Vandaag is het 435 jaar geleden dat Ferdinand Verbiest in Peking van zijn paard viel en stierf. De eenvoudige boerenzoon uit Pittem kreeg een staatsbegrafenis en werd opgebaard in een mausoleum dat werd betaald door de Chinese keizer. “Plus est en vous” is de slagzin van de Jezuïeten en Ferdinand is daarvan wel een goed voorbeeld. Hij trok immers naar China om deze “heidenen” tot het christelijke geloof te bekeren. Alhoewel dit niet helemaal een succes is geworden, werd hij toch zeer gewaardeerd door keizer K’ang-si. Voor diens zoontje ontwierp hij zowaar een speelgoedautootje op stoom en als mandarijn had hij nog tal van andere verdiensten, maar het is vooral als getuige van het doordringen van de barokmuziek in China dat ik hem hier nu wil gedenken.
In 1601 had pater Matteo Ricci, de eerste Jezuïet in Peking, immers de barokmuziek in het oosten geïntroduceerd, via een clavecimbel dat hij had meegebracht. In 1608 gaf hij zelfs een liedboek uit in het Chinees. De teksten hebben overleefd, de muziek helaas niet.
Barokmuziek werd nochtans volop aangewend in de bekeringsijver, zoals we dus vernemen van niemand minder dan “onze” pater Verbiest, die in 1680 de lof zingt van het orgelspel van zijn collega Tomas Pereira. Dat orgelspel lokte de Chinezen in drommen naar de kerk. Pereira gaf ook les in westerse muziek aan het hof van keizer Kangxi (1654-1722), wiens vrouwen dan ook clavecimbel konden spelen en wiens eunuchen zongen in de traditie van westerse castraten. Maar dan wel homofoon, want aan polyfonie hadden (en hebben?) de Chinezen een gloeiende hekel: waarom wil men in ’s hemelsnaam meerdere melodieën tegelijk spelen of zingen, vroegen ze zich af.
Dat je op een clavecimbel tegelijk een discant- en een basmelodie kon spelen, zou volgens de Jezuieten (die wel vooringenomen waren wat de westerse superioriteit betreft) echter tot verwonderde bewondering aanleiding hebben gegeven. Andere Jezuieten speelden cello, viool, fluit, fagot en theorbe.
Daarmee speelden ze overigens ook Chinese muziek, zoals we kunnen afleiden uit de transcripties van pater Joseph-Marie Amiot (geboren in Toulon in 1718, in Peking gearriveerd in 1750, daar gestorven in 1793). Bewerkingen zoals deze werden overigens reeds sinds 1735 ook naar het westen gestuurd. Het betreft wel ontspanningsmuziek, want de muziek van de keizerlijke of religieuze ceremonieën mocht niet getransponeerd worden.
Net als de westerse vorsten wenste Kangxi echter ook een hofcomponist en daarom werd Teodorico Pedrini (1671-1746) met die opdracht naar China gestuurd. Hij miste echter zijn boot en, ongelooflijk maar waar, kwam zo in een maalstroom van avonturen terecht (o.a. in Amerika), zodat hij pas tien jaar na zijn vertrek (1711 i.p.v. 1701) op zijn bestemming aankwam! Gelukkig had de pater een sterk gestel, zodat hij na Kangxi nog twee andere keizers kon dienen/onderwijzen, Yong Zheng en Qian Long. Omdat hij pater was, gebruikte hij (zie afbeelding) wel het doorzichtige pseudoniem Nepridi voor zijn composities. Alhoewel hij geen Chinese invloeden in zijn oeuvre verwerkte, klinkt het toch een beetje “vreemd”, omdat hij door zijn isolement begon af te wijken van de Corelli-traditie waarin hij was grootgebracht.
Ronny De Schepper
Een paar voorbeelden van werk van Pedrini: