Vandaag is het negentig jaar geleden dat in de Radio City Music Hall van New York de film “King Kong” in première ging. De Radio City Music Hall was daar speciaal voor uitgekozen omdat de zaal een capaciteit van 6.200 plaatsen had, wat de Radio City Music Hall tot de grootste zaal ter wereld maakte. En dat was nodig want het succes van “King Kong” was… kolossaal! De reuzegorilla zou in volle economische depressie 1,75 miljoen dollar opbrengen. Zelfs Hitler was dol op hem, al liet hij de scène waarin King Kong een treinstel voor mensen leeg schudt, censureren wegens “te gewelddadig”. En ik die dacht dat Hitler zelf duizenden treinstellen met mensen heeft “leeggeschud”…
Het succes was voor het grootste deel te danken aan Willis O’Brien, die reeds in de eerste speelfilm die aan dino’s was gewijd, “The ghost of slumber mountain” uit 1919, via het stop motion procédé (zoals bij poppenfilms: men fotografeert een pop in diverse poses, die samengevoegd beweging suggereren) prehistorische dieren tot leven bracht. Het procédé werd zodanig verfijnd dat bij “The lost world” uit 1925 zelfs Harry Houdini dacht “levende” dinosauriërs te zien evolueren. Deze film – en eigenlijk àlle dergelijke films die dinosauriërs en mensen samenbrengen, wat wetenschappelijk gezien natuurlijk onmogelijk is – was gebaseerd op het gelijknamige kortverhaal van Arthur Conan Doyle. In 1960 draaide Irwin Allen een (minder geslaagde) remake van “The lost world”.
Voor “Creation” (1931), gebaseerd op “The land that time forgot” van Edgar Rice Burroughs, maakte Willis O’Brien weer gebruik van het stop motion procédé, maar de prijs liep te hoog op en de verfilming werd stopgezet. Merian Cooper was echter in de wolken over de special effects en kon de studio (RKO) overhalen dat hij samen met zijn maatje Ernest Schoedsack “King Kong” mocht draaien (Cooper en Schoedsack waren gevechtspiloten in de Eerste Wereldoorlog en als dusdanig treden zij ook op in hun eigen film bij de beschieting van King Kong). Ondanks het feit dat sommige scènes uiteindelijk toch ook nog op de vloer sneuvelden – b.v.inboorlingen die worden verslonden door een reusachtige spin, wat in de Filippijnse versie wel te zien is – werd het een immens succes.
Dat is trouwens iets wat ik me altijd al had afgevraagd in dit soort films. We zien daarin reusachtige apen, reusachtige dinosauriërs of reusachtige weet ik veel wat, maar bestonden er in die tijd geen insecten, was mijn vraag. In 2005 waren er echter genoeg te zien in de derde remake van de King Kong-film, deze keer door Peter “Lord of the Rings” Jackson (met Naomi Watts in de rol van Ann Darrow). Deze film, gedraaid na de “Jurassic Park”-innovaties, is overigens werkelijk schitterend wat de dierentrucages betreft. De knapste scène op dat vlak is er zelfs gratuit aan toegevoegd, want heeft niks met King Kong te maken, namelijk een kudde brontosaurussen die door velociraptors worden opgejaagd. Verder is er ook een heel poëtische scène met King Kong en Ann op het bevroren meer van Central Park, die zowaar een beetje aan de legendarische scène van Bambi met Stampertje deed denken!
Voor de volledigheid: in 1976 was er reeds een remake van “King Kong” geweest door John Guillermin, met Jessica Lange in de vrouwelijke hoofdrol. Hierin moet Kong slechts één (1!) dier bevechten: een reuzeslang. En dan zie je er nog niks van omdat bijna de hele film in het donker is opgenomen, wellicht om de special effects die nog niet helemaal op punt stonden te verdoezelen. Maar wat nog straffer is: op een bepaald moment is er een “upskirt shot” van Kong en dan blijkt hij helemaal geen geslacht te hebben. Nu is dat heikele punt in de andere edities ook zedig uit de weg gegaan, maar daar waren ze toch zo slim om er dan geen camera-standpunt in te lassen, waarbij men wel iets zou moeten zien…
De originele “King Kong” werd gevolgd door het semi-humoristische “Son of Kong” van Ernest B.Schoedsack naar een scenario van een zekere Rose met Helen Mack in de rol van “de mooie Helena”, in het Nederlands inderdaad, want Kong’s Island ligt blijkbaar niet zo heel ver van Indonesië, toen nog een Nederlandse kolonie. En verder was er natuurlijk opnieuw Robert Armstrong als Carl Denham, naast Victor Wong als de Chinese kok en John Marston als de “slechte”. Impresario Carl Denham wordt zwaar op de korrel genomen na de ravage die King Kong in New York aanrichtte. Om aan zijn talrijke schuldeisers te ontkomen, vlucht hij met het schip van de kapitein die hem naar Kong’s Island heeft gebracht. In Indonesië ontmoeten ze de man die hem destijds de kaart van dat eiland aan de hand heeft gedaan. Omdat hij nu gezocht wordt door de Nederlandse regering (hij heeft zijn schip laten zinken voor de verzekeringspremie en hij heeft in een dronken bui de vader van een zangeresje vermoord), verzint hij dat er op dat eiland een schat ligt, zodat het schip opnieuw daarheen koers zet. Tijdens de overtocht blijkt het meisje ook aan boord te zijn geslopen. Bang dat zijn leugen over de schat zou uitkomen, roept “de slechte” de manschappen op te muiten, met als argument het aantal matrozen dat de vorige keer is omgekomen.
Bij die muiterij worden er een paar allusies gemaakt op het communisme (de Potemkin?!?), vooral wanneer “de slechte” onmiddellijk begint te commanderen als de anderen overboord zijn gezet, zodat hij er achteraan wordt gegooid (“Do you think we would trade a good captain for a bad captain?”). Op het eiland worden ze door de inboorlingen verjaagd, zodat ze op een onherbergzame kust aan land moeten gaan. Daar worden ze uiteraard belaagd door allerlei voorhistorische dieren, maar gelukkig was er ook een kleine Kong (die dan meteen maar “de zoon van” wordt gedoopt, want zo is er maar één, nietwaar?), die ze uit drijfzand hebben gered en die uit dankbaarheid alle klusjes voor hen opknapt. Zo ook o.a. een muur omver duwen, waarachter zowaar toch een schat blijkt te liggen. Maar op dat moment is “de slechte” al verorberd door een zeemonster, zodat hij helaas niet in de opbrengst kan delen. Ook “de helden” kunnen maar weinig genieten van hun welstand, want het eiland zinkt in de zee. Wie het laatst kan stand houden, is natuurlijk “de zoon van Kong”, die in zijn hand, als het vrijheidstandbeeld, Denham vasthoudt, tot zijn makkers hem met een bootje uit zijn netelige positie kunnen bevrijden. En dergelijke onzin dus. Bovendien wordt er dus ook wat “humor” ingebracht, zodat men zich kan afvragen of deze productie van Merian Cooper soms een parodie is op zijn eigen film?
Ondertussen trachtte ook Ernest B.Schoedsack met “Mighty Joe Young” het succes van “King Kong” nogmaals over te doen. Ook hij deed opnieuw een beroep op Robert Armstrong. Maar de hoofdactrice is nu Terry Moore. Als Jill Young speelt ze een meisje dat opgroeide in Afrika en daar een baby-gorilla ten geschenke kreeg. Jaren later is ze de enige die nog iets te zeggen heeft aan de reuzenaap. Er was een oscar weggelegd voor de special effects.
Ronny De Schepper