Vandaag is het negentig jaar geleden dat het eerste wereldkampioenschap op de weg voor profs (*) werd verreden (op de Duitse Nürburgring). De winnaar werd Alfredo Binda. Tegelijk met de profs werd ook het WK voor amateurs gereden en de winnaar was een Belg: Jan (of Jean) Aerts. Maar dat had heel wat voeten in de aarde. Jan De Smet doet het verhaal…
In het boek ‘Onsterfelijke Wereldkampioenen Wielrennen’ van Jos Van Landeghem, p.47 staat er: ‘Voor de Nurnburgring, waarop de allereerste wereldkampioenschappen-op-de-weg voor profs werd verreden en de liefhebbers samen met hun grote broers van start moesten (allereerste officiële “open” wedstrijd) werd Aerts niet aangeduid door de selectieheren van de KBWB. Jan droeg nochtans – net als het seizoen daarop – de nationale trui. Alleen dank zij de vrijgevigheid van zijn Nonkel Miele, zelf ooit een befaamde wielervedette, reisde de Belgische kampioen toch naar het Eiffelgebergte.’
In het boek ‘Van Nurburgring tot Zolder’ van René Jacobs en Hector Mahau staat dan weer op p. 21: ‘Voor de eerste keer “open” sinds 1921 betwistten de amateurs jaarlijks hun Wereldkampioenschap maar de profs moesten wachten tot 1927 om hun kampioen te kronen. Voor de gelegenheid besliste de UCI een wedstrijd te organiseren naar rata van zes renners per land behorende tot de 2 categorieën, met dien verstande dat er enkel een titel zou toegekend worden aan de winnaar, om het even of hij prof of amateur was. Zo zat de formule ‘open’ in elkaar. Binda werd dus de eerste profwereldkampioen, terwijl Aerts, eerste amateur, erkend werd als “wegkampioen van de UCI”. Allicht heeft Aerts recht op een plaats op de erelijst van de Wereldkampioenen amateurs.’
België schreef 5 profs in (Gérard Debaets, Georges Ronsse, Félix Sellier, Jules Van Hevel en René Vermandel). En daarnaast, op eigen initiatief, Jean Aerts.
In de galerij der wielerkampioenen staat ook dat, ondanks dat hij Kampioen van België was, de BWB hem niet wou afvaardigen. “Ge gaat op uw kosten”, zegde nonkel Emiel, en ze vertrokken.
Opmerking van mezelf. Ofwel kon de KBWB niet beslissen welke amateur ze zouden kiezen (maar waarom dan geen 6de prof?), of de verplaatsingskosten liepen te hoog op en kreeg Aerts de wenk zelf voor ‘sponsoring’ te kijken, of, en misschien het meest waarschijnlijk, Aerts stond bekend als een ‘flyer’ en de Nürburgring werd aanzien als een zware omloop (alle 5 de Belgische profs gaven op) en kreeg hij, of nonkel Miel, de hint dat als hij er zelf geraakte, hij mocht meedoen.
Nonkel Emiel Aerts was meer een zesdaagserenner (ploegkoersen en tandemwedstrijden waren zijn specialiteit). Hij won o.a. 7 Six, werd 4 x 2de en 2 x 3de. Hij won de Six van Brussel in 1922 (met Piet van Kempen), in 1924 (met Pierre Rielens) en in 1925 nogmaals met Piet van Kempen. De Six van Parijs in 1922 en 1924 met Georges Sérès sr. en in 1927 met Reginald Mac Namara. In 1925 won hij ook die van Berlijn met Walter Rutt (4002 km 410 m).
Jan De Smet
(*) Voor amateurs was dat reeds het geval sinds 1921 in Kopenhagen (gewonnen door de Zweed Gunnar Sköld).