Vandaag is het 75 jaar geleden dat Albert Schilders politiecommissaris werd in Temse, maar wat nog belangrijker is: op dezelfde dag werd Gerard Van Moerkerke de nieuwe hoofdredacteur van De Rode Vaan.
Gerard Van Moerkerke was als student reeds “buitenland-medewerker” aan de Rode Vaan in de periode dat ze de naam “Het Vlaamsche Volk” droeg. Dat wil dus zeggen in 1937, toen Jef Van Extergem de leiding in handen had. Maar tijdens de Tweede Wereldoorlog verliest de Communistische Partij van België tweeduizend van haar leden in de nazi kampen: één op vijf partijleden. En vijfduizend KP leden keren pas na mei 1945 uit de concentratiekampen terug naar huis. Kort na de Tweede Wereldoorlog is het dan ook alle hens aan dek en wordt Gerard Van Moerkerke meteen tot hoofdredacteur gebombardeerd. Hij wordt echter ziek en moet een tijdlang van zijn functie worden ontheven. Op 1 oktober 1947 hervat hij echter en nu zal hij hoofdredacteur blijven tot in 1960. Vanaf 1954 was hij daarnaast ook politiek directeur.
GEDISCIPLINEERD
“Wij waren een partijkrant, meer dan dat later het geval was,” zegt hij. “Bij ons was het op een striktere manier, meer disciplinair. Wij dienden de mening van de partij weer te geven en eventueel moest uw eigen mening, die nu en dan al eens naar boven kwam, worden afgeremd. Zo herinner ik mij het verhaal over een artikel van Louis Paul Boon over de ravitaillering. Ik was er zelf op dat moment weliswaar niet bij en kan dus niet instaan voor de authenticiteit, maar het lijkt mij wel dicht bij de waarheid te zijn.”
“Toen Boon zijn artikel aan de redactiesecretaris gaf, vond deze dat de conclusie eigenlijk niet juist was en hij herschreef die. Nadien kwam het in handen van de hoofdredacteur en deze vond de aanhef niet goed. Ook dit werd dus herschreven. Toen het artikel uiteindelijk op de drukkerij terechtkwam, bleek het te lang te zijn voor publicatie en de monteerders gooiden het middenstuk eruit. En wat verscheen was dus zogezegd het artikel van Louis Paul Boon over de ravitaillering…” (*)
“Tussen haakjes, dit doet geen afbreuk aan de journalistieke waarde van een artikel,” voegt Gerard er in alle ernst aan toe. “Maar we waren dus een partijkrant en dat werd streng nagegaan, zowel door persoonlijke contacten die de hoofdredacteur had met de leiding van de partij, als op de dagelijkse redactievergaderingen waarop telkens heel grondig werd besproken voornamelijk wat de gebreken waren van wat verschenen was. Er werd veel minder gesproken over wat goed was gedaan. Dat is altijd zo het geval. Dat was dus een vergadering met een zeer kritische inslag, maar dan een kritische inslag die voornamelijk van boven kwam.”
– En de kritiek “van onderen”, vanuit de basis dus, positief of negatief, hoe zat het dààrmee?
Gerard Van Moerkerke: Dat was een ander probleem. Je zou het misschien zó kunnen stellen: ons lezerspubliek was zodanig partij-georiënteerd dat die kritiek… ik zou niet zeggen omzeggens nihil was, maar toch… zeer weinig tot uiting kwam. En àls er kritiek was, dan was dat meestal op afdelingsvergaderingen of federale congressen. Maar nogmaals, dat was dan een kritiek die zuiver politiek was. Soms werd er alleen eens gevraagd of we ons wat meer met sport zouden willen bezighouden of zo. Maar meestal ging het over tendenzen die zouden kunnen voorkomen en die niet zouden overeenstemmen met de politiek van de partij. Dat waren dan mensen die in het politieke kader zaten en die van die vergaderingen gebruik maakten om te zeggen wat op hun maag lag. Dàt gebeurde namelijk geregeld. En dat was dan ook vaak een aanleiding om de redactie tot zelfkritiek aan te zetten.
