Op 13 februari 1778 speelt Mozart in Mannheim (op weg naar Parijs) zijn ouverture tot “Il re pastore” ten huize van de componist Christian Cannabich, van wie ook een symfonie werd uitgevoerd. Daarnaast zong Aloysia Weber, zijn latere schoonzus, maar op dat moment zijn grote, maar onbeantwoorde liefde, twee aria’s uit “Lucio Silla”. Bovendien werd zijn hoboconcerto KV.314 uitgevoerd, evenals twee klavierconcerti. KV.175 speelde hij zelf, terwijl KV.238 door Rosa, de dochter van Cannabich, werd gespeeld. Naar aanleiding hiervan schrijft Mozart vanuit Mannheim met afgunst over het plaatselijke orkest in vergelijking met de klungelaars uit Salzburg, waarmee hij het moet stellen. Hij is vooral onder de indruk van de klarinetspelers. De “eigenaar” van het orkest, keurvorst Carl Theodor bestelt bij Mozart een opera voor carnaval 1781. Dat zal “Idomeneo” worden.
Ronny De Schepper