Dit jaar is het de 55ste verjaardag van “mei ’68” en dat zal dus minder uitbundig gevierd worden dan 35 jaar geleden, bij de twintigste verjaardag dus. Toen waren we er bij De Rode Vaan ook vlug bij. Naar aanleiding van de tentoonstelling “De stoute jaren/Les années chocs” begonnen wij er reeds aan begin maart. Het artikel dat daarover gaat (“De jaren zestig: stout of choc?”) zal ik pas in mei brengen, maar in datzelfde nummer hadden we het ook reeds over de seksuele revolutie die ermee gepaard ging. En dat artikel kunt u hieronder nog eens nalezen…
Het moest ervan komen. Vooral de televisie, maar ook de andere media, zagen de mensen zo de oren van hun kop met die fameuze « stoute » jaren zestig, dat er een tegenbeweging is op gang gekomen. Nu is er plotseling niks goed meer aan. De studentenbeweging? Ach, toch eigenlijk maar een storm in een glas water. Provo’s, hippies… onnozele naïevelingen (of vice versa). Zelfs The Beatles worden nu al in vraag gesteld : waren die echt wel zo goed, zo vernieuwend, zo provocerend? Nu ja, elke medaille heeft twee kanten natuurlijk en het hangt er maar van af op welke zijde je het licht wil laten vallen. Maar twee verworvenheden van de jaren zestig kan men zelfs met de slechtste wil ter wereld niet terugschroeven: de vrouwenemancipatie en het doorbreken van een aantal seksuele taboes. Sedert het einde van de jaren zeventig is het misschien wel ongewoon deze twee topics in één adem te noemen, maar in die tijd was dat niet alleen heel normaal, ze waren zelfs organisch met elkaar verbonden!
Om daarover te praten, dus over de beide onderwerpen afzonderlijk en over de relatie tussen de twee, gingen we aan tafel zitten met Ida De Queecker, bij de meeste van onze lezers allicht meest bekend als de ex-hoofdredactrice van « Rood » en nog altijd lid van het politiek bureau van de SAP, maar wij hadden haar gevraagd als medeoprichtster van Dolle Mina in Vlaanderen en nadien van Fem-Soc. Onze tweede gesprekspartner was Bob Carlier, werkleider op de Gentse Rijksuniversiteit bij de dienst moraalwetenschappen. Ook hij kon het oprichten niet laten, in de jaren zestig stond hij aan de wieg van de CGSO en ook de homobeweging vond in hem steeds een vooraanstaand verdediger.
“Bespreekbaarheid was het toverwoord”
Van bij de aanvang zit de toon al goed. Ook onze beide genodigden was de « tegenstroom » reeds opgevallen en zij gaan gretig op onze uitnodiging in om wat tegenwerk te bieden. En alsof het niet opkan, treden ze (onwetend trouwens) ook nog onze stelling bij dat je de jaren zestig niet mathematisch mag interpreteren (60-69), maar ook niet in de zin van de periode 58-68 (zoals de organisatoren van de « stoute » manifestaties doen), maar wel eerder van rond 1963 tot de oliecrisis van 1973. Over de weerslag van de crisis op de veranderende aard van de vrouwenbeweging en ook wel van het seksuele gedragspatroon zullen we het straks hebben, maar over die begindatum reeds dit : zoals onze filmrecensent schreef schetst de populaire film « Dirty dancing » inderdaad een zeer goed beeld van hoe een tijdperk wordt afgesloten en een ander ontstaat. En precies op het terrein dat ons hier bezighoudt biedt « Dirty dancing» toch wel interessante aanknopingspunten.
