Het is vandaag al 45 jaar geleden dat de Kempense wielrenner Louis Verreydt (tweede van links op bovenstaande foto) op veel te jonge leeftijd is overleden.
Louis Verreydt was beroepsrenner van 1972 tot 1975 en hij won een viertal regionale wedstrijden, waaronder Dwars door België in 1974. Maar zijn belangrijkste overwinningen behaalde hij bij de toenmalige liefhebbers. Zo won hij in 1971 Parijs-Roubaix bij de min 23-jarigen (*). En vooral: in 1971 werd hij wereldkampioen ploegentijdrit over een afstand van 100 km. In Mendrisio behaalde hij de titel samen met Ludo Van Der Linden, Gustaaf Hermans en Gustaaf Van Cauter.
“Is ploegentijdrit vervloekte discipline?” vroeg het Nieuwsblad zich af naar aanleiding van een wereldkampioenschap in die discipline waarin onze landgenoten alweer een belabberd figuur hadden geslagen. Harry Van den Bremt bracht in herinnering dat een traditionele wielernatie als België slechts éénmaal erin geslaagd was het hoogste trapje van het podium te beklimmen en dat was in 1971. De titel werd behaald door Louis Verreydt, Ludo Van Der Linden, Staf Van Cauter en Staf Hermans, terwijl Marc Demeyer, Freddy Maertens en Pierre Bellemans als leden van de wegploeg volledig dezelfde voorbereiding had meegemaakt.
Het jaar daarop behaalde een licht gewijzigde ploeg (Ludo Delcroix had de plaats van Van Der Linden ingenomen) ook nog een bronzen plak op de Olympische Spelen van München, maar deze hebben ze nooit ontvangen omdat ze als vierde waren aangekomen en als dusdanig niet voor de dopingcontrole waren opgeroepen. De bronzen medaille was nochtans vrij gekomen omdat de Nederlandse ploeg werd geschrapt naar aanleiding van een positieve controle van één van de renners.
Niet minder dan vier van de acht hoger genoemde Belgen zijn ondertussen reeds overleden zijn. Zowel Demeyer (**), Verreydt als Van Der Linden (+1983) werden nog geen 35 jaar oud. Bellemans stierf zelfs reeds in 1972 op 23-jarige leeftijd. Van Cauter en Hermans hebben nadien de fiets quasi onmiddellijk aan de wilgen gehangen. Zijn ze precies dààrom nog in leven?
Ronny De Schepper
(*) Zo staat het op Wikipedia, maar ik vraag me af of in de tijd dat er nog een onderscheid werd gemaakt tussen amateurs en profs, men werkelijk jonger dan 23 moest zijn om hieraan te mogen deelnemen…
(**) Oorspronkelijk stond ook Marc Demeyer (31) in mijn lijstje van “hartdoden” maar in Het Nieuwsblad van 9/4/2010 kon men lezen dat hij zelfmoord heeft gepleegd. Uit een discussie op Wielerarchieven blijkt dat dit bij insiders al langer was geweten.

Ronny,
Ik citeer “Van Cauter en Hermans hebben nadien de fiets quasi onmiddellijk aan de wilgen gehangen. Zijn ze precies dààrom nog in leven?”. Van Cauter stopte eind 74 en Hermans eind 75.
Dit is niet vast te stellen. Louis Verreydt stopte ook al in 1974.
Feit is wel dat er toen veel minder gecontroleerd werd op aangeboren hartafwijkingen. Nu heb je meer renners die het signaal krijgen dat ze hun carrière beter beëindigen of dat ze een hartoperatie moeten ondergaan.
Jammer genoeg is het zo dat jonge sporters soms komen te overlijden door een niet vastgestelde hartafwijking.
De link met doping wordt heel gemakkelijk gemaakt en ik ga ook niet ontkennen dat er toentertijd het een en het ander misliep (zie o.a. de disqualificatie van de Nederlanders). Of dit een rol gespeeld heeft kan ik niet bepalen. Enkel de renners weten wat ze al of niet genomen hebben.
Dat de 100 km een zwaar nummer was is geweten. Dat het een carrière-breker (of zelfs een rennersdoder) is heb ik in een eerdere reactie al eens trachten te weerleggen.
Het is niet omdat je in de 100 km ploegentijdrit een uitblinker bent dat je een toprenner wordt of zelfs een tijdritspecialist. Ik zou eerder stellen dat je een heel goede knecht kan worden die urenlang aan kop van een peloton kan sleuren samen met een paar ploegmaats.
Kijk ik naar de Olympische Spelen en meer bepaald naar de landen die profs konden leveren (dus niet de Oostbloklanden), dan zie ik maar een beperkt aantal toppers. Je hebt Zoetemelk, Gösta Petterson en Gerben Karstens. Verder nog Ludwig, Pijnen, Dolman maar dat is toch al subtop.
Op de WK’s zie ik ook niet veel toppers. Of het moet gaan over Ritter, Mortensen, Wagtmans, Perurena, Lasa, Zandegu, …
Jan
LikeGeliked door 1 persoon
Volgens mij is het een kwestie van “de kip en het ei”. Ik ben het eens als je zegt dat slechts “een beperkt aantal toppers” uitblonken in de discipline. De vraag is nu: deden de bonden opzettelijk geen beroep op mogelijke toppers of zijn juist een aantal mogelijke talenten gesmoord door de voorbereiding van deze keiharde discipline?
Of de discipline zelfs “een rennersdoder” mag worden genoemd, daarvoor verwijs ik nog eens naar mijn stelling wat de belasting voor de “derde” renner betreft. Voor de besten kan de discipline best te doen geweest zijn en ook de zwakste mocht ongehinderd afhaken als hij het niet meer aankon. Het is echter de “derde” renner, diegene op wie de tijd werd afgeklokt, die het meest in de problemen kon geraken. Het trieste voorval van de Deen Knud Enemark Jensen is hiervan het emblematische voorbeeld.
LikeLike