Aan de viool worden in de volksmond vaak toverkrachten toegeschreven, wie er goed kan op spelen heeft zogezegd een pact met de duivel afgesloten. Denk hierbij zowel aan Nicola Paganini, die vandaag 240 jaar geleden werd geboren, als aan de country-song “The devil came from Kansas”.
Nicola Paganini was een fabuleus violist uit Genua die reeds op 8-jarige leeftijd ook voor dat instrument componeerde. Op 16-jarige leeftijd was hij al zo aan gokken verslaafd dat hij zijn viool moest verpanden. Op 31 jaar verliet hij het hof van zijn maecenas de prins van Lucca om rondreizend concertvirtuoos te worden. Zo dirigeerde hij op 24 februari 1821 de creatie van de Rossini-opera “Matilde di Shabran” in Rome. Niet alleen verving hij de zieke dirigent en eerste violist, hij nam ook een belangrijke hoornsolo voor zijn rekening. Zijn optredens leidden tot hysterische taferelen à la Beatlemania en ook de spin-off industrie draaide goed: Paganini-kleren, -hapjes, -wandelstokken en -tabaksdozen. Zijn bezeten spel gekoppeld aan een liederlijke levenswandel deden echter ook die duivelsmythen over hem ontstaan. Hijzelf gaf die verhalen nog voedsel door fantastische vrouwenhistories. Eén keer wordt hij zelfs in een klooster betrapt. Met zijn skeletachtige reusachtige uiterlijk en zijn lange haren werd hij op affiches als een soort van demon afgebeeld. Dat een en ander afkomstig was van een langdurige ziekte werd er niet bijverteld. En evenmin dat hij zijn geld als multimiljonair in een casino had belegd wat bij het failliet daarvan hem naar het bankroet leidde. Op dat moment was zijn muzikale faam ook al gaan tanen. Niet zozeer omdat hij aan kwaliteit had ingeboet (zijn voor- en tegenstanders splitsen zich immers op in het al dan niet houden van zijn “show”, ongeveer zoals bij Nigel Kennedy op dit moment), maar wel omdat hij als “vrek” bekend stond, niet alleen omwille van zijn hoge gages (die hoge entreegelden vereisten), maar ook omdat hij weigerde aan benefietconcerten (Live Aid?) mee te werken (een uitzondering: aan Berlioz gaf hij geld om zijn “Symphonie fantastique” af te werken). Niet te verwonderen dus dat iemand met zo’n karakter zelfs op zijn sterfbed nog ruzie maakte met de priester, zodanig dat hij zonder de laatste sacramenten stierf. Pas vijf jaar later kreeg zijn zoon de toelating om hem op gewijde grond te begraven.
Ronny De Schepper