Er is uiteraard de titel zelf: de dans is altijd al een uiting geweest van een seksueel ritueel, maar de expliciete manier van dansen zoals de jongeren van dan af beginnen doen, contrasteert toch wel heel sterk met (b.v.) de wals, ook al mocht deze salondans zich destijds in menige banvloek verheugen. Daarnaast is er de abortuskwestie, die weliswaar nog clandestien dient afgehandeld, maar waarin het meisje toch een zeer onafhankelijke beslissing neemt. Je zou zelfs kunnen stellen dat de « goede » (de hoofdvertolker uiteraard) en de « slechte » die in deze kwestie tegenover elkaar komen te staan (de laatste weigert zijn verantwoordelijkheid op te nemen) twee prototypes zijn voor resp. een progressieve en een conservatieve maatschappijvisie. Akkoord, misschien overdrijven we het belang van deze ontspanningsfilm, maar als geleerde professoren zoals de Engelsman Schama de geschiedenis van de zeventiende eeuwse Nederlanden mogen schrijven op basis van schilderijtjes en populaire boekjes uit die tijd, dan mogen wij toch wel hetzelfde procédé op aangepaste wijze toepassen als we het over onze eigen cultuur hebben zeker?
Hoe dan ook, het woord « abortus » is alleszins één van de eerste dat valt in ons gesprek. Vooral de bespreekbaarheid van het onderwerp wordt als zeer positief ervaren. Beide sprekers vragen zich zelfs af of dit niet het toverwoord is voor de jaren zestig, dat dingen bespreekbaar werden. Tenslotte zorgde dit ervoor dat een heleboel mensen op eender welk probleemgebied gewaarwerden dat ze met hun probleem niet alleen stonden, dat ook anderen met hetzelfde kampten. Kortom, « het persoonlijke werd politiek », ook al heeft deze slogan vooral in de jaren zeventig ingang gevonden. Maar de molens van de geschiedenis malen nu eenmaal erg langzaam, zelfs de pil die wetenschappelijk gezien ontegensprekelijk tot de jaren zestig behoort, is pas werkelijk verspreid geraakt in het begin van de jaren zeventig.
“Hulpverlening is goed, maar de problemen trachten te voorkomen is beter”
Bob Carlier: In het begin van de jaren zestig zie je nog heel goed welke problemen er allemaal zijn. Ik herinner me nog de eerste werkingsjaren van de CGSO. Dat was toen met één receptioniste, een dame op leeftijd, die dat trouwens heel moederlijk en vriendelijk deed, maar wij, jonge sprinkhanen, wilden alles in een meer theoretisch kader plaatsen, in die zin dat wij toen al inzagen: hulpverlening is goed, maar de problemen trachten te voorkomen is beter. Maar toen dat mens ziek werd en wij zelf de receptie moesten doen, toen vielen wij achterover als wij merkten met welke problemen de mensen nog afkwamen. Hoe onbespreekbaar alles nog was. Hoe iemand daar zat te schreien en slechts met verstikte stem kon uitbrengen dat hij vreesde dat hij homoseksueel was. Of een koppel dat relatieproblemen had — ondanks het feit dat men zo kon zien dat die mensen erg veel van elkaar hield — omdat de ene ongewenste zwangerschap na de andere kwam. Om dan nog te zwijgen over de primitieve manier waarop wij hulp moesten bieden. Want de pil moest inderdaad nog voor een stuk uitgevonden en zeker beter verspreid worden, zodanig dat wij met ons autootje over de grens moesten trekken om daar heel stiekem wat pessaria te gaan halen, eventueel ook wat condomen, om dan af te spreken met progressieve apothekers. De informatieve tijdschriften die wij toen via onze centra verspreidden, werden bovendien geregeld aangeslagen, hetzij door de post, hetzij door de politie. Dat was o.m. ook te wijten aan de wetgeving die verbood « reclame te maken voor voorbehoedsmiddelen ».
Dat had dan weer voor gevolg dat het uiterst delicaat was daarover les te geven — ik spreek nu uit eigen ervaring — terwijl het juist erg nodig was. Want zeker twee keer per jaar kwam er een meisje naar je toe met de melding « ik ben zwanger » of anders een jongen die een meisje zwanger had gemaakt. Eigenlijk is men pas de deur gaan openzetten voor meer informatie, toen men vaststelde dat abortus algemener verspreid werd. En dat was natuurlijk nog een « groter gevaar » . Het is dus een beetje vergelijkbaar met wat nu gebeurt met Aids. Aids heeft het mogelijk gemaakt om opeens een aantal dingen te zeggen, te schrijven, er reclame voor te maken. Geef toe, een CVP-minister die woorden als condoom in haar mond neemt!
