« Can white men play the blues ? » Ondanks Eric Clapton en zovele anderen werd de vraag nooit geheel bevredigend beantwoord. Maar « can Europeans dance the tango ? » We zagen het danscentrum d’Oude Kapel samen met het Multatulitheater aan het werk in « Por Amor del Tango » en plaatsten er een aantal vraagtekens bij…

94 tango

EERST STAANDE, DAARNA LIGGEND
De volksmuziek van de meeste Latijns-Amerikaanse landen laat zich onderverdelen in twee soorten: die van de kuststreek en die van het bergachtige binnenland. De kuststreek, dat is in Argentinië de hoofdstad Buenos Aires en de pampa die daarrond ligt, de zogenaamde pampa hùmeda (vochtige pampa). In de kuststreek is de Afrikaanse invloed uiteraard groter dan in het binnenland, waar de Indiaanse muziek de toon aangeeft. Een van de typisch Afrikaanse dansen in Buenos Aires was de milonga. We zouden zo zeggen : keep that in mind
Want eerst gaan we nog even de socio-economische toer op. Juist door die « vochtigheidsgraad » was de pampa een enorm uitgestrekte vruchtbare vlakte. Als daar in de zestiende eeuw de veeteelt wordt gelanceerd, vreten die beestjes zich daar zo vol dat ze hun energie op een of andere manier kwijt moeten raken. Enfin, om kort te gaan, ze vermenigvuldigen zich dat het geen naam mocht hebben en zorgen op die manier voor de rijkdom van Argentinië (oorspronkelijk enkel door het leder, want bij gebrek aan effectieve koelsystemen kon de vleesproductie niet ten volle worden geëxploiteerd).
Deze rijkdom kwam de Europeanen precies in volle depressie ter oren (midden 19de eeuw). Bovendien deden hier letterlijk cowboyverhalen de ronde: dat het land er zo maar voor het grijpen lag, dat men slechts zijn territorium diende af te bakenen (maar dan niet door te urineren, zoals dieren plegen te doen). Een massale uittocht van voornamelijk Fransen en Italianen naar « het beloofde land » was het gevolg (Duitsers en Vlamingen zouden vooral honderd jaar later, na een ander evenement, volgen…).
Maar, alsof de Argentijnse veefokkers het hadden voelen aankomen, tegen de tijd dat de emigrantenschepen de haven van Buenos Aires binnenlopen, zijn alle lapjes (en lappen) grond al lang met prikkeldraad afgemaakt. De zeepbel spat uit elkaar. De ontnuchtering wordt met alcohol doorgespoeld.
Zongen The Beach Boys dat er in het Californië van de jaren zestig « two girls for every boy» waren, dan lag de verhouding in Buenos Aires precies andersom, want de emigranten bestonden vooral uit avonturiers die zelden vrouw en kinderen bij zich hadden. Het gevolg laat zich raden : er ontstond een hele subcultuur in de armoedige achterbuurten, waar de bordelen als paddestoelen uit de grond schoten. En net als de jazz ontstond de tango in deze bordelen. In de « wachtzaal » diende de erotische stemming immers gehandhaafd en hoe kon dat beter dan met een dans waarvan ooit iemand heeft gezegd : « Eerst doe je het staande, daarna liggend ». Wie ooit een tango door een dansschool heeft zien uitvoeren, zal dit nauwelijks kunnen onderschrijven, omdat dit soort wedstrijdtango nog weinig met de oorspronkelijke dans heeft te maken. Daarom kunnen we u voor de sfeer (en de manier om de benen in elkaar te haken b.v.) eigenaardig genoeg beter verwijzen naar de film « Dirty dancing », al heeft de daar gebruikte (overigens uitstekende) popmuziek uiteraard helemaal niets met tango te maken.
Immers, die tango, waarvan men aanneemt dat hij rond 1860 is ontstaan, is een mengeling van de reeds genoemde milonga met o.a. de habanera (afkomstig uit, zoals de naam reeds laat vermoeden, Havana) en een aantal andere Spaans en Afrikaans getinte ritmes. Dat alles overgoten met een forse scheut melancholie, een Europese nostalgie naar het oude vaderland (de bordelen waren zelf helemaal in Parijse stijl opgevat).
Deze « Europese » saus heeft ongetwijfeld bijgedragen tot de verspreiding en de enorme populariteit van de tango, maar tevens tot de « castratio » ervan. Met de uitvinding van de frigoboten werden immers niet uitsluitend de Argentijnse vleesoverschotten, maar ook hele tango-orkesten geëxporteerd, vaak als relatiegeschenk. Je moet je trouwens van zo’n tango-orkest geen overdreven idee vormen. In de bordelen was de basissamenstelling: klarinet, gitaar en piano, welk instrument « op verplaatsing » door de « piano van de arme », de bandoneon (een soort accordeon), werd vervangen. En tegen de tijd dat de tango export-rijp was, had ook dat goede ouwe fallussymbool, de klarinet, reeds de plaats moeten ruimen voor een « vrouwelijker » instrument, de viool.
