De populariteit van “Four weddings and a funeral” in de V.S. heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat Hugh Grant in de film zo uitdrukkelijk op een Amerikaanse valt. Dat is dan Carrie, gespeeld door Andie MacDowell, die zelf afkomstig is uit South-Carolina maar in Montana woont.

MacDowell is lief en mooi, maar ook al begon ze haar carrière als mannequin (waarbij ze een tijdlang verslaafd is geweest aan cocaïne, dat een gekende “slankmaker” is in dat milieu), ze is niet zo oogverblindend dat het helemaal overtuigend is, waarom Grant zo tot het extreme wil gaan voor haar. Misschien is ze wel erg verstandig, maar daar krijgt ze dan van de scenarist toch geen kans toe om dit te tonen. Misschien is ze erg succesvol binnen haar beroep, maar wat dit dan wel mag zijn, daar hebben we het raden naar, net als naar dat van Charles (Hugh Grant) trouwens. Laten we maar aannemen dat dit geen vergetelheid is, maar een bewuste keuze.
Andie MacDowell zelf is overigens wél gehuwd: het was een soort van hippie-huwelijk met muziek van Jimi Hendrix and all that jazz.
Dat de film zich in “de betere kringen” afspeelt, is een noodzaak om de prachtige huwelijksfeesten in beeld te brengen, maar als wij (en tegelijk ook Carrie) Charles één keer buiten zo’n feest betrappen, dan loopt hij er toch erg sjofel bij en heeft hij niet genoeg geld om een deftig huwelijksgeschenk te kopen. Bovendien solliciteert zijn zus Scarlett (Charlotte Coleman) voor een baantje als verkoopster van SM-spullen…
Andie MacDowell heb ik voor het eerst leren kennen in “Greystoke” van Hugh Hudson (1984), waar ze het liefje was van Christopher Lambert of liever Tarzan. Haar stem werd wel gedubd door… Glenn Close. Het jaar daarop volgde “St. Elmo’s fire” (Joel Schumacher), maar het was in 1989 dat ze doorbrak met “Sex, lies and videotapes” (Steven Soderberg), wat haar een oscarnominatie opleverde. In 1990 speelt ze aan de zijde van John Malkovich in “The object of beauty” (Michael Lindsay-Hogg), maar is ze ook te zien in “Hudson Hawk” met Bruce Willis, “Ruben Cairo” met Liam Neeson en “Green card” met Gerard Depardieu. In 1993 is er “Groundhog day” (Harold Ramis) met Bill Murray en “Domestic dilemma” (Bob Breslo) met Ray Liotta naar het boek van Carson MacCullers. Ze is ook te zien in “The Player” en “Short cuts” (Robert Altman). Daarna volgde “Bad girls” van Tamar Davis, waarin ze samen met Madeleine Stowe en Drew Barrymore als vrijgevochten prostituée het vrouwelijke equivalent van “Young guns” gestalte geeft.
In 2001 vormt ze een koppel met Dennis Quaid in “Dinner with friends” van Norman Jewison, de zoveelste variatie op “Who’s afraid of Virginia Woolf?” van Edward Albee. Omdat een bevriend koppel uit elkaar gaat, komt ook de relatie van MacDowell en Quaid onder vuur te staan. Beiden zijn niet echt overtuigend. Het enige opmerkelijke aan deze film is dan ook dat het een beetje vooruitloopt op de hype van de verkoop van kookboeken, want het koppel in kwestie is van beroep inderdaad auteurs, niet zozeer van kookboeken, maar boeken over gastronomie. Vooral in het begin van de film is het vervreemdend om de relationele problematiek doorspekt te zien met discussies over de kwaliteit van het eten, maar in feite is er geen echt verschil met de rol van alcohol in het stuk van Albee natuurlijk.

Referentie
Ronny De Schepper, De fanfare van honger en dorst, Steps magazine juni 1994

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.