— Och, zolang het nog maar het woord is…
Ida De Queecker: Abortus meer verspreid, akkoord, maar je moet dat toch ook relativeren. Je kan dat qua mogelijkheden b.v. echt niet vergelijken met wat je nu hebt. Om dan nog over het deculpabiliseren te zwijgen (het wegnemen van het schuldgevoelen). Het moest allemaal in het geheim gebeuren. Hoe die kanalen tot stand kwamen, je hebt daar vaak geen gedacht van, maar de mensen kwamen dan bij ons thuis, in angst, en zelf waren we eigenlijk ook angstig, want we wisten dat we de wet aan het overtreden waren. En eens die mensen hun informatie gekregen hadden, waren die weg en je zag die nooit meer terug. Onvoorstelbaar eigenlijk. Ik heb zo een vriendin gehad die wel degelijk bij een dokter terecht kon, zij het na een smak geld op tafel te hebben gelegd, want dat was dan weer een ander aspect, maar na afloop werd ze ziek. Nu, het was absoluut uitgesloten dat diezelfde dokter nog naar haar zou omkijken, maar ook naar een andere dokter durfde ze uiteraard niet gaan omdat die wel eens zou kunnen vaststellen wat er gebeurd was. Kan je je dat voorstellen?
“Het huwelijk wordt nog altijd als iets blijvends beschouwd”
— En is het nu nog niet allemaal rozengeur en maneschijn, dan hebben de jaren zestig toch voor een grote doorbraak op dat vlak gezorgd — hoera dus. Maar mag ik dan meteen ook eens advocaat van de duivel spelen en een paar zaken op dit terrein opsommen die ook uit de jaren zestig stammen, maar die toch niet zo dadelijk als een groot succes kunnen worden bestempeld ? Er is b.v. de toename van de echtscheidingen, met alle gevolgen vandien voor de kinderen. Er is het failliet van de communes. En tenslotte is er de zogenaamde commercialisering van de seks.
B.C.: Let op, de cijfers i.v.m. echtscheiding geven een schok omdat men die dan vergelijkt met de cijfers van echtscheiding vroeger. Maar men vergelijkt nooit met het aantal slechte verhoudingen die daarvóór bestonden en helaas in stand werden gehouden. Bovendien brengt echtscheiding ook een aantal psychologische problemen met zich mee omdat men er niet op voorbereid is. Het huwelijk wordt nog altijd als iets blijvends beschouwd, « voor goede en voor kwade dagen » is de formule, maar in de werkelijkheid is men eigenlijk maar bereid samen de goede dagen door te komen, voor de kwade bestaat er al heel wat minder bereidheid. En natuurlijk zijn de kinderen dan vaak het slachtoffer, maar soms is het voor de kinderen ook een groot voordeel dat de ouders uiteengaan, het is zeker niet per definitie een nadeel. Het is gewoon allemaal slecht geregeld. Co-ouderschap is nu zoiets waar iedereen zich tegenwoordig op gooit, ik heb het daar nogal lastig mee. Het veronderstelt immers dat de twee gewezen partners bereid zijn om tot een goed akkoord te komen en in realiteit moet men vaststellen dat ze eerder met getrokken zwaarden tegenover mekaar staan : hoe kan ik de andere zoveel mogelijk kloten?