Zoals gezegd betekende de verspreiding van de tango in Europa meteen ook een verminking, want de dans werd grotendeels van zijn erotisch karakter ontdaan. Wat niet belet dat de benen en de buiken elkaar nog voldoende raakten om een pauselijke afkeuring van Pius X over zich te halen. Niet verwonderlijk trouwens als men weet dat de meest erotische dans voor ons, preutse Europeanen, tot dan toe… de wals was!
EEN MACHO-DANS, GEPROMOOT DOOR HOMO’S…
Het succes in Europa maakte de tango wel aanvaardbaar in Argentinië zelf. Tot dan toe was het dansen en het spelen immers beperkt gebleven tot de niet zo goed aangeschreven buurten. Dat het eerder dit sociale aspect was dat de populariteit van de tango in de weg stond en niet zozeer de muziek zelf, bleek duidelijk uit het feit dat tijdens het carnaval er wél overal tango werd gedanst. Men was immers gemaskerd en op die manier kon men er niet door « gestigmatiseerd » worden. Kortom, de functie die carnaval altijd en overal reeds heeft gehad : een uitlaatklep.
Daarnaast speelde ook de sociale onrust in het begin van deze eeuw een rol. Om immers wat stoom van de ketel te laten, werd vanaf 1912 de tango ook in openbare gelegenheden gedoogd. De orkesten werden groter, er ontstond zelfs een eerste soort vedettencultus die zich bij de aanvang (ook weer vergelijkbaar met de geschiedenis van de big band-jazz) vooral concentreerde op orkestleiders (Francisco Canara, Julio de Caro, Osvaldo Fresedo… ).
In het begin van de jaren dertig, toen de populariteit van de tango op haar hoogtepunt was, verschoof de belangstelling naar de zanger. Het idool bij uitstek was Carlos Gardel, waarvan gezegd wordt dat het een Rudolph Valentino-achtige figuur was.
Tien jaar eerder had de Italiaanse gigolo Rodolpho Guglielmi di Valentino d’Antonguolla immers op het witte doek een Hollywood-versie van het tangofenomeen laten zien. Het grappige was dat Valentino eigenlijk homofiel was. Dat wordt ook van Carlos Gardel gezegd, die zijn succes zelfs zou te danken hebben gehad aan dagelijkse plugging door zijn vriendje, een Argentijnse radiomedewerker. Dat is in zoverre grappig omdat de tango, na de java, toch wel de meest macho-dans uit de geschiedenis is. Hoe dan ook, net zoals Valentino stierf Gardel (in 1935 bij een vliegtuigongeluk) op het hoogtepunt van zijn roem, wat zijn legende uiteraard nog meer ingang deed vinden.
Door de belangstelling voor de zangers kwamen natuurlijk ook de teksten meer in de schijnwerper te staan. En die waren niet mis. Gezien de sociale contekst waarin ze meestal waren gegroeid, werden er immers soms spijkers met koppen geslagen. De teksten van Discepolo b.v. waren zelfs onder het militaire regime dat aan Alfonsin voorafging nog verboden! Daaruit echter concluderen dat de tango strijdmuziek zou zijn, zoals wij linksen wel eens al te snel geneigd zijn om te doen, is op z’n zachtst gezegd een beetje overdreven. Kenners schatten het aandeel van « strijdbare » tango-teksten op ongeveer één vijftigste van het geheel.
Dat wil dan anderzijds ook weer niet zeggen dat die 98% andere teksten allemaal varianten waren op het « ik hou van jou, ik blijf je trouw »-schema. Er zaten b.v. nogal wat poëtische werkjes tussen. Zelfs grote namen uit de literatuur zoals Jorge Luis Borges of Romero Manzi achtten het niet beneden hun waardigheid om een tango-tekst te plegen.
HEROPLEVING
In de jaren veertig begon de populariteit van de tango evenwel te dalen en dat onder invloed van het « Amerikaanse cultuur-imperialisme », vooral afkomstig uit Hollywood. Juan Peron die met zijn echtgenote Evita uiteraard goed geplaatst was om te beseffen welke greep de tango nog altijd had op de « basis » heeft dit aspect van volkscultuur nog wel gestimuleerd, maar men kan toch stellen dat bij het begin van de jaren vijftig exotische ritmes als de rumba, de conga of de mambo de tango naar de achtergrond hadden verdrongen.
