Zonder het parlement te raadplegen, dat er waarschijnlijk tegen zou zijn geweest, verkoopt de Franse regering 220 jaar geleden Louisiana aan de Verenigde Staten voor een bedrag van 15 miljoen dollar – ‘een koopje’, aldus Frans buitenlandminister Talleyrand.
Mijn fascinatie voor films die zich in de Louisiana swamps afspelen gaat terug op “Southern Comfort”, een film van Walter Hill uit 1981 met Keith Carradine, Powers Boothe en Franklyn Seales. Negen leden van de Nationale Garde, hoofdzakelijk plaatselijke kinkels aangevuld met een bankierszoontje, een chemisch ingenieur uit Texas en een zwarte, halen zich tijdens een oefening in de uitgestrekte moerassen in het zuiden van de staat Louisiana de wraakzucht van de Cajun-Indianen op de hals. Hun leider, een beroepssergeant, wordt als eerste gedood, waarna ze via berenklemmen, valkuilen, hinderlagen en geweerkogels één voor één het leven laten. Bijzonder knap gefilmde, hallucinante Vietnam-allegorie van Walter Hill waarin de Nationale Garde verloren loopt in de grijsgroene moerassen van Louisiana en opgejaagd wordt door de Cajuns. Intens, spannend en claustrofobisch : de toeschouwer zit samen met de karakters in een val.
Daarna volgde “The Big Easy” van Jim McBride uit 1987. Dennis Quaid en Ellen Barkin beleven erin een broeierige liefdesgeschiedenis, terwijl Quaid “en passant” ook nog enkele moordzaken oplost.
In “Scorchers” (1991) is Faye Dunaway een zelfbewuste erotische vrouw “van middelbare leeftijd”. Dit verfilmd toneelstuk (zowel geschreven als verfilmd door de Brit David Beaird) speelt zich eveneens af in het broeierige Louisiana met zijn Franse cajunmuziek en zijn “crawfish” uit de bayous “where the alligators growl so mean”. De gedroomde locatie voor een zwoel, heet drama à la Tennessee Williams. De film is een beetje te veel toneel om een echte aanrader te zijn, maar terwijl de jonge Emily Lloyd en Jennifer Tilly elk op hun manier met hun seksualiteit overhoop liggen, staat daartegenover de ongenaakbare Faye Dunaway, die het allemaal wel al weet en ook in de praktijk brengt.
Want “ongenaakbaar” is Thais (zo heet ze in de film) enkel in de emotionele betekenis van het woord, voor geld is ze des te meer “genaakbaar”. Ze is immers een hoer en één die fier is het te zijn. Niet de hoer met het gouden hart, niet de hoer tegen wil en dank, nee één uit bewuste keuze. Ze is misschien niet onverdeeld gelukkig, maar wie is dat wel? Zeker niet Howler, de geflipte (of geflopte?) acteur die aan de drank is, gespeeld door Denholm Elliott. En uiteraard ook niet de twee jonge hondjes die nog maar aan seks aan het snuffelen zijn. Nee, Thais is “een vrouw als alle andere”, zoals een ander, deze keer een Vlààms toneelstuk over dat beroep heet, maar dan wel een vrouw die weet waar de klepel hangt…
Bijna twintig jaar later is Faye Dunaway opnieuw te zien in de rol van een sterke, onafhankelijke vrouw uit de bayous in “Midnight Bayou” van Ralph Hemecker uit 2009. Hier gaat ze helaas mee ten onder in de meligheid van regisseur Hemecker en het stuntelige spel van de rest van de acteurs. Alhoewel het zoveelste spookverhaal-annex-reïncarnatie (roman van Nora Roberts) aan de basis ligt van deze mislukking had men dit volgens mij toch kunnen vermijden mits een subtieler spel en minder opvallende hints “voor de VTM-kijkers” zoals ik dan gewoonlijk stel, al zag ik deze film op Vijf, waar men echter voor het kijkerspubliek ongetwijfeld in dezelfde vijver vist. Lauren Stamile heeft als het vrouwelijke hoofdpersonage Lena Simone nog een tikkeltje mysterie rond zich hangen (zij het dan wellicht enkel dankzij de makeup-afdeling), maar haar tegenspeler Jerry O’Connell is als de “nuchtere” Noorderling Declan Fitzpatrick een totale afgang. Waar zijn Johan Heldenbergh, Koen De Graeve of Stefaan Degand als je ze nodig hebt?
“The man in the moon” van Robert Mulligan, uit 1991, speelt zich dan weer af in een kleine stad in Louisiana op het einde van de jaren vijftig. Voor de veertienjarige Dani (Reese Witherspoon) staat de vakantie voor de deur. Het wordt meteen haar “sexual awakening”.