– Mag ik hieruit afleiden dat het overgrote deel van het lezerspubliek uit arbeiders bestond?
Gerard Van Moerkerke: Zeer zeker. Dat was ook onze doelgroep. We hechtten ook wel belang aan bepaalde problemen in verband met de middenstand en met de boeren, maar veel invloed hadden we daar toen niet en later trouwens ook niet. We trachtten hen nochtans diets te maken dat zij onze natuurlijke bondgenoten waren, dit allemaal volgens de orthodoxie van de communistische optiek en de communistische leer. Maar om dat waar te maken, dat was een ander paar mouwen.
– Heeft u in uw carrière specifieke ups and downs, zeg maar fluctuaties van het publiek meegemaakt?
Gerard Van Moerkerke: Neen. Hogere oplagen kan ik niet citeren, het waren altijd lagere oplagen. Na de oorlog zijn we sterk begonnen, met 70 à 80.000 nummers. Maar dan is de aftakeling steeds duidelijker geworden. Het bleek werkelijk dat zowel de politiek van de partij als de verwoording daarvan in de krant, niet tot de mensen sprak. Je kan gerust stellen dat telkens de prijs van de krant werd verhoogd, er een vermindering van tien tot vijftien procent van de lezers optrad. Daarna was er soms wel weer een lichte stijging, maar die kon nooit die tien of vijftien procent goedmaken. Wat met de andere kranten wel is gebeurd, veronderstel ik. Dat betekende dus duidelijk dat onze krant niet werd geapprecieerd door het publiek.
POLEMISCH
– Hoe was trouwens de verhouding tegenover de andere bladen?
Gerard Van Moerkerke: Die was zeer polemisch. Wij vielen immers àlle kranten aan.
– Maar dat is natuurlijk altijd op een dubbel vlak. In de krant zelf volgt men een bepaald beleid dat u automatisch in conflict brengt met de andere bladen, maar achter de schermen bestaat er toch vaak een collegialiteit over de ideologische grenzen heen. Wat dat bij jullie ook reeds zo?
Gerard Van Moerkerke: Ik zou zeggen, ja en neen. Wanneer bijvoorbeeld na de oorlog de gebeurtenissen in Tsjechoslovakije zich hebben afgespeeld en wij onze kandidaten voorstelden voor de Vereniging van Beroepsjournalisten, dan zijn die geweigerd. Dat kwam dan vooral uit de kringen van de katholieke kranten. En het heeft wel een hele tijd geduurd, vooraleer we weer enkele mensen hebben kunnen doen opnemen in die vereniging. En toen dat eindelijk van de baan was, hadden we Hongarije en dan ging de poort weer voor een jaar dicht. Maar op het persoonlijke vlak hadden we inderdaad wél interessante contacten. Zo bijvoorbeeld in de sport, in de filmwereld, in de journalistenvakbond die aangesloten was bij het ABVV enzovoort. Op die manier werd de oppositie vaak gemilderd door de persoonlijke contacten. Zodanig zelfs dat we medestichter waren van de Vlaamse Journalistenbond.
– Hadden uw redacteurs destijds specifieke bevoegdheden?
Gerard Van Moerkerke: Dat is moeilijk te zeggen. Zeker in de beginperiode na de oorlog was de krant zeer beperkt door de papierrantsoenering en buiten een paar speciale rubrieken als sport en cultuur kan je dan ook niet beweren dat er een echte taakverdeling was. In die periode waren er overigens geen geschoolde journalisten bij. Het waren over het algemeen zeer jonge mensen die uit het verzet waren gekomen en die voor de eerste maal in hun leven met echte journalistiek te maken kregen. Ikzelf was zowat de enige die er enig benul van had, omdat ik vroeger voor “Het Vlaamsche Volk” had gewerkt. De meeste artikels moesten dan ook herschreven worden, omdat ze in een onmogelijke stijl waren geschreven. Het was een journalistiek van bloed en tranen. Iedere keer moest een collaborateur worden kapotgemaakt, want anders was het geen goeie krant. Maar die mensen hebben hun vak geleerd met de tijd en uiteindelijk zijn er een paar uitstekende journalisten uit te voorschijn gekomen, zoals Lode De Pooter, Maarten Thijs en Raymond De Smet.