Het duurde tot in de jaren zeventig vooraleer er sprake was van een heropleving van de belangstelling voor tango. Opnieuw was de bakermat Parijs, maar deze keer lagen echte Argentijnen aan de oorsprong ervan, die veelal om politieke redenen hun vaderland waren ontvlucht. Hun muziek was bovendien geen voortzetting van de « schmalzerige » tango’s zoals die in Nederland b.v. door het orkest van Malando populair waren gemaakt, neen, enerzijds gingen zij terug naar de roots en anderzijds vermengden zij het tango-genre met een avant-garde inbreng zowel uit de klassieke muziek als uit de jazz. Dat had echter wel als gevolg dat de tango-muziek nu vooral in intellectuele middens populair werd, ja zelfs een beetje elitaire en snobistische trekjes ging vertonen.
Grote namen zijn er anders genoeg. Astor Piazzola belandde zelfs met zijn « Libertango » in de hitparade, zij het dan in een bewerkte versie door Grace Jones (« I’ve seen that face before »). Daarnaast zijn er nog Juan José Mosalini en het Cuarteto Cedron, dat o.m. op het r.v.-feest een enorm succes oogstte. En natuurlijk mogen wij ook Susana Rinaldi, de diva van de tango, niet vergeten, evenmin als onze « eigen » Dirk Van Esbroeck, Juan Masondo en Alfredo Marcucci.
En in 1988 was er dus ook de productie « Por Amor del Tango » van het danscentrum d’Oude Kapel onder de leiding van Jetty Roels. Omdat er evenwel niets frustrerender is dan gewoon te zitten kijken naar mensen die tango dansen, werd de hele geschiedenis van deze muziek, zoals wij ze daarnet hebben uiteengezet, ook op scène gebracht met de medewerking van het Multatulitheater. Ongetwijfeld heeft Roels daarbij de reusachtige bijval voor ogen gehad die dit amateurtheater twee jaar geleden heeft geoogst met zijn bewerking van « Le bal », het toneelstuk dat vooral via de filmversie van Ettore Scola algemene bekendheid heeft verworven.
Helaas, waar « Le bal » wel degelijk een theaterstuk is, ook al wordt er geen bal in gesproken, dan is « Por Amor del Tango» dit zeker niet. Het geschiedenislesje wordt vrij bloedloos afgehaspeld in ongemeen slechte dialogen (zowel de écriture als de manier waarop ze ten gehore worden gebracht). Daarbij wordt vooral de nadruk gelegd op het « spectaculaire », zoals dat dan heet, maar men verwart daarmee de kwantiteit van het aantal mensen op de dansvloer met de kwaliteit. Vooral bij de « gelegenheidsdansers » (de acteurs dus) was de vraag « can Europeans dance the tango ? » meer dan het overwegen waard.
Ook van een « kleurrijk schouwspel » kan men moeilijk gewagen, aangezien de voorkeur werd gegeven aan een egaal zwarte inkleding, een pijnlijk witte inleiding niet meegeteld. De zwarte kledij mag dan nog zeker een begrijpelijke keuze zijn, net zoals bij de muziek zelf raak je er na enige tijd op uitgekeken. Die avond hebben wij alleszins een dosis tango’s moeten slikken die groot genoeg was om ons een tijdje zoet te houden. Bovendien begrijpen we ook wel dat een aantal platen historisch waren, maar een groot gedeelte van het gekraak en het geruis moet bij een betere opname toch wel weggewerkt kunnen worden.
Dit alles, plus het feit dat de spelers zichzelf bij de aanvang bloedserieus namen, maakte dat de lach meteen in de lucht hing. Men was dus « parti du mauvais pied » wat voor een dansproductie toch wel erg is! Na de pauze werd het beter, precies omdat men wat meer aan zelfrelativering ging doen en in humoristische scènes zoals bij Rudolf Valentino of paus Pius X de lach op die manier in juiste banen werd geleid.
Alhoewel het de bedoeling is dat deze productie op reis zal gaan, ligt men nu een beetje stil, juist vanwege de moeilijkheid zo’n grote groep, die het ten slotte toch allemaal in z’n vrije tijd moet waarmaken, bij elkaar te houden. Misschien kan deze kans worden aangegrepen om de productie nog eens te her-denken. De « democratie » in het amateurwereldje dat iedereen die wil meedoen ook mag meedoen is nu eenmaal niet de juiste weg om tot een homogeen product te komen. Laat de acteurs acteren en de dansers dansen en niet andersom ! En laat verder nog honderd bloemen bloeien, maar geef ze niet te veel water…

Referenties
Ronny De Schepper, Tango: de blues van Buenos Aires, De Rode Vaan nr.6 van 1988
Ronny De Schepper, Tango in het bloed, Het Laatste Nieuws 9 maart 1996

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.