I.D.Q. : Ik beschouw echtscheiding evenmin als iets negatiefs. Integendeel, ik vind dat de jaren zestig ook op dat vlak een positieve invloed hebben gehad. Denk maar aan het stigma dat je vroeger in zo’n geval meedroeg. Mijn eigen ouders zijn gescheiden en in die tijd drukte dat werkelijk een stempel op de ouders, maar ook op de kinderen. En als je dan zegt : de communes zijn mislukt, O.K., maar voor mij behoren die tot de experimenten op zeer kleine schaal. Ik zou dat — alleszins voor de vrouwen — eerder in een breder kader willen plaatsen. Zo is het een verworvenheid van de jaren zestig dat de vrouwen op grote schaal gaan werken, ook al brengt dat dan weer een heleboel nieuwe problemen met zich mee. De zelfstandigheid van de vrouw werd dus mogelijk en dat heeft in haar bewustzijn iets veranderd. De vrouwen waren niet meer gebonden aan een huwelijk en dat heeft ook mogelijk gemaakt dat vrouwenmishandeling en kindermishandeling in de openbaarheid konden worden gebracht. Want dat zijn toch twee typische gesels die verbonden zijn aan dat gesloten kerngezin. Dat daartegenover dan experimenten met communes en andere leefgemeenschappen staan die mislukt zijn, dat wil ik wel toegeven, maar ik denk dat de crisis daar ook voor iets tussenzit. Die zelfstandigheid wordt nu immers opnieuw beperkt door de hoge werkkloosheid, waarbij de vrouwen de grootste slachtoffers zijn, zodat zij ook de grootste slachtoffers zijn van de nieuwe armoede, enzovoort. Wil je wat dat betreft dus echt tot ingrijpende veranderingen komen dan moet je de kapitalistische maatschappij gaan veranderen, maar dat is natuurlijk iets dat dit gesprek overstijgt.
B.C. : Ik ben er zelfs niet eens zo zeker van dat de communes zo’n mislukking zijn. Tenslotte bestaat er daarover nauwelijks of geen wetenschappelijk materiaal, je gaat enkel af op intuïtieve indrukken over mensen om je heen die zich vaak nog meer hals over kop in een commune hebben geworpen dan ze in een huwelijk zouden hebben gedaan. Ik heb zelf b.v. herhaaldelijk voorstellen gekregen om in een commune te gaan met mensen die ik nauwelijks kende ! Zoiets moet natuurlijk fataal aflopen. Bovendien als een commune mislukt dan is de commune mislukt, als een huwelijk mislukt dan is echter niet het huwelijk mislukt. Dan wordt de « schuld » naar de individuen toe gegooid; bij een commune zou het echter het systeem zijn dat niet deugt. Dat vind ik oneerlijk. Het is zoals een zwarte voetballer die een zware overtreding begaat. Plotseling heeft hij dan niet als voetballer geschopt, maar als zwarte. Kijk, ik heb niets tegen het huwelijk, ik heb zelfs een paar vrienden die gelukkig getrouwd zijn, maar waar zijn er reeds meer misdaden, verdrukkingen, mishandelingen en wat weet ik nog meer, gebeurd dan in het huwelijk? Veel
meer alleszins dan in eender welke commune. Maar daar zwijgt men zedig over. Terwijl de mislukkingen van de communes breed worden uitgesmeerd. Trouwens waarom zouden de communes immuun zijn voor dezelfde macro-invloeden die ook op een huwelijk inwerken? Daarmee bedoel ik dat mensen in hun verhouding ook een aantal elementen laten doorwerken die ze daarbuiten, in de maatschappij in het algemeen, ervaren. Neem nu nog maar alleen de houding tegenover vrouwen. Hoe vaak moesten vrouwen in een commune niet vaststellen dat zij ook daar werden opgezadeld met eten koken, kuisen, voor de kinderen zorgen enz.?
“Omwille van de gebrekkige tewerkstelling kan men er nu veel moeilijker voor uitkomen dat men homo of lesbienne is”
— De meeste communes zijn gesplit omwille van de afwas, dat is geweten…
B.C. : Uiteraard. Vaak kwam er dan ook een patriarch-figuur, die weliswaar geen leider wenste te worden genoemd, maar het in de praktijk wel was en daar knapten de anderen dan weer op af. Eigenlijk is het dus verkeerd geweest van de communes als een alternatief voor het huwelijk te zien.
— Hebben we het nu over laten we zeggen « sociale » communes of ook over « seksuele » ?
