Vandaag is het precies twintig jaar geleden dat Sébastien Japrisot, de auteur van “L’été meurtrier”, is gestorven. “L’été meurtrier” heb ik destijds gelezen nadat ik de film reeds meerdere malen had gezien en toch heb ik het nog graag gelezen. Dat geldt ook voor alle andere boeken van Japrisot die ik heb gelezen.
Zoals gewoonlijk ben ik met mijn aantekeningen gestart op basis van een bestaande tekst en die was merkwaardig genoeg in het Engels (ik vermoed dat hij afkomstig is van de Amerikaanse versie van Wikipedia). Ik hoop dat dit voor de geïnteresseerden geen al te grote “cultuurschok” is…
Sébastien Japrisot (4 July 1931 – 4 March 2003) was a French author, screenwriter and film director, born in Marseille. His pseudonym was an anagram of Jean-Baptiste Rossi, his real name. Japrisot has been nicknamed “the Graham Greene of France”.
Sébastien Japrisot made his mark as an author at seventeen, when his novel “Les Mal Partis” was published in France and America. He followed this with outstanding translations, e.g. of J.D.Salinger’s novel “The catcher in the rye” (“L’Attrape-Coeurs”). He pursued a successful career in advertising and publicity.
In 1962, he had an intriguing idea for a crime novel. As he did not feel easy about his entry into this new field he used an anagram of his own name as his pseudonym. However, the reception of “Compartiment tueurs” (al zou het boek eigenlijk beter “Compartiments tués” heten, wie het boek heeft gelezen, zal begrijpen wat ik bedoel) left no one in doubt that a great crime writer had made his debut. The book was quickly made into a film by Costa-Gavras starring Yves Montand, Simone Signoret, Catherine Allégret, Jacques Perrin, etc. De verfilming van “Compartiments tueurs” heb ik nog niet gezien en daarom heb ik mij “gehaast” om toch eerst het originele verhaal te lezen. Helaas was dit in het Nederlands (“Couchette 224”, Den Haag, uitgeverij Van Hoeve, s.d.) en dat was geen meevaller (nog buiten het feit dat het in een verschrikkelijk klein lettertype gedrukt is, zodat mijn oude ogen de tekst nauwelijks konden ontcijferen). Het is maar goed dat ik “L’été meurtrier” destijds in het Frans heb gelezen, zodat ik wéét dat Japrisot knap kan schrijven, want uit de vertaling van Tim Maran valt dit alvast niet op te maken! Voor de dt- en andere fouten wil ik hem dan nog niet eens aansprakelijk achten omdat het werk verschrikkelijk slordig werd uitgegeven en dus vol (en bol) staat van de zetfouten. Hoe je er bijvoorbeeld in slaagt om van “banlieu” “baulien” te maken (p.100) dat is mij een compleet raadsel! En wat dacht je van een gartin dauphinois (p.123)?
His second mystery was “Piège pour Cendrillon” (1963). The film adaptation by André Cayatte starred Dany Carrel and Madeleine Robinson.
He followed this with “La Dame dans l’auto avec des lunettes et un fusil” (1966). Film adaptation by Anatole Litvak. Met Samantha Egger, Oliver Reed, John McEnery, Stéphane Audran en Marcel Bozzuffi.
Na “L’Odyssexe” (illustrated album by Trez, as J.-B. Rossi, Éd. Originale Denoël, 1965) schreef hij “Le passager de la pluie”, onmiddellijk als scenario voor de film van René Clément uit 1970. Iedereen herinnert zich nog wel het kat-en-muis spel tussen Charles Bronson en Marlène Jobert, maar dat mevrouw Bronson, Jill Ireland, de rol van Nicole voor zich neemt, dat weet niemand meer (noch Gabriele Tinti als de echtgenoot van Jobert en Annie Cordy als haar moeder).,
Dan was er “La course du lièvre à travers les champs” (1972) directed by René Clément, with Jean-Louis Trintignant (Tony), Robert Ryan (Charley), Lea Massari (Sugar), Tisa Farrow (Pepper), Aldo Ray (Mattone) en Jean Gaven (Rizzio). Emmanuelle Béart is erin te zien als “girl eating cake” during the opening sequence.
Een vreemde film, met een vreemde titel (in het Nederlands drastisch afgekort tot “Drijfjacht”): “Mon grand-père, dans le Michigan, il avait apprivoisé un lièvre, une fois. Un vrai lièvre avec de grandes oreilles. Et puis, il s’est sauvé et les chasseurs lui ont tiré dessus. Tu peux pas savoir ! Il en venait de partout… Trois jours, trois jours entiers, ils lui ont couru après à travers les champs… (riant doucement). Et chaque fois, le voilà qui trouve une nouvelle astuce, et il court plus vite et encore plus vite…” (p.151) Het minste wat men kan zeggen is dus dat hij het er heel wat beter vanaf bracht dan de “Blinde haas” van Jan Christiaens…
“The one that runs like the hare of French title is a Tony Cardot, young French pilot, who very unfortunately crashed his plane into a group of Gypsy children. Pursued by a group of vengeful Gypsies, his way accidentally crosses that of Charley, the boss of a gang planning a big caper. Taken prisoner by Charley and his men, Tony will become involved in the affair against his will…” (Guy Bellinger op de Internet Movie Database)
The waiting scene at the railway station and the music of Francis Lai by the man with a flute in the role of harmonica is of course very reminiscent of “Once upon a time in the West” (Sergio Leone & Ennio Morricone, 1968).
