De Amerikaanse componist-pianist Frederic Rzewski zou vandaag zijn 85ste verjaardag gevierd hebben, ware het niet dat ik er nu pas achter kom dat hij op 26 juni 2021 in Montiano (Italië) aan een hartaanval is overleden. Montiano was zijn buitenverblijf in Toscane, want eigenlijk woonde hij nog altijd in Brussel, waar hij zich in 1977 had gevestigd. Amper een jaar later kwam ik dan ook tegen op het Feest van de Rode Vaan en heb ik een aangename avond met hem doorgebracht (*).

Hij behoorde oorspronkelijk als volgeling van John Cage tot de abstracte avant-garde. Rzewski heeft echter een gewetensonderzoek gedaan en heeft heel bewust geopteerd voor een muzikale expressie die met veel meer gemak kan worden verstaan. Zijn motieven zijn politiek. Hij wenst met de muziek bij te dragen tot de algemene bewustwording, zonder nu per se te vervallen in het maoïstische simplisme van Cornelius Cardew: “Thou shalt not write music the workers can’t understand” (ongelooflijk dat Wim Mertens deze man nog – met duidelijke sympathie – heeft geïnterviewd voor “De Muziekkrant”). Rzewski’s muziek moet een wapen zijn. Op het Feest van de Rode Vaan illustreerde hij dat destijds (1978) met zijn variaties op het Chileense strijdlied “El pueblo unido jamas sera vencido”. Hij was tot deze overtuiging gekomen toen hij vaststelde dat hij er met zijn electronische muziek helemaal niet in slaagde om contact te leggen met het publiek. Via een omweg langs de (free) jazz, kwam hij bij het Philip Glass Ensemble terecht dat wél een groot publiek bereikte. Dat zette hem aan het denken.
Nochtans had Rzewski dus ook een voorgeschiedenis in de avant-garde. Tijdens zijn studies in Harvard en Princeton had hij al kennisgemaakt met John Cage en als hij in de jaren zestig als beursstudent naar Europa kwam, werd hij in 1962 door Karlheinz Stockhausen aangezocht om diens “Klavierstück X” te creëren. In 1966 sticht hij in Rome zelf een electronisch ensemble, Musica Electronica Viva, met banden in de theaterwereld (The Living Theatre), waarna hij meer in de jazz terechtkomt (Anthony Braxton, Steve Lacy) en zelfs (in 1970) bij het Philip Glass Ensemble. Uit die periode dateren werken als “Les Moutons de Panurge” en “Coming together”. Daarna gaat hij zijn muziek meer in dienst stellen van zijn politieke overtuiging (“Attica”). In 1977 vestigt hij zich in Brussel, maar hij geeft les aan het conservatorium van Luik, waar hij kennismaakt met Bernard Foccroulle, die hem een jaar later als voorzitter van de culturele commissie van de KP (later zal hij directeur van de Muntschouwburg worden) naar het Feest van de Rode Vaan haalt, waar Rzewski voor het eerst het fameuze “The people united will never be defeated” uitvoert.
Op 13 mei 1995 was hij, Rzewski dus, de centrale figuur van het “Hasta la Musica, Siempre”-concert in het Gentse Kunstencentrum Vooruit t.g.v. de vijftigste verjaardag van het einde van de Tweede Wereldoorlog. Deze verjaardag werd gevierd in een periode dat het politieke gedachtengoed dat aan de basis lag van deze waanzin opnieuw populair blijkt te zijn. Daarom grepen de organisatoren terug naar een aantal composities die deze trend aanklagen. Zo was er eerst de Joodse liederencyclus van Dimitri Sjostakovitsj uit 1955, uitgevoerd door sopraan Diane Verloot, mezzo Chris Spruyt en tenor Ludwig Van Gijseghem, aan de piano begeleid door Lieve Mertens. Daarna was het dan de beurt aan Rzewski, die aan de piano de sopraan Marianne Pousseur begeleidde bij liederen van Hanns Eisler en Stefan Wolpe (meestal op tekst van Bertolt Brecht) en ook van hemzelf, met name opnieuw zijn bewerking van “El pueblo unido jamas sera vencido” (het verzet van het Chileense volk na de militaire putsch tegen Salvador Allende), maar ook “Which side are you on” uit 1978 (naar de folksong van o.a. Pete Seeger, waarop ook de gelijknamige film over de mijnstaking van 1932 in Kentucky is gebaseerd).
In de Rode Pomp speelde hij vroeger reeds uittreksels uit “The Road” (Daan Vandewalle, aan wie het werk gedeeltelijk is opgedragen, had reeds enkele fragmenten gespeeld in Vooruit), wat hijzelf een “roman” noemt. Niet omdat de compositie een verhaal zou vertellen (al hoort op een bepaald moment wel een fragment uit “De Neus” van Gogol erbij), maar omdat ze bedoeld is om te worden gespeeld door één persoon in een kamer, tegen een snelheid en in een tijdsspanne die door die persoon worden bepaald, onafhankelijk van de conventies van een concert. De compositie bedraagt immers in totaal zo’n vijf uur. Dat komt overeen met acht delen van telkens acht “mijl” (één van de inspiratiebronnen is de Amerikaanse folksong “900 miles from my home”). Goede reis!
Alhoewel Rzewski een anti-postmodernist is, is hij wellicht toch ook geen minimalist, zoals ik dacht, die avond dat ik met hem op het feest van De Rode Vaan ben rondgetrokken. Misschien is hij nog het best thuis te brengen bij de zogenaamde “modernisten”, zij het dat die naam wellicht post factum werd gegeven, omdat zij zich later zouden afzetten tegen de “postmodernisten”, die alle hoop op maatschappijverandering hebben opgegeven. De modernisten waren weliswaar meestal ten zeerste politiek geëngageerd, maar zij hadden het vaak verschrikkelijk moeilijk om dit in muzikale termen te vertalen. Behalve Rzewski dus.

Referentie
Ronny De Schepper, Spaans ballet, Het Laatste Nieuws 17 februari 1995

(*) Of hij daar ook zo over dacht, durf ik na al die tijd wel te betwijfelen, want ik heb het met hem die avond vooral over Pink Floyd gehad en ik denk eigenlijk niet dat hij daar veel belangstelling, laat staan bewondering voor had.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.