B.C.: Ik dacht aan een samenwoningsverband, weliswaar op kleinere schaal dan in China (lacht), waarbij het erop aankwam hoeveel men van de individualiteit hetzij van het koppel, hetzij van het afzonderlijke individu, wou opheffen. Je hebt dan de fameuze discussies in Kommune Zwei in Berlijn over of het wel geoorloofd is deuren aan een W.C. te hebben. Dat is dan een extreme vorm, waarmee men gemakkelijk de spot kan drijven. Denk ook maar aan bepaalde communes waarin het verboden was van zoveel keer met een bepaalde partner seks te hebben, want dat was dan al een vorm van zich afscheiden van de gemeenschap. En van die extreme vormen kan men natuurlijk vaststellen dat die in de praktijk niet blijken te werken. Maar samen eten of samen naar muziek luisteren kon ook reeds een vorm van commune zijn, maar daarvoor bestond b.v. in de pers natuurlijk weinig belangstelling. Hoe men soep kookte was heel wat minder interessant dan met wie men naar bed ging.
— Tegenstanders voeren trouwens graag aan dat ook in communes de vrouw vaak tot « gebruiksobject » werd gedenigeerd, dat ze om zo te zeggen werd « rondgegeven » aan de mannelijke communeleden. Een opmerking die zo uit een bepaalde feministische hoek zou kunnen komen, waar men — na een aanvankelijk positieve start met Germaine Greer e.d. (alhoewel haar nadruk op technieken á la Masters en Johnson nu weer sterk wordt bekritiseerd) — zeer wantrouwig, om niet te zeggen ronduit negatief tegen de « seksuele revolutie » is gaan aankijken. Hét twistpunt daarbij is dan de zogenaamde « commercialisering » van de seks…
I.D.Q. : Luister, ik denk dat onze maatschappij ten allen tijde seks heeft gecommercialiseerd. Maar er is natuurlijk een verband tussen de vrijheden die de mensen veroveren en de nieuwe ontwikkelingen in de commercie. Met andere woorden, als vroeger iemand in een badpak reeds verschrikkelijk sexy was, is er nu een grotere gedurfdheid, omdat er op dat vlak vandaag een grotere vrijheid is. Maar het is zeker geen aanduiding als zouden die verworvenheden uiteindelijk mislukt zijn. Trouwens ook die kritiek op het benadrukken van seksuele technieken zou ik willen relativeren. Integendeel, je mag dat toch niet onderschatten. Je moet dat weer binnen dat bredere kader zien van vrouwen die hun zelfstandigheid veroveren en dus ook op het gebied van de seksualiteit volledig aan hun trekken willen komen. Al die boeken, zoals ook het wat latere Hite-rapport, hebben de vrouwen ontzettend vooruit geholpen, want de onderdrukking van de vrouw ging o.m. door middel van de onderdrukking van haar seksualiteit.
B.C. : Je moet die commercialisering ook nog op een andere manier in een breder kader plaatsen. Verre van mij om te beweren dat we nu in een welvaartsmaatschappij leven, maar een aantal zaken zijn hoe dan ook nu toegankelijker voor meer mensen. Seks is daar één van. Vergeten we niet dat de talrijke naakten die slaapkamers van de adel sierden en nu tot de kunst worden gerekend op de eerste plaats een stimulerend effect beoogden. Ook pornografie is er altijd geweest, maar je moest er wel veel geld voor op tafel leggen. En eigenlijk vind ik het een gelukkig feit dat dit nu binnen het bereik van een groter publiek is gekomen. Maar dat heeft natuurlijk een toenemende commercialisering voor gevolg, zoals dat overigens met héél onze vrije tijd het geval is. Toch zal je niemand horen vragen om de betaalde vakanties af te schaffen. Nochtans manipuleert de toeristische sector veel meer ons leven, dan b.v. seksueel geladen publiciteit. Ik persoonlijk stoor mij trouwens wel aan de publiciteit, maar of die nu al dan niet via de seksualiteit op mij probeert in te werken, dat laat me volledig onverschillig. Ik sta dan ook wantrouwig tegenover mensen die zo verontwaardigd zijn over déze vorm van commercialisering, maar over al die andere vormen zwijgen in alle talen. Andere vormen van selectieve verontwaardiging vindt men b.v. bij het gehuil dat opgaat bij een slecht geschreven pornografisch boek, want over de kwaliteit van de talloze doktersromannetjes wordt alweer niet gerept. En laten we tenslotte ook niet vergeten dat precies alweer die grotere openheid toch ook geleid heeft tot het aan de oppervlakte komen van seksuele kindermishandeling e.d. Zelfs zodanig dat ik me af en toe eraan erger dat de negatieve kanten van de seksualiteit teveel in het nieuws komen. Ik voel me soms geroepen om er nog eens op te wijzen dat seks eigenlijk toch iets plezants is.
