Bernard van Causenbroeck heeft met zijn boek Herman Vos – van Vlaams-nationalisme naar socialisme een lofwaardige en, naar wij menen, een geslaagde poging ondernomen om klaarheid te scheppen in de gespannen verhoudingen tussen katholieken en vrijzinnigen, links en rechts in de Vlaamse Beweging en vooral dan in het activisme.

De figuur van Herman Vos, die vandaag zestig jaar geleden is overleden, is een bijzon­der geschikt medium om die relatie te illustreren. Hij is een Antwerpse volksjongen uit de havenbuurt, die in het atheneum van Antwerpen in op­stand komt tegen de verfransing en daar gelijkgestemde scho­lieren vindt als Leo Picard en Antoon Jacob. Aan dat zelfde atheneum studeerden in die jaren Paul van Ostaijen, Herman van den Reeck, Lode Craeybeckx, Eugène de Bock en Hendrik de Man. Vos, anno 1889 geboren in een katho­liek gezin, wordt vrijzin­nig, kiest voor een soort anarchisme, dat we ook bij de jonge Paul van Ostaijen terugvinden. Hij kiest voor de activistische beweging tijdens WO I, maar trekt zich terug uit de Raad van Vlaanderen, als die de onafhanke­lijkheid van Vlaanderen pro­clameert. Hij wordt na de oorlog tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld en treedt later toe tot de Front­partij, die Vlaams en pacifistisch is. Als de Vlaams-nationa­listen in de ban van het fascisme geraken en het VNV wordt opgericht, trekt Herman Vos zich terug. Hij treedt toe tot de BWP, propageert het plan-De Man, wordt senator. Na mei 1940 kiest hij voor het Verzet, waarin hij actief is bij de illega­le BSP en bij de inlichtingendienst van de Belgische regering in Londen, het Comité Gilles. Na de Bevrijding wordt hij minister van Open­bare Werken en in 1946 minister van Onder­wijs. Na 1947 trekt Herman Vos zich geleidelijk terug uit de politiek, die over­heerst wordt door de repressie en de koningskwestie. Hij over­lijdt in 1952. Dit is een summier overzicht van een zeer actief en vruchtbaar leven. Ontbreekt bijvoorbeeld in ons résumé : de journalistieke carrière van Herman Vos (De Ploeg, De Schelde, Volksgazet). Onthouden we vooral dat Herman Vos zich vanwege zijn sociaal bewustzijn afzet tegen een conserva­tief flamingantisme en tegen de fascistoïde tendensen in de Vlaamse Beweging.

We hebben altijd moeite gehad om begrip op te bren­gen voor het activis­me, nadat we ons verdiept hadden in de ge­schiedenis van de eerste we­reldoorlog en vooral dan van de gruwelijke intocht van de Duitse bezetter in 1914. Ons onbe­grip is in gevoelige mate gemilderd door het besef dat in het activisme een belang­rijke sociale component bestond, een eis om ontvoog­ding, om democra­tische oplossingen.

Deze sociale component van de Vlaamse Beweging én van het acti­visme is een beetje in de verdrukking geraakt, omdat de ver­ontwaardiging over de collaboratie de analyse van het fenomeen Vlaamse Beweging vertroebeld heeft en omdat recht­se en roomse krachten de Vlaamse Beweging naar zich toe hebben willen halen, waarbij de rol van links en van de vrijzinnigen geminimaliseerd werd of gerecupereerd werd. De Franssprekende bour­geoisie, vooral dan de haute bour­geoi­sie, was een geduchte tegenstander van de ontvoogding van de veelal minder gegoede, ‘Vlaams’ sprekende meerderheid in het noorden van het land. De paradox dat sommi­ge Vlaamse leiders van huis uit Franstalig waren, versterkt deze stelling alleen maar. Het heeft zijn tijd geduurd, voor­aleer de geschied­schrijvers van de Vlaamse Beweging ook aandacht besteedden aan de inbreng van niet-roomse, linkse prominenten in de Vlaamse Beweging.

Het werk van de jonge historicus Bernard van Causenbroeck levert een imposante bijdrage aan deze herstelbeweging. Soms vraagt men zich af, waarom op deze of gene figuur uit het verle­den de schijnwerpers gericht worden, hoewel ze slechts een marginale rol gespeeld hebben in de geschiedenis. Wat Herman Vos betreft, mag men niet twijfelen: de man is ten onrechte in de vergetelheid geraakt en hij heeft mee de ge­schiedenis gemaakt van de Vlaamse Beweging en van het socia­lisme. Allicht is hij op de achtergrond geraakt, omdat hij niet gedreven werd door persoonlijke ambitie maar door het besef dat hij een dienende functie te vervullen had in dienst van het volk. In hedendaagse termen zou men zeggen, dat hij ‘zijn public relations niet verzorgd heeft’.

Tenslotte nog dit: Herman Vos bevond zich in het Atheneum van Antwerpen in het gezelschap van medescholieren die later een belangrijke rol zouden spelen in de politieke en culturele geschiedenis van ons land. Dat geldt ook voor Leo Michielsen, die tot de vol­gende generatie behoorde. Recentelijk, bij speurwerk naar de origines van de culturele beweging De Nevelvlek (1950-1958), stelden we vast dat alweer het Atheneum van Antwerpen een kweekschool was gebleken voor kopstukken van die beweging. Drie generaties lang heeft dit Atheneum kennelijk inspirerend kunnen werken. Dat feit mocht wel eens gereleveerd wor­den.

Jan Mestdagh (?)

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.