De vroegere rechercheur Dave Robicheaux (Alec Baldwin) probeert met zijn vrouw Annie (Kelly Lynch) dan weer een rustiger leven te gaan leiden in de swamps ten noorden van New Orleans, en dat in de film “Heaven’s prisoners” van Phil Joanou uit 1996. Als hij echter getuige is van een aanslag op een vliegtuig, wordt hij opnieuw met zijn verleden geconfronteerd. Het ziet er namelijk naar uit dat een oude “kennis” van hem, Bubba Rocque (Eric Roberts) achter de aanslag zit. Die is op dat moment getrouwd met een zekere Claudette, gespeeld door Teri Hatcher, waarover ik helaas (om de plot niet weg te geven) niets méér kan vertellen dan dat ze een geweldige entrée maakt in de film (“in hare pure” namelijk). Ondanks het feit dat een aantal gebeurtenissen zich dus in de swamps afspelen, maken ze geen essentieel onderdeel uit van het plot. Dat is wél het geval met een aantal typisch Louisiaanse drankhuizen, waar prachtige blues te beluisteren valt (“The thrill is gone” o.a.), maar géén cajun. Waarom de film de titel “Heaven’s prisoners” meekreeg, is me niet helemaal duidelijk (that cabin in the swamps can hardly be called “heaven”). Wel wordt er in het begin van de film tegen het Spaanstalige meisje dat ze bij de aanslag hebben kunnen redden gezegd dat haar moeder nu “in cielo” is. Wanneer later ook de vrouw van Robicheaux (en dus de stiefmoeder van het meisje) wordt vermoord, stelt ze dezelfde vraag. Er komt deze keer geen antwoord, maar het ligt voor de hand om in te vullen: ze is bij je moeder “in cielo”. Maar of dit daarom de overblijvende personages tot “heaven’s prisoners” maakt, weet ik niet.
“Heaven’s prisoners” is gebaseerd op een boek van James Lee Burke, wiens “Jolie Blon’s Bounce” (eveneens met detective Robicheaux) zich wél bij de cajuns afspeelt. Helaas is dit boek nog niet verfilmd, twee andere wel, “Two for Texas” in 1998 door Rod Hardy (*) en “In the Electric Mist” in 2009 door Bertrand Tavernier. Hierin speelt Tommy Lee Jones de rol van Robicheaux. Zijn vrouw is Mary Steenburgen (het is wel vreemd haar op een bepaald moment droogweg te horen zeggen: “Will you come to bed? I feel horny.”) Bij het gamma geperverteerden die in aanmerking komen om de rol van de slechte op zich te nemen, komen we o.a. John Goodman tegen, maar ook Ned Beatty en Bernard Hocke. Ik geef ze maar alle drie opdat je zelf het spelletje “wie van de drie?” zal kunnen spelen. Opvallend, maar helaas in de negatieve zin, is Buddy Guy als bluesman Hogman. Wellicht heeft Tavernier één van zijn idolen een rol gegeven die praktisch overeenkomt met “zichzelf spelen”, maar ook dat “zichzelf spelen” is voor sommige mensen blijkbaar een probleem. Zijn collega Levon Helm van The Band daarentegen is wel uitstekend als generaal John Bell Hood, die met Robicheaux ellenlange conversaties houdt over de zin van het leven en de dunne lijn tussen goed en kwaad.
In “The Skeleton Key” (Iain Softley, 2005) gaat thuisverpleegster Caroline Ellis (Kate Hudson) in op een jobaanbieding om een vrouw (Violet Devereaux, gespeeld door Gena Rowlands) te helpen bij de zorg van haar man (Ben Devereaux, gespeeld door John Hurt), die een beroerte heeft gehad. Ze ontvangt een loper (a skeleton key) om alle kamers van het negentiende-eeuwse herenhuis te kunnen betreden, maar in één kamer kan ze ondanks de sleutel niet binnen. Samen met de jonge notaris Luke (Peter Sarsgaard) ontdekt ze later dat dit de kamer van de zwarte bedienden Justify en Cecile was, die in het begin van de twintigste eeuw werden gelyncht omdat ze de kinderen van het huis in “hoodoo” (een plaatselijke variant van “voodoo”) wilden inwijden. In werkelijkheid hadden ze (de bedienden dus) echter vlak voor hun dood bezit genomen van de lichamen van de kinderen. Op die manier trachten zij het eeuwige leven te behouden. Op het einde is het dan ook een verrassing wie eigenlijk wie is in deze beklemmende film.
In 1987 was er al “Angel Heart” van Alan Parker met o.a. Mickey Rourke, Robert De Niro, Charlotte Rampling, Lisa Bonet, Brownie McGhee en Lillian Boutté, die volgens hetzelfde procédé is gemaakt. Het begint als een typische, maar spannende detectivefilm (met Mickey Rourke als de Philip Marlowe van dienst), maar als men dan via voodoo-rituelen tot bij niemand minder dan de duivel zelf geraakt, heb ik al lang afgehaakt.
Voodoo komt er niet aan te pas bij “Easy Rider” (Dennis Hopper, 1969), maar het graf van Voodoo Queen Marie Laveau (1794-1881) speelt wel een centrale rol in de finale. Een ander kerkhof (nr.3 i.p.v. nr.1) vormt dan weer de achtergrond voor de finale van “Double Jeopardy” (Bruce Beresford, 1999), maar buiten het feit dat de plot een dergelijke graftombe noodzakelijk maakte, wordt er niet echt gebruik gemaakt van de Louisiaanse atmosfeer, ondanks een overvloedige aanwezigheid van typische Mardi Gras-muziek.
Mardi Gras speelt ook een rol in “Déjà vu” (2006). Director Tony Scott and main characters Denzel Washington, Val Kilmer and Jim Caviezel held a news conference upon their arrival to New Orleans to announce their intention to employ the local New Orleans community and incorporate post-Katrina New Orleans into the film. The original setting for the film was Long Island, New York before Tony Scott changed it to New Orleans, Louisiana. The ferry explosion was the biggest stunt ever filmed in New Orleans. They were very environmentally conscious about it.
Ronny De Schepper
(*) “Two for Texas” hoort niet thuis in de Dave Robicheaux reeks. De hoofdrol in deze film wordt vertolkt door niemand minder dan Kris Kristofferson.