— Tegen wie zeg je’t! Laten we daarom tot slot iets meer de ludieke toer opgaan. Twee andere typische verschijnselen uit de jaren zestig waren zeker de minirok en het graatmagere fotomodel Twiggy. In het eerste geval zou je kunnen zeggen : was de minirok nu onderdrukkend of bevrijdend ? En hetzelfde geldt min of meer voor dat door de publiciteit naar voren geschoven ideaalbeeld, waardoor tal van vrouwen bijna met anorexia nervosa te kampen kregen en waartegen dan in de jaren zeventig een tegenbeweging is op gang gekomen onder de leuze « fat is a feminist issue » (« dik zijn is een feministische doelstelling »)…
I.D.Q. : Wat die minirokken betreft, ook ik heb er gedragen, zelfs zo’n korte dat ik me nu afvraag hoe ik het in mijn hoofd haalde. Ik kan dan ook maar één antwoord bedenken : wij daagden daarmee uit. Het was onze manier om « foert » te zeggen. In mijn geval was het alleszins niet om op een modetrend in te spelen, want ik ben helemaal niet modebewust. Het volgen van allerlei modetrends heeft anders inderdaad een onderdrukkend aspect, maar toch is er al in al die dingen ook iets bevrijdends, namelijk het feit dat men niet meer per se hoeft te beantwoorden aan een bepaald vrouwmodel. Op die manier was b.v. Twiggy een reactie tegen de dwang om grote borsten te hebben, die nog uit de jaren vijftig was overgebleven. Nu kan je d’r echt bijlopen zoals je wenst, wat alweer een verworvenheid is uit die tijd.
B.C. : In een periode van gebrekkige tewerkstelling ben je echter veel meer aan die normen onderworpen dan anders. Twintig jaar geleden was het veel makkelijker om te zeggen: ik ga, gekleed zoals ik wil, solliciteren; als ze mij zo niet willen moeten ze maar iemand anders nemen en ik ga wel elders solliciteren. Nu weet men dat als je op basis van je kledij wordt afgewezen er twintig anderen klaar staan om je plaats in te nemen. In die zin geloof ik trouwens inderdaad in de restauratie-idee die de economische crisis met zich zou meebrengen. De fout is enkel van die te zeer op het vlak van de mentaliteit te situeren. Vroeger kon je b.v. er veel makkelijker voor uitkomen dat je homo of lesbienne was.
“Je zou een kind bijna niet meer durven aanraken om niet van incest beschuldigd te worden”
— Ik stel met genoegen vast dat Ida tijdens Bobs betoog instemmend zit te knikken, wat inderdaad bewijst dat slechts een bepaald deel van de vrouwenbeweging aan het steigeren gaat als dit onderwerp wordt behandeld, maar zo eenvoudig is het nu toch ook weer allemaal niet, nietwaar. Ik zal meteen maar het meest extreme voorbeeld nemen. Ik herinner mij progressieve boekjes uit de jaren zestig waarin gepleit werd voor de seksuele opvoeding van de kinderen en met name b.v. werd aangeraden dat de moeder het penisje van haar zoontje zou strelen e.d., terwijl nu één van de grootste splijtzwannnen in diezelfde progressieve beweging precies de houding tegenover pedofilie en incest is…
I.D.Q. : Het grote probleem is juist de gelijkschakeling van die twee termen. Pedofilie is geen verkrachting, hé. Ik heb destijds ook nog daarover geschreven en ik denk wel dat ik nu nog altijd daarachter kan staan. Als je van pedofilie en kinderverkrachting één pot nat maakt, dan schep je een puriteinse atmosfeer van angst, waarbij je een kind bijna niet meer zou durven aanraken om niet van incest te worden beschuldigd. Maar uiteraard wil dat nu ook weer niet zeggen dat incest en kinderverkrachting niet zouden vóór komen. Toch verzet ik mij tegen de puriteinse tendens in de vrouwenbeweging, ook al omdat men zich dan zozeer blind staart op die commercialisering van de seks dat men de andere, veel belangrijkere problemen in de maatschappij niet meer ziet. Trouwens, hoe zou je dat willen oplossen? Er is maar één middel, namelijk censuur en in welk straatje komen we dan terecht?