Toen de beperking op het papier werd opgeheven, werd de krant verruimd en werden er wel specifieke taken uitgedeeld. Nochtans speelde de opheffing van de rantsoenering vooral in de kaart van de zeer rijke kranten en dat is dan ook een van de redenen geweest waarom we die trend niet hebben kunnen volgen. Wij waren dus een arbeiderskrant en richtten ons tot een ik zou zeggen beperkt publiek, maar wel een geschoold publiek, politiek geschoold. Die aftakeling van De Rode Vaan viel trouwens samen met de neergang van de communistische kranten in andere landen zoals Frankrijk, Nederland en Duitsland.
VRIJER
– De Rode Vaan anno 1981, wat zegt u dat? Bent u nog een trouw lezer?
Gerard Van Moerkerke: Dat niet, maar ik lees het blad nog voldoende geregeld om te kunnen zeggen dat ik nu en dan zeer verbaasd ben. Ik moet vaststellen dat ik die enge partijlijn niet meer terugvind. Ik kan u zeggen dat wat in 1981 gebeurt in mijn tijd niet mogelijk was (lacht). Dat moogt ge gerust weten. Wij waren heel wat strakker in het volgen van de politieke lijn. Ik zeg niet dat dit juist of verkeerd is, ik stel alleen maar vast dat jullie een formule hebben die afwijkt van wat ik als de traditie van de communistische journalistiek zou bestempelen. Ik wil niet zeggen dat jullie de partijlijn niet verdedigen, hé! Dat is de kwestie niet. Maar het gebeurt heel wat vrijer en je kunt gelijk hebben.
– Het grootste gedeelte van dit gesprek hebben we uiteraard besteed aan het verleden, met de vorige vraag waren we bij het heden beland, maar om te besluiten misschien een blik in de toekomst? Heeft u wensen of suggesties voor ons blad? Niet alleen op basis van uw vroeger werk op de Rode Vaan, maar ook op basis van uw algemene journalistieke ervaring, zoals u die later ook nog bij Belga hebt opgedaan?
Gerard Van Moerkerke: Ik geloof dat ondanks die wijziging die zich in de loop der jaren heeft voorgedaan in de Rode Vaan de problemen in essentie nog altijd dezelfde blijven. Dat merk je bij de andere kranten ook. Wil je een massakrant worden, dan moet je ook schrijven in de stijl die de massa aanvaardt. Dan moet je je bezig houden met problemen waarvan de massa wenst daarmee bezig gehouden te worden.
Dat is een strijd die reeds in mijn tijd werd gevoerd. Om van een krant een leefbare krant te maken, moet men meer aandacht besteden aan sport en ook aan cultuur, maar dan aan de – ik zou zeggen – volkse cultuur. Niet de politieke cultuur, maar meer faits divers. Dat is steeds de aanleiding geweest tot eindeloze discussies, ook in mijn tijd, zonder dat er ooit een oplossing uit de bus is gekomen. Ik geloof dat jullie daaraan een bepaalde oplossing trachten te geven, maar ik geloof niet dat het de definitieve is.
Wanneer jullie er bijvoorbeeld niet in slagen zelf een assisenzaak naar voren te brengen – en dat kan je dan gerust ook wat meer politiek doen – dan zullen jullie altijd een elitaire krant blijven. Voor zeer elitaire mensen. Politiek elitair, hé! Alhoewel er zeer zeker op dat gebied een wijziging in goeie zin is vast te stellen, is ze nog altijd heel, héél gering. Maar dat is natuurlijk mijn strikt persoonlijke mening…
Gerard Van Moerkerke overleed in 1985…
Referentie
Ronny De Schepper, “Een journalistiek van bloed en tranen”, De Rode Vaan nr.5 van 29 januari 1981
(*) Dit interview werd geciteerd in ‘Memoires van Boontje’ (Prive-Domein) in voetnoot 79 (met dank aan Jonathan De decker)

