaast. Dan gaat hij meteen over naar een goede noot en maakt het zo af dat het prachtig klinkt. Precies alsof hij het zo bedoeld heeft. De tenorsaxofonist Teddy Edwards zegt: “Die blanke musici spelen verlegen en timide. De enige persoonlijkheid onder hen is Chet Baker. Hij is uniek (…) Hij heeft altijd dat prachtige geluid. Zijn spel bevalt me veel meer dan dat van die andere zogenaamde West Coastmuzikanten.”
Baker en Mulligan kunnen het dan wel muzikaal met elkaar vinden, hun persoonlijkheden blijken niet bepaald compatibel te zijn. Mulligan is diep religieus, gedisciplineerd en erg strikt. Chet daarentegen is een verwend kereltje dat geen verantwoordelijkheid wil dragen. Als Gerry wordt opgepakt voor drugsgebruik, gaat Baker samenwerken met de pianist Russ Freeman.
Stilaan begint Chet ook in meer nummers te zingen. Velen hebben geen goed woord over voor zijn zangkwaliteiten. Anderen zijn als het ware verslaafd aan zijn hoge, directe stem. Herbie Hancock zegt: “Hij zingt romantische ballades met een zachte, omfloerste stem. Veel mensen zullen het er mee eens zijn dat hij een belangrijke rol speelde in hun liefdesleven.“
Na een tijdje wordt Freeman, die de samenwerking met Chet niet meer ziet zitten, vervangen door Dick Twardzik, een notoir druggebruiker. Ook Baker is ondertussen een fervent gebruiker van chemicaliën geworden. Volgens hem zijn er voldoende oorzaken die tot zijn verslaving geleid hebben. Zijn tweede huwelijk dat één grote vergissing blijkt te zijn en het feit dat zijn populariteit in de VS sterk afneemt zijn voor hem de belangrijkste redenen. Feit is in ieder geval dat hij zich steeds vreemder begint te gedragen.
In september 1955 trekt hij op tournee door Europa. Hij vindt er het respect dat hem in Amerika niet gegeven wordt, een minder jachtig leven en… drugs. De tournee is zo’n succes dat Barclay hen een contract aanbiedt om zeven langspeelplaten op te nemen. Uiteindelijk worden het er slechts drie. Dick Twardzik overlijdt namelijk aan een overdosis en het ene groepslid na het andere keert terug naar Amerika omdat ze overhoop liggen met Baker. Eén daarvan is de Argentijnse pianist Lalo Schifrin, die zich verveelde aan het Parijse conservatorium en in de Club Saint-Germain-des-Près Baker tegen het lijf was gelopen. Na zijn breuk met Baker richtte Schifrin zijn eigen big band op (met o.m. saxofonist Gato Barbieri), terwijl hij een beetje trachtte bij te verdienen met muziek voor film en televisie te schrijven. In 1958 krijgt hij een oscar voor “El Jefe” en meteen is hij vertrokken voor een ellenlange lijst: “Mannix”, “Mission impossible”, “Bullitt”, “The Cincinatti Kid”, “Félins”, “Cold hand Luke”, “The Fox”, enz.
Ondertussen heeft Chet last van een hardnekkige mondziekte die hem het musiceren fel bemoeilijkt. Hij houdt er dan ook ernstig rekening mee dat hij het trompet spelen zal moeten opgeven.
Van 1956 tot 1959 werkt hij terug in de VS. Maar het is duidelijk dan zijn grote dagen voorbij zijn en de neergang begonnen is. Zijn drugprobleem bezorgt hem daarenboven steeds meer moeilijkheden. Als hij een derde keer wordt opgepakt en hem een zware straf boven het hoofd hangt, vertrekt hij zo snel mogelijk terug naar Europa. Eerst naar Frankrijk en dan Italië, waar hij met open armen ontvangen wordt.
Het enthousiasme is van korte duur. Verscheidene keren wordt hij opgepakt wegens drugsbezit of -smokkel, en voor het gerecht gebracht. Eén keer moet hij een soort slaapkuur volgen. Hij is de ene gevangenis nog niet uit of hij zit alweer in de volgende. Toch slaagt hij er af en toe nog in op te treden in een aantal clubs.
Van zijn aanwezigheid in Europa maakt Chet gebruik om zijn vriendschapsbanden met de Belgische saxofonist Jacques Peltzer aan te halen. Peltzers huis in Luik blijft zijn leven lang een toevluchtsoord voor Baker. Ook Chets familie wordt er liefdevol opgenomen als Chet weer eens een keer in de gevangenis zit. Een bijkomende reden waarom Chet graag Peltzer bezoekt is het feit dat die hem gemakkelijk chemicaliën kan bezorgen. Jacques is namelijk én muzikant én apotheker.
Met een nieuwe vriendin doolt Chet zowat in heel Europa rond tot hij na een zoveelste veroordeling gedeporteerd wordt naar Amerika. Op een nacht in 1968 wordt hij in elkaar geslagen door een aantal zware jongens die op hem zijn afgestuurd door zijn drugrelaties in verband met een onbetaalde rekening. Hierbij verliest hij ook zijn rechtervoortand van zijn bovengebit en ziet hij zich verplicht een kunstgebit aan te schaffen. Het gevolg is dat hij geen noot muziek meer uit zijn trompet krijgt. Gedurende twee jaar trekt hij zich terug.
In 1973 voelt Chet zich sterk genoeg om aan een come back te beginnen. Door toedoen van Dizzy Gillespie kan hij een aantal weken optreden in de “Half Note” in New York. Als de mensen in de buurt er achter komen dat hij wegens druggebruik in de gevangenis gezeten heeft, maken ze hem het leven onmogelijk. Daarom verhuist hij met zijn gezin naar Long Island waar ze eveneens worden weggepest.
Vanaf 1975 zal Baker vooral in Europa verblijven. Hij takelt lichamelijk steeds meer af. De heroïne vermindert zijn eetlust en hij vermagert zienderogen. Op 12 mei 1988 koopt hij in Amsterdam heroïne en cocaïne en injecteert er zich mee in een hotelkamer. Waarschijnlijk is hij in een poging wat frisse lucht binnen te laten door het openstaande raam gevallen. Sommigen zeggen: geduwd. Hiermee komt een eind aan een leven vol muziek en tragische momenten. Een moeizaam bestaan als rebelse intellectueel.
Jozef Raffo