B.C. : De moeilijkheid is dat we hier nog te maken hebben met het vroegere moralisme dat als iets vermengd was met seksualiteit het niet goed kon zijn, maar in de andere gevallen was het allemaal o.k. Pedofilie werd dus veroordeeld, maar andere vormen van druk op kinderen (b.v. dat ze naar de kerk moesten gaan of naar een bepaalde school, zelfs zekere vormen van kindermishandeling) werden allemaal gedoogd. Het andere extreem, nl. « everything goes », wordt eigenlijk door niemand verdedigd. Meestal zegt men : alles kan, als de partners ermee instemmen. En dan krijgt men in het geval met kinderen inderdaad de gekende problemen. Anderzijds staat men er bijna nooit bij stil dat ook in andere relaties er een machtsverhouding meespeelt. Het is juist de verdienste van zowel het marxisme als het feminisme — dat zeg ik nu om jullie beiden een plezier te doen — erop gewezen hebben dat democratie eigenlijk een nogal fictief begrip is, als er in de maatschappij ongelijkheden blijven voorkomen. Er zijn bovendien ook nog subtiele machtsverhoudingen, zoals die met name door de reklame in het leven worden geroepen. Daar hanteert men namelijk bepaalde normen van aantrekkelijkheid en uiteraard heeft dit een enorme weerslag op je mogelijkheden tot partnerkeuze. Al die opmerkingen nemen echter niet weg dat ik inderdaad een beetje voorzichtiger ben beginnen nadenken over pedofilie, maar dan toch vooral op basis van die machtsverhouding van ouderen tegenover jongeren. Al moet men zich, net zoals bij de beoordeling van de communes, hoeden voor veralgemeningen. Ook hier wordt immers bij ieder individueel misbruik de pedofilie als zodanig in vraag gesteld, terwijl niemand struikelt over het herhaalde machtsmisbruik in het huwelijk b.v.
— Daarover gesproken, ook in « De Standaard » loopt er een reeks over de jaren zestig, en in een bepaalde aflevering stelt Mia Doornaert dat het fameuze « do your own thing » (« doe je zin ») uit die tijd, anno 1988 wel moest uitmonden bij de yuppies e.d., want uiteindelijk doen die inderdaad hun « own thing ». En daar sluit m.i. dan de enquête over de vrouw bij aan die « Le Soir » vorig jaar jaar heeft gehouden en waaruit blijkt dat op dit moment de meest frivole vrouwen ook de meest zelfstandige zijn, wat o.m. blijkt uit het feit dat één op drie vrouwen sexy lingerie koopt, maar even opvallend is ook dat die zelfstandige vrouw niet langer links is…
B.C. : Het is een vaststelling die men wel moet onderschrijven, alleen ben ik niet zo zeker van de « wetmatigheid » van die evolutie. Die individualisering is namelijk niet slecht op zich. Het mag natuurlijk niet betekenen dat men zich van de andere niks meer aantrekt, want dan wordt men inderdaad een yuppie die alleen nog carrière wil maken. Maar individualisering betekent toch ook zich een beetje losmaken van de sociale controle die er anders altijd is. Nu mist men misschien wel de « geborgenheid » van de familie of de buurt, maar die kon ook een enorme druk op het individu leggen.
I.D.Q. : Uiteráárd vallen zelfstandigheid en frivoliteit min of meer samen, al was het maar dat men over de nodige middelen moet beschikken om die lingerie te kopen. De crisis heeft de vrouwen immers voor heel andere problemen geplaatst. Maar precies daarom kan ik die evolutie weer niet als een verwording van een aantal verworvenheden zien, want we stellen toch vast dat een heleboel vrouwen bereid zijn tegen die crisis te vechten. De autonome vrouwenbeweging mag dan nog in moeilijkheden verkeren, als daartegenover de vakbonden — op een slechte manier dan nog wel — op 8 maart een bijeenkomst voor de vrouwen organiseren, dan komen er daar veel meer belangstellenden op af dan men had verwacht. Die mogen dan niet de mogelijkheid hebben om zich frivole lingerie te permitteren of zich als zelfstandige individualisten op te werpen, hun zelfstandigheid uit zich daarentegen juist in een vorm van solidariteit.