“Knowing, that Ryan had cancer when filming makes the ending more touching. Ryan is tremendous in one of his last film appearances. Farrow is also fun in her role. At times she looks and sounds almost exactly like her older sister Mia, except for the long hair.” (Richard Winters op de Internet Movie Database)“L’été meurtrier” (1977) is vooral bekend door the film adaptation by Jean Becker, with Isabelle Adjani and Alain Souchon. Thomas uit “Bruid in de morgen” is een beetje de mannelijke tegenhanger van Eliane uit “L’été meurtrier”, maar dat is natuurlijk puur toeval. Ik vraag me anderzijds wél af of het ook toeval is dat Hugo Claus in “Het Verdriet van België” steeds wendingen gebruikt als “nietwaar, Gerard” of “pardon, Gaston”, want zo spreekt ook Eliane in het boek van Japrisot.
Van “Hartstocht en vrouwen” (oorspronkelijke titel “La passion des femmes”) heb ik de indruk dat dit het “boek teveel” is. Daarmee bedoel ik dat zoals men in het wielrennen van “het jaar teveel” spreekt, in het geval van een profrenner die maar niet van ophouden weet, dat dit in zekere zin ook in de literatuur bestaat. Zo steken de romans van Japrisot meestal, nee altijd, zeer goed gestructureerd in elkaar, maar met “Hartstocht” (het verhaal van acht vrouwen over één man) heeft Japrisot zijn hand blijkbaar toch een beetje overspeeld (*).
Idem dito wat de erotiek betreft. Ik heb steeds de onderhuidse erotiek van Japrisot weten te appreciëren, maar nu kan men moeilijk van “onderhuids” spreken. Het ligt er zozeer bovenop dat het me zelfs niet verwondert dat het zowat de enige roman moet zijn van Japrisot die nog niet is verfilmd (er bestaat wel een film die “La passion des femmes” heet, maar die dateert reeds uit 1955 en gaat terug op een roman van Hugues Ronald), want op die manier zouden we op z’n minst bij soft-porno terechtkomen en dat zou Japrisot toch wel onrecht aandoen. Alhoewel dit een onvermijdelijke démarche voor dit boek zou zijn. Dus kunnen we besluiten dat Japrisot met dit werk eigenlijk zichzelf onrecht aandoet…
Alhoewel, toch ook nog dit: het zijn vooral verkrachtingsfantasieën en in hoofde van een man (waarmee ik bedoel dat het een mannelijke auteur is die deze verkrachtingsfantasieën toeschrijft aan zijn vrouwelijke personages) vind ik dat toch behoorlijk goor…
Maar na “La Passion des femmes” (1986) volgt dan “Un long dimanche de fiançailles” (1991), dat overduidelijk bewijst dat Japrisot nog niet “uitgeschreven” was. Aan het westelijk front tijdens de Eerste Wereldoorlog werden honderdduizenden soldaten de dood ingejaagd tijdens zinloze offensieven. Na de zoveelste mislukte aanval braken in 1917 muiterijen uit in het Franse leger, die keihard werden neergeslagen (ook de dood van Mata Hari dient in deze context te worden gezien).
Dit is ook het uitgangspunt van “Un long dimanche de fiançailles” van Sébastien Japrisot dat in 2004 werd verfilmd door Jean-Pierre Jeunet met Audrey Tautou van “Le fabuleux destin d’Amélie Poulain” in de hoofdrol. Jeunet is overigens ook de regisseur van deze film en hij heeft in “Long dimanche” dan ook een paar typische Poulain-trekjes gestoken: de tuba, de Tati-postbode, de hond die scheten laat…
Tautou speelt Mathilde, de geliefde van één van de veroordeelden, die bij Japrisot – nadat ze door zelfverminking aan de waanzin hadden getracht te ontkomen – niet worden gefusilleerd, maar die op een zondag (**), geboeid in het niemandsland tussen het Franse en het Duitse front worden gedreven. Aangenomen wordt dat ze dan zeker zullen omkomen. Als het niet zo oneerbiedig was, zou men het kunnen vergelijken met die sketch van Stany Crets en Peter Van den Begin in “Sketch à gogo”.
Maar Mathilde ontvangt van een sergeant die niet toevallig Esperanza heet (in de Nederlandse editie p.25) een boodschap dat haar Manech de Russische roulette misschien toch heeft overleefd. Als een Ariadne neemt ze dan letterlijk de draad (van de onderlinge communicatie tussen de frontlinies, p.24) weer op en gaat op zoek naar haar minnaar.
Japrisot schreef ook verscheidene scenario’s. Zo o.m. voor “Adieu l’ami” directed by Jean Vautrin, with Charles Bronson and Alain Delon en “Histoire d’O” van Just Jaeckin.
Ronny De Schepper
(*) Al moet ik toegeven dat het bij hem uiteindelijk nog altijd op hetzelfde uitdraait als hij over zijn hoofdpersonage, met als bijnaam de Verteller, getuigt: “… en je kwam zogezegd in een steeds ingewikkelder doolhof terecht, je moest verdomd goed opletten om hem te kunnen volgen, maar hij kwam er altijd uit.” (p.334)
(**) Een zondag uit de verloving van Manech en Mathilde, die uiteindelijk heel lang zal duren (Ned.ed., p.299).