Het is vandaag al vijftien jaar geleden dat de Zweedse filmregisseur Ingmar Bergman is gestorven.

Bergmans vader was een luthers predikant waardoor hij opgroeide omringd door religieuze beelden en verhitte theologische discussies. Hij ging naar de Universiteit van Stockholm, waar hij interesse in theater en later ook in film kreeg. Dit laatste was o.m. het geval door de film “Ingeborg Holm” van Victor Sjoström uit 1913. Zelf debuteert hij pas in 1945 met “Hets” (Engelse titel “Frenzy”, in de VS “Torment”).
In de jaren ’50 en ’60 zal Ingmar Bergman zich een onnavolgbaar oeuvre bijeenfilmen met diepzinnige, vaak zwaarmoedige films. Films als “Ansiktet” (1959), “Wilde Aardbeien” en “Het Zevende Zegel” (beide uit 1957) katapulteerden de Zweedse cineast tot een ongekende hoogte, zeker voor de gevestigde, ‘ernstige’ filmkritiek. “Schaamte” vormt het orgelpunt van een trilogie die Bergman had ingezet met “Persona” (1966). De film vertelt het verhaal van een koppel kunstenaars, die een denkbeeldige burgeroorlog proberen te ontvluchten door hun toevlucht te zoeken op een eiland. Voor Bergman, die zich voorheen had gespecialiseerd in dramatisch geladen ‘kamerfilms’, is dit de ideale plaats om een ingewikkeld spel vol emoties en vernietigend wederzijds onbegrip op de toeschouwer los te laten. In films als “De Kale Nacht”, “De Zomernacht Lacht”, “Het Zevende Zegel”, “Wilde Aardbeien”, “Persona”, “Kreten en Gefluister” en “Fanny en Alexander” speelt het droomelement telkens een belangrijke rol.
Even leek het of Ingmar Bergman boven alle kritiek verheven stond, maar niemand minder dan “onze” Johan Daisne (die nochtans iets van “droomelementen” afwist) had een hekel aan de problematiek die Bergman steeds behandelde en hij ventileerde die kritiek ook openlijk in zijn essay “Bergman of… Barabas”. “Met het naoorlogse Italiaanse realisme kon Daisne nog om,” aldus Michel Apers die destijds zijn licentiaatsverhandeling voor de Germaanse Filologie had gemaakt met als onderwerp “De filmatieken van Johan Daisne”. “Maar met de opkomst van het existentialisme in de film, zoals ‘Als in een duistere spiegel’ van Ingmar Bergman, had hij het heel moeilijk. Hij spuwde die film echt uit en vergeleek hem zelfs met het Hollywood-bijbelepos ‘Barabbas’ van Richard Fleischer. Beide films zag hij in dezelfde week, en ze draaiden toevallig om hetzelfde thema: de afwezigheid van God bij Bergman, de boef die God ontdekt in de peplumfilm van Fleischer. Daisne gebruikte ‘Barabbas’ om Bergman af te breken. Dat was een ondenkbare vorm van filmkritiek in die tijd, maar hij dééd het.”
Helemaal anders reageerde dan weer Etienne Vermeersch : “Eind december 1958 verliet ik de jezuietenorde. Ik voel de me nadien erg onzeker. Enkele dagen later zag ik Het zevende zegel. Die film verwoordde alle existentiële vragen waar ik mee worstelde. Ik wist: er wordt geen betere film meer gemaakt. Toen ik acteur Max Von Sydow op het Filmfestival van Gent ontmoette, heb ik hem dat ook gezegd. Hij was gecharmeerd.”
Voor Vermeersch zit de kern van het werk van Ingmar Bergman vervat in de titel Als in een donkere spiegel: “Hij komt uit de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs: Nu zien we alles als in een spiegel, troebel, maar later zullen we de dingen helder zien. Je moet weten dat de spiegels toen vrij wazig waren. Wat Bergman wilde vertellen, is dat we de wereld nooit helemaal helder zien. Alles is ambigu. Het leven en de zin ervan blijven onduidelijk. Ook ons handelen en onze gevoelens.”
Etienne Vermeersch is Bergman altijd blijven volgen. Hij noemt hem even groot als Akira Kurosawa of Federico Fellini. Maar hun wegen zijn ergens toch gesplitst: “Ik heb via de rede antwoorden gevonden op de grote vragen, terwijl Bergman altijd een zoeker is gebleven. Dat heb ik niet goed begrepen. Waarom hij niet inzag dat je uit de wetenschappelijke kennis conclusies kunt trekken over thema’s zoals God of de onsterfelijkheid. Ik had het hem graag eens gevraagd.” (De Gentenaar, 30/9/2011)
Eind jaren tachtig hing Bergman de camera aan de wilgen. Maar als toneel‑, opera‑ en televisieregisseur liet hij nog veel van zich spreken. Zo speelde het Koninklijk Theater van Stockholm zijn enscenering van “De Tijd en de Kamer”, een stuk van Botho Strauss. Datzelfde gezelschap toerde ook door de wereld met door Bergman geregisseerde producties als “Peer Gynt” en “Markies de Sade”. Niet zolang daarna zond de Zweedse televisie “De Bacchanten” uit, Bergmans opera‑versie van een tragedie van Euripides. Onrechtstreeks blijft de 75‑jarige Zweed ook op filmgebied actief. Hij schreef immers het scenario van “The best intentions” van Bille August en van “Zondagskinderen” van (zoon) Daniel Bergman, twee films uit 1992 die internationaal op veel bijval werden onthaald.
Op het moment van zijn overlijden was Ingmar Bergman de schoonpapa van Henning Mankell. En, jawel, hij bleek een fan te zijn van het oeuvre van zijn schoonzoon, maar Mankell praat daar niet graag over omdat hij zijn privésfeer wil beschermen.

Ronny De Schepper

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.