— Aangezien ik begonnen ben met het voorbeeld van een populaire film te geven, wil ik er ook mee eindigen. Men voert namelijk « Fatal attraction » vaak aan als een symptoom van die restauratiebeweging, vooral omdat men kan vaststellen dat er in de bioscoopzalen spontaan geapplaudisseerd wordt als de «trouwe echtgenote » de « opdringerige minnares » op het einde afmaakt.
B.C. : Ik denk dat dit een over-interpretatie is van zo’n scène. Tenslotte werden er ook in de jaren zestig nog films gemaakt waarin de vrijgevochten vrouw werd vermoord. Maar dat ervoor geapplaudisseerd wordt is wellicht wel nieuw. Toch heb ik een beetje schrik van dat doemdenken over een « ethisch reveil ». Ik heb soms de indruk dat dit een « self-fulfilling prophecy » is : als men er maar genoeg van overtuigd is dat we erop achteruit gaat, dan zal het op de duur nog waar zijn ook. Daarmee wil ik uiteraard niet ontkennen dat de crisis wel degelijk een restauratieve invloed heeft op de mensen, ik heb daarvan trouwens zelf reeds een aantal voorbeelden gegeven. Bovendien is er naast die « harde » kant van de crisis ook een « zachte », d.w.z. dat de neoliberalen een groot deel van de bevolking, dus ook van de arbeiders, voor hen willen winnen door de idee van « de nieuwe netheid ». En dat gaat dan zowel over dat er geen papiertjes op straat mogen liggen als over een wetgeving die « propaganda » voor homoseksualiteit verbiedt, zoals dat in Engeland het geval is. Daarmee speelt het neoliberalisme inderdaad in op de opvoeding die de mensen uit de jaren zestig hebben gehad, want wat men op jonge leeftijd ingelepeld krijgt, daarvan blijft veel hangen. Het is zelfs een luxeverschijnsel van te proberen daarvan kritisch afstand te nemen. Die opvattingen hebben overigens destijds ook in de jaren zestig geleefd, het verschil is alleen maar dat men daar nu opnieuw voor durft uitkomen. Men durft nu onbeschaamd allerlei rechtse slogans in de mond nemen omdat men zich gesteund voelt door de overheid en de hele omgeving. Tot slot wil ik trouwens mijn optimisme over de jaren zestig zelf wel een beetje relativeren door toe te geven dat het voor een stuk ook « bon ton » was om een aantal ideeën te spuien, ook als men er eigenlijk niet helemaal achterstond. Toen was men echter beschaamd van rechts te zijn, nu is men er bijna fier op.
I.D.Q. : Ethisch reveil? Eerder een sterk patronaat offensief, b.v. op het vlak van de flexibiliteit, wat automatisch gepaard gaat met een ethisch offensief. In die zin dat er een soort van « nieuw gezin » wordt gecreëerd, waarbij zowel man als vrouw gaan werken, maar dan wel flexibel, zodat de huishoudelijke taken ook verdeeld worden. Dat is zeer zeker zo, maar of dat nu ook aanslaat bij de bevolking, dat is een heel ander paar mouwen. En ik weet ook niet of je dat dan mag afleiden uit de reacties op « Fatal attraction », wat ik tussen haakjes een zeer middelmatige film vind. Net zoals ik trouwens ook niet begrijp dat sommige « feministen » die minnares gaan verdedigen. Misschien is het juist door deze discussie buiten alle proporties dat die film zo’n onverwacht succes hééft. Ik zou daar dan liever het abortusproces in Gent tegenover plaatsen, waarvan de goede afloop toch bewijst dat je niet kan spreken van een algemeen aanvaard ethisch reveil.
Referentie
Ronny De Schepper, De jaren zestig: stout of choc? De Rode Vaan nr.10 van 3 maart 1988